Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een bede om een bestendige woning in de onwankelbare God bij de wisseling des jaars

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een bede om een bestendige woning in de onwankelbare God bij de wisseling des jaars

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wees mij tot een Rotssteen, om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan. Psalm 71 : 3a.

In onze Bijbel staat boven deze psalm geschreven: "Bede om behoudenis in ouderdom". Maar de jeugd van deze dichter is door Goddelijke genade vernieuwd als eens arends jeugd. Want nóg zingt hij de heerlijkheid Gods en de lof des Meeren. Het is een psalm van David als één geheel met of als vervolg op de voorgaande psalmen. En naar wie zouden wij beter kunnen luisteren aan het begin van een nieuwjaar met alle zorgen en met alle strijd en verdrietelijkheden? Deze oude pelgrim blijft tot op het einde van zijn leven smeken in diepe afhankelijkheid van de Heere: "Wees mij tot een Rotssteen om daarin te wonen".

Wat een rotssteen is weten we. De dichter spreekt van het woestijnleven met daarin de geweldige massieve stenen gebergten. David kende uit eigen ondervinding de beschutting in deze rotsen tegen de stormen, tegen de geweldige slagregens en tegen de vijand die hem najaagde. En zó had de dichter ook zijn God leren kennen in de woestijn van dit leven.

Op de school der Goddelijke genade onderwezen had hij geleerd: Zonder Mij kunt gij niets doen.

Wat onze woning voor ons betekent, weten wij allen. In onze woning komen wij na een vermoeide dagtaak weer tot rust. Daar worden we getroost in ons verdriet. In uw woning behoeft ge u niet te schamen voor uw wenende ogen en uw treurende mond.

En nu smeekt de dichter: "Heere, wees Gy nu toch mijn woning". De dichter smeekt: "Heere, mag ik nu zo bij U schuilen als in zulk een rotssteen". Alleen in die bestendige woning des Allerhoogsten is de ware veiligheid, alleen in Zijn nabijheid is de ware beschutting voor de tijd en eeuwigheid.

Van nature zwerven wij allen buiten God en zonder God als ballingen in de woestijn van dit leven. Gods Woord leert het ons dat u en ik van nature verloren voor God liggen, zonder God in de wereld en zonder hoop voor de toekomst. En als de Heere daar onze ogen voor opent door de Heilige Geest, gaan wij dat ook zien met een geestelijk verlicht oog. Dan wordt dat bittere werkelijkheid in ons leven. Dan gaan we met smart zien en bewenen dat we buiten God staan en buiten die Steenrots. Dan gaan we erkennen dat wij God niet tot onze woning hebben, maar dat wij zonder God zijn in de wereld en dat door eigen schuld. Door onze rampzalige afval van de levende God zijn wij onze Schepper en Weldoener kwijt, voor eeuwig kwijt. En daarom gaat dat treurende hart en die onrustige ziel die Steenrots zoeken en alles in het werk stellen om een weg te vinden die hem tot God brengen kan. Zoeken en zuchten om een God voor het hart en een Borg voor zijn onsterfelijke ziel. Zoeken en vragen naar een weg om vrede bij God en met God te vinden. Een weg en een middel om de welverdiende straf te ontgaan en weder tot genade te komen. Want voor de hoogste Rechter kan de ziel niet anders dan zuchten: "O God, wees mij zondaar genadig". Maar alle wegen welke de mens aanwendt lopen uit in de dood met een geopende schuld in het recht Gods, Die betaling blijft eisen voor de zonde tegen de allerhoogste Majesteit.

