DE 34e BONDSDAG

7 mei 1981. Een zonnige voorjaarsdag. Bijna 2000 dames zijn naar „De Doelen" gekomen om de jaarlijkse bondsdag bij te wonen. Het gebouw is vrijwel gevuld als om 10.15 uur de morgenvergadering wordt geopend door ds. D. Hakkenberg. Onder begeleiding van de heer Arie J. Keyzer, die het prachtige Doelenorgel bespeelt, wordt psalm 68 : 10 en 17 gezongen. Ds, Hakkenberg leest vervolgens Filippenzen 3 : 10-21 en gaat voor in gebed.

Een speciaal woord van welkom wordt gericht tot de vrouwenvereniging „Lydia" te Zaandam, die zich met 15 leden bij onze bond heeft aangesloten. Vervolgens tot de sprekers en allen die aan onze uitnodiging gehoor hebben gegeven.

Openingswoord

Ds. Hakkenberg spreekt naar aanleiding van Filippenzen 3 : 20: Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk deHeere Jezus Christus.”

In deze dringende opwekking van Paulus spreekt hij een woord van bezinning tot een afdwalend mensdom. „Dit, bijbelgedeelte i's dus bestemd1 voor u en voor mij", zo zegtde predikant van Lisse.

De apostel richt zich hier tot de ware christenen, tot hen die in Sion geboren zijn, tot de levendgemaakten. Deze zijn verkoren in het welbehagen Gods en met Christus' bloed gekocht; het is de bruidsgemeente. Het zijn degenen die met Christus gestorven zijn, maar ook met Hem zijn opgestaan. Het is een Godgeheiligd zaad, dat in nieuwigheid des levens zal wandelen. Met het woord „wandel" wordt in dit verband bedoeld

Kollekte ter bestrijding van de onkosten

ons „burgerschap", ons „domicilie". Het is onze wijze van leven. Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. Hebt u Christus en Zijn verschijning lief gekregen? Dan zal ook uw wandel boven zijn.

Kennen wij de verborgen omgang? Doen wij biddende ons werk? Kunnen wij het Paulus nazeggen: Onze wandel is in de hemel? Dat geeft een stervend leven; een kort bij de hemel leven en ver van de wereld. Dan is ons leven met Christus verborgen in God. Ook op deze dag past het ons samen te wenen over onze wereldsgezindheid en jaloers te zijn op Henoch, die wandelde met God.

Na dit waarschuwende openingswoord wordt gezongen de bede uit psalm 17: „Wil mij voor struikelen bevrijden en ga mij met uw heillicht voor”.

Ons Koningshuis

Ook dit jaar worden er weer telegrammen verzonden, aan ons Koningshuis; nu naar H.M. Koningin Beatrix en H.K.H. Prinses Juliana, waarin we onze aanhankelijkheid betuigen en hen Gods zegen toewensen. In aansluiting daarop zingen we staande de coupletten 1 en 6 van het Wilhelmus.

Referaat

Ds. C. Vogelaar, predikant te Genemuiden, krijgt nu gelegenheid zijn referaat voor ons te houden, getiteld: „Het werk van de Heilige Geest”.

Op heel duidelijke wijze geeft ds. Vogelaar dit grondig: bestudeerde onderwerp weer. Kort samengevat behandelt hij daarin: Wie de Heilige Geest is, welk werk Hij verricht en op welke wijze. Vervolgens welke dwalingen er zijn betreffende Zijn Persoon en werk om ons tenslotte te wijzen op onszelf.

(In het volgende nummer van „Daniël" dat in de Pi riks ter week verschijnt hopen we uitgebreider op dit referaat int te gaan).

We zingen na het met grote aandacht beluisterde onderwerp: Verwerp mij van Uw Aangezicht toch niet; ai, laat van mij uw Heil'ge Geest niet scheiden (psalm 51 : 6).

Gedicht

„De Werkmeester des geloofs”

Evenals op onze vorige bondsdag heeft mevrouw F. van der Schoot.-van Dam een gedicht voor ons gemaakt. Op de haar geheel eigen wijze draagt zij het voor.

In zeventien verzen geeft zij hierin weer hoe de Heilige Geest Zijn tempel opricht in een door God verkoren mensenhart.

Gelukkig is die mens die mag. getuigen: „Mijn hart werd reeds bearbeid door Gods Geest." In het dankwoord, dat ds. Hakkenberg tot haar richt, zegt hij .onder andere: „Dit is een woord naar het hart, van Jeruzalem”.

Kollekte ter bestrijding van de onkosten

Voordat deze kollekte wordt aangekondigd' zingen we in aansluiting op het gedioht: „Leer mij, o God van zaligheden, mijn leven in Uw dienst besteden”.

Terwijl de dames van de regelingskommissie de gaven inzamelen worden de verzen 3, 9 en 86 van psalm 119 gezongen. De opbrengst van de (hartelijk aanbevolen) kollekte voor de bond blijkt te zijn: ƒ 12.560, —! Een bedrag om stil van te worden, vooral als we bedenken dat veel dames van ver gekomen zijn en dus ook al veel aan reisgeld moeten betalen.

Pauze

Nadat ds, Mondria ongeveer half één de morgenvergadering met gebed heeft besloten,

wordt, er tot twee uur gepauzeerd. Deze tijd wordt gebruikt om de meegebrachte boterhammen te nuttigen. Velen gaan daarna naar de tafel van ons Lektuurfonds beneden in de hal om zich meester te maken van de uitgaven van de bond', terwijl er vanzelfsprekend ook heel wat wordt afgepraat. Bovendien wordt er nog nagepraat over het gehoorde van die morgen en er worden heel wat vragen in de daarvoor gereed gezette bussen gedeponeerd.

