Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PRATEN OVER ZINGEVINGSVRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PRATEN OVER ZINGEVINGSVRAGEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Misschien is het altijd al zo geweest, afhankelijk van de tijdsomstandigheden, maar op huisbezoek wordt vandaag niet alleen over kerkelijk- en persoonlijk-geestelijke dingen gesproken. Ook de dingen van de dag komen aan de orde. Ze worden door mensen soms heel direct in relatie tot hun geloofsbeleving gebracht. Dat moet niet verwonderen. De actualiteit van elke dag bestaat grotendeels uit kommer en kwel, wereldwijd en in alle sferen van de menselijke samenleving. Er is maar weinig dat de mensen vandaag nog echt vrolijkheid verschaft, of het zouden de kleine dingen van het eigen leven en die van de kleine verbanden waarin we ons dagelijks bewegen, moeten zijn. En ook daarin kan voor sommige mensen nog veel zorg opgestapeld liggen. Maar weinig mensen zijn nog echt blij met nu, om over hun verwachtingen voor de toekomst maar niet te spreken.

Nu al het gebeuren in onze wereld binnen hun waarneming is gekomen, is de zin van de dingen voor veel mensen zo niet verdwenen dan toch volstrekt ondoorzichtig geworden. Bewust of onbewust lijden vandaag ontzaglijk veel mensen aan de absurditeit van dit bestaan. Want zó wordt dat bestaan ervaren. Steeds méér mensen lijden aan structurele stress, doordat men zich tegen dat wat vanuit de samenleving op hen toekomt en wat de participatie in die samenleving van hen vraagt, niet meer opgewassen voelt. Omdat veel jongeren zich geen voorstelling kunnen maken van de manier waarop zij in de wereld en de samenleving van morgen met genoegen voor zichzelf en voldoening voor anderen zullen kunnen functioneren, achten ze ook de voorbereiding daartoe de moeite niet meer waard. Ze stappen uit. Nog maar enkele dagen geleden hoorde ik via de radio dat uit een brede enquête onder middelbare scholieren is komen vast te staan dat 20% wel eens aan zelfmoord heeft gedacht en dat een deel daarvan daartoe wel eens metterdaad een poging heeft gedaan. Wie met open ogen en een gevoelig hart door de wereld gaat, wie de dingen van elke dag nuchter registreert en in hun gevolgen en betekenis probeert te analyseren, zal als christen zelf ook iets van die benauwenis en bekommernis voelen. Bij dat drukkende malaisegevoel dat in de samenleving voelbaar is, voegt zich voor de christen dan nog de intrigerende vraag hoe vanuit de optiek van het christelijk geloof naar de zin der dingen, die zich dagelijks aan ons voordoen, moet worden gezocht. Die vraag is - en daarover verderop in dit artikel meer - van groot belang als het aankomt op de boodschap van de kerk aan de wereld in de nabije toekomst en als het gaat om het getuigenis van de gelovigen persoonlijk in hun dagelijkse leef- en werkomgeving. Door over deze dingen op huisbezoek te spreken kan een gesprek extra diepte krijgen.

Het licht van het Evangelie erover laten schijnen

Misschien kan men zeggen dat er niets nieuws onder de zon is. In de lange menselijke geschiedenis zijn méér perioden met turbulente en beangstigende gebeurtenissen en ontwikkelingen aanwijsbaar en in alle tijden heeft de mens daaronder in angst en bekommernis geleden, maar waarschijnlijk niet zo totaal als wij in onze tijd. De mens van nu krijgt elke dag een groot aantal over elkaar heen tuimelende gebeurtenissen en ontwikkelingen te verwerken en er zijn maar drie mogelijkheden: eronder afstompen (dat is er kennis van nemen en snel weer van je laten afglijden), eronder doorgaan (doordat het zich bij een mens vastzet en zo cumulatief wordt dat men de last ervan niet langer kan verdragen) of proberen de dingen te bezien in het licht van het Evangelie, waardoor alles in een wat ander perspectief komt te staan. Zonder dat laatste kan een mens vandaag niet meer tegen de dingen op, althans voorzover men niet oppervlakkig leeft. Door de technologische ontwikkelingen die ons leven enerzijds veel geriefelijker en comfortabeler hebben gemaakt, - om maar eens één punt van verschil met vroeger te noemen - is ook veel rampspoed over het mensdom gekomen. Neem alleen maar eens de sterk toegenomen intensiteit van het gemotoriseerde verkeer. Wie op werkdagen ’s morgens naar de radio luistert krijgt het benauwd als Driebergen meldt dat Nederland in de morgen- en avonduren steeds langere files te zien geeft. Weet u dat op aarde jaarlijks 400.000 mensen in het verkeer omkomen, cijfers die zullen stijgen naarmate derde-wereldlanden meer gemotoriseerd raken? Denken we ons dat eens in: elk jaar 400.000 mensen, van de allerjongsten tot de hoogstbejaarden, wier leven door een verkeersongeval eindigt. De miljoenen die jaarlijks door honger omkomen, noemen we al niet meer. Met dat gegeven hebben we al geruime tijd leren leven. Schrik jagen ons de prognoses van de ziekte aids aan. De negentiger jaren zullen als gevolg van deze ziekte een grote sterfte te zien geven. Euthanasie en abortus zullen dan een nog veel dringender probleem vormen (of het helemaal niet meer zijn) dan nu in de incidentele sfeer - hoe schokkend ook - het geval is. In Noord-Afrika ontwikkelt zich een zorgelijk islamitisch fundamentalisme. Aan de zorg over wat daar gebeurt, is annex de ongerustheid over de opdringing van de islam, die ook in West-Europa een steeds dominanter positie zal gaan claimen. Onze kinderen en kleinkinderen zullen naar alle waarschijnlijkheid hier en daar moeten wennen aan een mengeling van het geluid van kerkklokken en de indringende geluiden van de islamitische gebedsoproepen. Het milieuprobleem wordt steeds nijpender. De vraag waar de bodem is van het dalende normbesef houdt velen bezig. Fraudes en illegale financiële praktijken, omvangrijk en op kleine schaal, doen zich in allerlei maatschappelijke geledingen bijna dagelijks aan ons voor. Oppervlakkig de mens die dit alles langs zich heen laat gaan.

Boven de ellende uitgetild

Voor ons christenen komt over dat alles dan nog eens heen de toenemende geloofsafval. Recente cijfers hebben ons nog weer eens op de ernst hiervan gedrukt, hoewel sommige commentaren ons willen doen geloven dat velen, die niet meer kerkelijk praktizeren, toch nog een deur naar de God van hun verleden willen openhouden door zich niet uit de kerkelijke registers te laten uitschrijven. Dat zou best eens zo kunnen zijn. Veel mensen - je merkt dat in gesprekken - die door alles wat in deze tijd beangstigt en drukt, mentaal ontregeld raken en hun richtingsgevoel kwijt zijn, wachten bewust op onbewust op het spreken van de kerk, op een verlossend en bemoedigend woord van hen die menen vanuit het Evangelie nog wel openingen naar de toekomst te zien. Op dat gegeven wil zich dit artikel richten. Op de vraag of wij als kerken, beter gezegd als leden van die kerken in een wereld vol verwarring en onrust voor anderen werkelijk een beetje een schuilplaats zijn, een geestelijk oriëntatiepunt, hoe beperkt en gebrekkig ook. Wie ogen en oren, vooral de laatste, goed de kost geeft, neemt om zich heen duidelijk waar dat veel mensen aan een nieuw oriëntatiepunt toe zijn.

Als kerken zijn we druk in de weer met de oplossing van allerlei binnenkerkelijke problematiek, met het wegnemen (of opwerpen) van belemmeringen voor interkerkelijke toenadering, met het bedenken van antwoorden op allerlei vragen, die na beantwoording met een aantal nieuwe vragen blijken te zijn vermenigvuldigd. Allemaal nuttig en nodig.

Toch mogen we onszelf en elkaar wel eens afvragen waarmee we nu eigenlijk bezig zijn. Ja, met kerk zijn, met het op gang houden van het plaatselijk-kerkelijk leven, met trouwe waarneming van de zondagse samenkomsten, met de bevordering van de materiële voorzieningen die nu eenmaal voorwaarde zijn om de zaken gaande te houden, met de interne zorg voor elkaar in moeilijke omstandigheden en met het uit de weg ruimen van geschillen die in de plaatselijke kerken maar al te veel voorkomen. Maar wat straalt er van die gemeente nu uit naar de wereld? Nee, we moeten hierbij niet direct of alleen denken aan de georganiseerde evangelisatie, maar aan de vraag wat er terechtkomt van onze roeping en plicht om, levend en werkend tussen honderden mensen, dagelijks onze directe of wat verder verwijderde buren en kennissen met een groet passerend, iets te zeggen dat in een wereld waarin velen het niet meer zien zitten, tot bemoediging en vermaning kan zijn. Om zo mogelijk een handreiking te doen op plaatsen waar men met de vragen van dit leven is vastgelopen. Wie de wereld voor Christus zou willen winnen (in onze macht is dat niet, in onze wil zou het wel moeten liggen), die zal iets van eigen overtuiging moeten uitstralen en trachten een vonkje op die ander over te brengen.

Mogelijkheden om deze plicht, die het Evangelie ons oplegt, waar te nemen zijn er te over. Kijkt u maar eens rond. Hier de overspannen collega die onder de druk van zijn werkomstandigheden over de rode streep ging; ginds die verderop in de straat wonende vage kennis die met kanker in het ziekenhuis ligt; dichterbij de weduwe van die plotseling overleden collega; ook de collega die naar buiten misschien een vrolijkerd lijkt, maar die aan heel veel dingen zwaar tilt en al heel lang op een verlossend woord wacht.

Schrijven we aan mensen op afstand, ook al valt het ons misschien niet mee onze gedachten over de moeilijke omstandigheden van die ander te verwoorden, wel eens een brief? Weet u dat het effect van zoiets heel groot kan zijn? Als het spontaan en hartelijk gebeurt, worden mensen daardoor even en soms voor langere tijd boven hun ellende uitgetild.

Het is goed als ook deze dingen op huisbezoek een plaats in het gesprek krijgen. Het spreken van de kerk naar buiten heeft namelijk in de wereld heus nog wel een luisterend oor en een ontvankelijk hart als de individuele gelovige zijn geloof in de praktijk van elke dag ook werkelijk praktizeert.

Zingevingsvragen

Wat zouden we in een tijdsgewricht als dit toch veel meer, met de mensen om ons heen, aan de hand van de bijbel moeten proberen antwoord te vinden op de vragen, die voor ongelovigen en ‘afvalligen’ kennelijk een drempel vormen om zich aan de God van het christelijk geloof gewonnen te geven of aan dat geloof verbonden te blijven; vragen die hun persoonlijk leven raken en vragen die de gang der dingen in de grotere verbanden van de menselijke samenleving aangaan; zingevingsvragen zou men ze kunnen noemen, die toch ook dikwijls onze vragen zijn. We maken - niet ten onrechte -misbaar over het feit dat de wereld om ons heen steeds ongeloviger en onverschilliger wordt, dat aan het Woord en de Wet van de Here God steeds méér met minachting en geringschatting wordt voorbijgegaan, maar vergeten we niet te veel hoe groot het voorrecht is dat ons de genade ten deel is gevallen het ‘ongelooflijke’ van het Evangelie te geloven en dat wij in een hectische wereld als waarin wij leven, houvast mogen hebben aan de gedachte dat alles wat in deze wereld gebeurt en dat ons soms zo kan benauwen, een plaats heeft in de geschiedenis die God zelf schrijft? Vanzelfsprekend is dat houvast overigens niet.

Wie eigen hart en verstand eerlijk peilt, wie opmerkzaam door de wereld gaat en de dingen die zich aan ons voordoen, nuchter weegt, die zal in alle eerlijkheid moeten erkennen dat het ongelovigen, de niet bij de dingen van het geloof opgevoede mensen, van de mens uit gezien niet kwalijk is te nemen dat zij op de ondoorzichtigheid van allerlei vragen rond doel en zin van dit aardse bestaan stuklopen en dat zij, zonder dat het hun met overtuiging wordt voorgehouden en door de mensen van de kerk wordt voorgeleefd, niet zo gauw aan het Evangelie als laatste hoop in bange dagen vastmaken. Er is zoveel in alle dingen om ons heen dat voor de mensen de waarde van die hoop ontkent en er is in het leven van degenen die zeggen deze hoop te koesteren, zo veel dat die hoop weerspreekt, al was het alleen maar de zwijgzaamheid waarmee we in de persoonlijke omgang met de mensen door onze dagen gaan.

Is het niet hard nodig, ieder op eigen plaats en wijze, ten overstaan van de wereld - en denken we daarbij dan allereerst aan de persoonlijke ontmoeting met de mensen die dagelijks onze weg kruisen - met de mond te belijden wat we met het hart zeggen te geloven?

In het pastorale gesprek met de enkeling en in de prediking aan de hele gemeente mag aandacht voor deze dingen niet ontbreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1993

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

PRATEN OVER ZINGEVINGSVRAGEN

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1993

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's