Van ons uit is er geen weg meer tot God weder te keren. Nooit zal de mens weer tot God kunnen komen. Alleen Eén heeft de weg gebaand met Zijn gezegende komst in de wereld. En Hijzelf baant de weg in het hart van Zijn volk, dat als een verlorene leert waard worden eeuwig buiten die Steenrots gesloten te worden. Christus is de geslagen Steenrots, Die met Zijn gezegende bloedstorting de volle prijs heeft opgewogen en de schuld heeft betaald en alzo de Zijnen een oorzaak van eeuwige zaligheid is geworden. En in Zijn doorboorde handen en doorgraven voeten ligt de woning ontsloten van de Allerhoogste. Hij heeft de luisterrijke woning en de eeuwige heerlijkheid des Vaders willen verlaten. Hij wilde vrijwillig arm worden, daar Hij rijk was, opdat Hij de Zijnen door Zijn armoede met eeuwige rijkdommen zou vervullen.

Geen paleis ware waardig voor Hem te bouwen, doch zelfs in de herberg was voor de waarachtige God en het eeuwige Leven geen plaats. Armer en ellendiger kon het niet, om een arm en diep ellendig volk te verlossen. En dan wordt dat wonder van vrije genade onzegbaar groot, om die eeuwige God tot Woning te leren kennen en benodigen voor het tijdelijke leven, maar boven alles voor de grote dag der eeuwigheid. Alleen in die Woning van de Allerhoogste is de ware blijdschap en de bestendige rust "om geduriglijk daarin te gaan ".

O, zalig voorrecht om dagelijks bij de Heere te mogen schuilen in blijde dagen, maar ook met het kruis dat ons gedurig doet zuchten en met alle moeite en verdriet, gedurig als de zonde en schuld benauwen, ook die wij misdreven hebben in het jaar dat achter ons ligt.

Alleen in die Steenrots zijn wij veilig in het nieuwe jaar, bij alles wat kan ontvallen en teleurstellen.

Zonder die Steenrots in God, missen wij alles. En in die veilige beschutting van de eeuwige God, mogen Gods kinderen soms zelf temidden van de bitterheden van het leven wel eens zingen: "In de grootste smarten, blijven onze harten, in den Heer' gerust".

De dichter zegt: "Om geduriglijk in te gaan". Het wil ook zeggen, dat de toegang tot die Steenrots een geopende toegang is. U weet, dat niemand tot de koning der Perzen mocht naderen op straffe des doods. Maar boven de ingang van deze Steenrots staat geschreven: "Om geduriglijk in te gaan".

O, moge de zonden die er weer opgestapeld liggen in het snel vervlogen jaar ons uitdrijven tot die Steenrots.

Daarboven glinstert de gouden scepter der genade voor allen die Hem zoeken in hun zielsverdriet. Daarboven staat geschreven: "En roep Mij aan in de dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen en gij zult Mij eren". Want tot wien van het huis van jakob heeft Hij ooit gezegd: "Zoek Mij vergeefs? "

Verlene de Heere door Zijn genade bij de ingang van het nieuwe jaar als een arme en verlorene op de knieën van ons hart tot Hem geleid te mogen worden, tot Hem, Die alle gerechtigheid vervulde. De apostel heeft geschreven: "Want door Hem hebben beiden de toegang door één Geest tot de Vader". Christus alleen is de Weg, de Waarheid en het Leven. Hij is de Deur des hoop in het dal van Achor. Die als de meerdere Jozua Zijn volk leidt door de woestijn van dit leven. Hij is de Hoop der heerlijkheid, voor ellendigen en nooddruftigen, Die Zijn kerk in het strijdperk van dit leven beloofd heeft: "In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden".

Mogen deze woorden, welke Hij bezegelde met Zijn bloed, ook in het nieuwe jaar de Zijnen het hoofd uit de gebreken doen oprichten en met de dichter doen instemmen: "Want deze God is onze God, eeuwiglijk en altoos; Hij zal ons geleiden tot de dood toe". .1. .: •' .

Ds. J.M. Kleppe.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1989

De Saambinder | 12 Pagina's

Een bede om een bestendige woning in de onwankelbare God bij de wisseling des jaars

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1989

De Saambinder | 12 Pagina's