De middagvergadering

Om twee uur precies wordt door ds, Hakkenberg ds middagvergadering geopend met het lezen van Johannes 20 : 19-23, dat handelt over de verschijning van .de opgestane Levensvorst aan Zijn discipelen. Hierna wordt gezongen psalm 81 : 7, 8 en 12 en dankt ds. Van der Net voor het eten, terwijl hij tevens een zegen vraagt voor de middagvergadering.

Vele vragen ....

zijn er naar aanleiding van het referaat van ds. Vogelaar binnengekomen. In de hem; toegestane tijd worden er vijftien beantwoord op een respekt afdwingende wijze. Evenals naar het referaat wordt er ook nu intens geluisterd. Ds. Vogelaar zegt toe de overige vragen in onze „Pagina's" aan de .orde te stellen.

Negen vakantieweken voor gehandicapten

Daar is heel wat geld voor nodig. Ds. Hakkenberg, overtuigd als hij is van de noodzaak van deze weken, beveelt deze kollekte dan ook warm in de belangstelling aan. Tijdens het zingen van psalm 42 : 1, 3 en 5 wordt het prachtige bedrag van ƒ 12.862, — bijeen gebracht! Uit deze opbrengst blijkt hoe zeer met het vakantiewerk voor onze gehandicapten wordt meegeleefd. Hartelijk dank daarvoor!

„Komt herwaarts”

Dat is de titel van het gedicht van P. Huët, dat door mevr. G. Uijl-Groenendijk wordt voorgedragen na inleidend orgelspel van Arie Keyzer over psalm 133. De dichter heeft als uitgangspunt gekozen Mattheüs 11 : 28. Een paar regels, laten we hier volgen.

Een belijdenis: Ik ben vermoeid. En 't is rechtvaardig. Ik heb mijn lot mij zelf bereid. Geen zondaar méér het oordeel waardig van Gods onkreukb're heiligheid.

Maar ook een antwoord: Gij zijt vermoeid, belast, beladen? Mijn zondaar, hef 't mistroostig hoofd. Laat door de Boze u niet ontraden: de Heer' heeft Zelf u rust beloofd. Sla hopend 't oog tot Hem naar boven. Daar klinkt Zijn stem tot u, tot mij: — Welzalig allen die geloven — Gij .die vermoeid zijt, komt tot Mij.

Ds. P. Blok van Capelle aan de IJssel verzorgt deze dag de meditatie voor ons. I-lij spreekt naar aanleiding van 1 Thess. 5 : 19: Blust de Geest niet uit.”

Dit is een meditatie: we worden in de binnenkamer geleid om met de Heilige Geest over verschillende zaken te handelen, Er wordt ons dus huiswerk meegegeven. Paulus die geoefend is in wegen van druk, wijst de gemeente hier op haar grote verantwoordelijkheid. Gods soevereiniteit sluit de verantwoordelijkheid van de mens niet uit.

De gemeente heeft een bijzondere genade van God ontvangen. Geloof, hoop en liefde zijn niet uit te blussen, zodat het onmogelijk is dat er niets van over zou blijven. Maar wij moeten de wacht, betrekken bij hetgeen is toebetrouwd; bezig zijn met de geschonken genade en waakzaam zijn, opdat het vuur door ons niet wordt geblust. Mediteren is tot ons zelf inkeren. Het werk van de Heilige Geest moeten we koesteren, tot hogere warmte brengen.

In Jesaja 42 staat, dat de Heere de rokende vlaswiek niet zal uitblussen, ook niet als zij nauwelijks gloeit en soms meer stank dan licht geeft.

Verspreiden wij wel licht? Zijn anderen niet jaloers op het licht in ons?

De opdracht van Paulus gaat met ons mee: Blust de Geest niet uit; veracht, de profetieën niet.

We zingen daarna psalm 79 : 4 en 7. „Waak op, o God, en wil. van verder lijden ons klein getal door Uwe kracht bevrijden. Verzoen de zware schuld. Bewijs ons eens genade.”

Ds. Hakkenberg benadrukt hetgeen door ds. Blok is gesproken door te wijzen op het meegekregen huiswerk, waar de Heere op terugkomt: „Wat doen we met de genade die ons gepredikt wordt? Aan wie veel gegeven is, van die zal veel geëist worden!”

Sluiting

De presidente, mevrouw Z. Crum-Nieuwland, spreekt welgemeende woorden van dank. Zij vestigt er de aandacht op, dat mevrouw E. Hakkenberg-van Arkel deze dag voor het eerst officieel als bondsbestuurslid in ons midden is. Zij werd op de huishoudelijke vergadering gekozen in de plaats van mevrouw G. Iiofman-van der Spek, die toen afscheid heeft genomen.

Ook komt mevrouw Crum terug op het aannemen van de Wet afbreking zwangerschap door de Eerste Kamer der Staten-Generaal; zij wijst erop, dat ons volk ver van God's Woord en wet is afgeweken. „Ook wij staan mede schuldig. Laat ons wederkeren tot de Heere Die ons gemaakt heeft. De nood moet ons uitdrijven tot de God' des levens en ons doen worstelen aan de troon van Gods genade. Mogen er veel vruchten des Geestes onder ons gezien worden.”

Heel toepasselijk sluit zij haar toespraak af met de verzen 2, 3 en 4 van psalm ]30 (berijmd).

Tot slot wenst ds. Hakkenberg het bondsbestuur wijsheid, kracht en genade van de Heilige Geest toe.

Zoals gewoonlijk wordt ook na deze bondsdag staande gezongen psalm 122 : 3. Ds. Blok eindigt, met dankgebed: Het geruis van Zijn voetstappen werd vernomen.”

Verwonderd mogen we huiswaarts keren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen