Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de Catechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de Catechisatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

50.

HETBEELD GODS (2)

Naar de oude dogmatische onderscheiding moeten we dus het beeld Gods, waarnaar de mens geschapen is, zien in engere en in ruimere zin. We hebben besproken wat we onder het beeld Gods in ruimere zin moeten verstaan, namelijk, dat de mens iseenredelijk zedelijk schepsel. Naar deze ruimere zin heeft de mens het beeld Gods behouden na zijnval, terwijl hij het in de engere zin totaal verloren is, dat is de ware kennis, gerechtigheid en heiligheid.

We zouden het kunnen vergelijken met een wagen, die over een zandweg gaat. Is deze wagen uit het zicht gekomen, dan kunt u aan de sporen, die hij achterlaat, zien, dat de wagen er geweest is.

Welnu, aan die ruimere zin van het beeld Gods kunnen we zien, dat de mens het beeld Gods heeft bezeten. Want de mens is nogredelijk zedelijk en verantwoordelijk schepsel gebleven na de val, hoe verdorven en boos hij is geworden. Als we hierbij maar goed bedenken, dat dit „enig licht der natuur”, zoals het in onze belijdenis staat, niet genoeg tot zaligheid is, want de mens is dewtire kennis van God kwijt, alsook de oorspronkelijke gerechtigheid en heiligheid. Dit was toch het beeld Gods in de engere zin, zijn eigenlijke inhoud.

Dat de mens deze drie zaken bezeten heeft, kunnen we bewijzen uit het door Fhulus genoemde herstelde beeld Gods door Christus in Kol. 3 : 10 en Efeze 4 : 24.

Hoe had Adam een zuivere kennis van God vanwege Gods Zelfopenbaring aan hem. Adam kende God aan de wind des daags, zo lezen we. Hij kende God inZijngrote werken der schepping. Adam gaf de dieren namen naar hun aard.

Tot welk een hoogtezou de mens opgeklommen zijn in die kennis, wanneer hij staande was gebleven.

De mens bezat ook zuivere gerechtigheid, d.w.z. hij kon in alles beantwoorden aan de wet des Heeren, die hem in zijn hart was ingeschapen. En het was zijn lust en hoogste vermaak, naar die wet te wandelen. Zo stond hij recht tegenover God, zijn Schepper.

Zo was het ook met de heiligheid, die hij bezat. Hij was volkomen rein. Welbewust leefde de mens in volkomen gehoorzaamheid aan Gods wet. Daarom is het niet waar wat de room sen, de wederdoper s en de remonstranten leren. Die spreken van een staat van onnozelheid, een staat tussen goed en kwaad in. Op deze manier loochenen zij dan ookdetoerekening van Adams zonde aan alle mensen. Maar hoe kwam de mens er dan toe om on- gehoorzaam te worden en te zondigen?

Wij mogen niet in de verborgen dingentreden om alles te kunnen verklaren. Dit is onmogelijk. „De verborgen dingen zijn voordeHeere onze God, maar degeopenbaarde voor onsen onze kinderen”, Deut. 29 : 29.

Wei weten we, dat de mens gezondigd heeft door verleidmg. De zonde is van buiten af in hem gekomen. Daarom is de mens ook herstelbaar. Dit neemt echter zijn voile schuld niet weg. Want hij heeft moed- en vrijwillig gezondigd (Zondag4).

Wie door onldekkend licht dit leert verstaan, zal het belijdenen diezal geen enkele verontschuldiging kunnen inbrengen voor God. 0, welk een smart veroorzaakt dit. Zo rein en heerlijk en volkomen te zijn voortgekomen uit de hand van de Schepper van hemel en aarde, maar door het verlies van dit schone beeld Gods nu zo geheel verduisterd, boos en verkeerd, ja, zo verdorven te zijn geworden, dat het niet is uit te drukken en te peilen. Daarom is het ook een verderfelijke leer, die Rome brengt. Zij beschouwt het beeld Gods als een bovennatuurlijke gave, als een extra toegift. Dit betekent, dat de menselijke natuur en wil door het wegvallen van deze gave toch niet geheel verdorven is geworden, maar slechts verzwakt (semi-pelagiaans).

En wat is nu eigenlijk het begrip „genade” bij Rome? Wei, alleen helpende genade om die verzwakte natuur en wil te hulp te komen. Dit komt dan dus hierop neer, dat God wat moet doen en de mens wat. Hoe volkomen strijdig is dit met Gods Woord, dat zo duidelijk leert, dat de menselijke natuur geheel verdorven is. Zie maar bij Ps. 14, Rom. 3 en zoveel andere plaatsen.

Maar afgezien van de roomse leer, ach, wat wordt dit ook klaar openbaar tegenwoordig bij de aanhangers van het nieuwe Evangelie, waarbij de zaligheid en het geloven geheel of gedeeltelijk in de hand van de mens gelegd wordt.

Blijft de mens dan niet volkomen verantwoordelijk gesteld voor het hem voorgestelde Evangelie? Mag hij dan maar God de schuld geven, wanneer hij niet gelooft en zich niet bekeert? Volstrekt niet. Maar danwordt bij ontdekkend licht van de Heilige Geest geleerd, dat het niet-kunnen (en bovenal) niet-willen geloven geheel eigen schuld is. Dit zal de ontdekte zondaar ook van harte gaan erkennen en belijden. Dit is de oprechle „droefheid naar God, die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt”.

Dan wordt er iets van geleerd, dat er naast de duivel geen ongelukkiger en ellendiger schepsel is dan de gevallen mens!

Kent u hier iets van?

Het is noodzakelijk.

Zo wordt het Evangelie der zaligheid, het Evangelie van vrije genade, een bron van rijke vertroosting. Want daarin verklaart de drieenige God het zo aanbiddelijk heerlijk, dat er voor de grootste der zondaren, diezich alzo leren kennen, barmhartigheid en verzoening is.

Langs die weg der waarachtige bekering herstelt Gods Geest het verloren beeld Gods in de zondaar. En bij verdere beleving komt Gods kind er hoe langer hoe meer achter: noodzakelijk al meer vernieuwd te moeten worden naar ditzelfde Beeld, dat is: al meer zichzelf te leren kennen, maar ook de Heere en Christus tot wijsheid, rechlvaardigheid en heiligheid.

Zo wordt Christus al dierbaarder en gepaster. Want de gerechtigheid, die in die herstelling van Gods beeld wordt geschonken, is de verworven gerechtigheid van Christus, ook genoemd de „evangelische” gerechtigheid, omdat deze door het Evangelie uit louter genade wordt toegerekend.

En hoe staat het met de weer geschonken heiligheid? Wei, zij is ook door Christus verworven en met de herstelling van het beeld Gods wordt het beginsel van heiligheid bij de wedergeboorte in het hart gewerkt door de Heilige Geest.

Heeft de rechtvaar digmaking eenmaal plaats, de heiligmaking is een doorgaand werk, in dit leven nog onvolkomen, maar na dit leven zal zij eerst volkomen zijn bij Gods kinderen. Dan zal ook het beeld Gods ten voile hersteld zijn en zal God zijn „alles en in alien”.

Urk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de Catechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's