Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De drieëntwintigste Zendingsdag van den Gereformeerden Zendingsbond, gehouden te Rijsenburg Woensdag 16 Juli j.l.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De drieëntwintigste Zendingsdag van den Gereformeerden Zendingsbond, gehouden te Rijsenburg Woensdag 16 Juli j.l.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

God begraaft zijn knechten, maar zet zijn werk voort. Deze bekende woorden werden me uit Utrecht geschreven naar aanleiding van den dood van Ds. M. Jongebreur, die met Ds. van der Snoek per auto een namiddagbezoek bracht te Rijsenburg, waar onze zendingsdag gehouden werd. We zagen die hooge gestalte, van zijn schouders opwaarts grooter dan al de menigte des volks, naderen en we haastten ons om hem 2 deel van /3 een gift van f30.—, mij door een Zendingsvriend uit Utrecht ter hand gesteld, af te dragen. Hij behoorde tot de velen, die ook enkele oogenblikken schuilden in de tent der Regelings-commissie. Den volgenden dag omtrent denzelfden tijd werd zijn doodsbericht reeds verzonden. Terugkeerend van den zendingsdag heeft hij onverwacht den dood gevonden bij het auto-ongeluk, dat plaats vond op den Doornschen straatweg. Ds. van der Snoek werd ernstig verwond, maar is thans herstellende. Blijve de Heere zijn genezende handen naar hem uitstrekken,

zoodat wij geen droefheid op droefheid hebben. Veler hart gaat uit naar de bedroefde weduwe en naar de gemeente Veenendaal, welke zoo zwaar zijn getroffen. Het is hier niet de plaats om te gedenken, wat de Heere gegeven en genomen heeft in Ds. Jongebreur. Een diep spoor heeft hij in de gemeenten, welke hij diende, mogen achterlaten evenals dat geschiedde door 2ijnen plotselingen dood, die velen ontroerde. In ons Zendingsblad geven wij uiting aan wat er door dit groote verlies aan verslagenheid en droefheid heerscht in breeden kring en bidden we de weduwe toe, dat zij stevig houvast moge krijgen aan de vele beloften in Gods Woord juist voor weduwen. Het gaat zoo anders in het leven dan wij met Gods wijsheid kunnen overeen brengen, van zijn almacht verwachten en met zijn liefde weten te rijmen. Het geloof, dat al wat de Heere doet, wèl gedaan is, hangt dan ook niet aan de spinrag van onze redeneering, maar enkel aan het levend geloof. Als we uit de verwarrende gebeurtenissen mogen ingaan in Gods heiligdom, dan psalmt de Asafs ziel toch weer, hoe donker ook Gods weg mag wezen : „Ja, waarlijk God is Israël goed".

Brenge de Heere velen in het binnenste zijns heiligdoms, inzonderheid de weduwe. Daar wordt het betraand aangezicht toch nog opgeheven naar boven. Daar is het eenzaam, maar met God gemeenzaam. Daar geeft de Heere in rouw houvast aan zijne trouw. Heilige de Heere daartoe de smart aan veler hart en de ernstige roepstem in veler leven.

In Memoriam Ds. Martinus Jongebreur, in leven predikant te Veenendaal

Een is in ons zendingsblad, zeer op zijn plaats, ook, omdat hij behoorde tot de oprichters van onze zendings-corporatie en hij hiervan de eerste jaren (van 1901 —1908) secretaris geweest is. Geve de Heere het om ook bij de smart over dit groot verlies een altaar te bouwen, waar de Heere zijn engel de bedroefde van hart toefluistert: „Nu weet ik, dat gij Godvreezende zijt".

Er is onder ons 'een band, welke trekt. Dat blijkt niet het minst bij saüm doorleefde smart, waarvan bindende kracht uitgaat. Dit bleek mij ook in ander opzicht. Uit Giesendam ontving ik een briefkaart van iemand, die thuis moest blijven, doch met zijn hart bij ons was te Rijsenburg, waar een trouw volk stand hield, al regende het heel den dag. De finantieele schade hierdoor moet afgewend worden, zoo schreef hij; daarom zend ik u dadelijk een gave om hieraan te helpen. Dat deed ook onze zendingsvriend uit Utrecht, met wiens woorden ik dit verslag begon. Onze correspondents te Woerden bleef niet achter. Uit Amersfoort ontving ik een schrijven, waarin de gedachte werd uitgesproken om onzen zendingsdag in Augustus nog eens te houden. Zoo is er meer. Ik sluit voor een ieder een giro-biljet in. Wellicht, dat we weer even 'goed geholpen worden als verleden jaar en het finantieel verlies, dat de dag opleverde, nog winst afwerpe tot uitbreiding van Gods Koninkrijk.

Thans laat ik hier volgen een uittreksel van het gesprokene in de volgorde, waarin de namen in het programma voorkomen.

Openingsrede van Dr. J. D. de Lind van Wijngaarden.

„ONZE GOD ZAL ONS ZEGENEN".

God, onze God zal ons zegenen! Wat cen gcloofstaal! Dc dichter moet toch wel cene volkomene zekerheid gehad hebben, waar hij zich zoo sterk uitdrukte! Hij spreekt maar niet het verlangen uit, dat het zoo zijn zal, hij gebruikt niet de wcnschendc wijs, maar hij zegt beslist, dat het gebeuren zal! F.n daarbij heeft hij niet alleen het oog op zich zelf, daar is genade veel tc ruim voor, maar hij sluit ze allen in! God, onze God zal ons zegenen!

Waarop zou hij zich dan gronden? Wel op zijn God zelf! Wanneer iemand in zijn gebrek tot een ander gaat, opdat deze hem helpen zal, dan is hij natuurlijk niet zonder hoop, dat het werkelijk ook zoo zijn zal. Anders ging hij niet! Dat begrijpt gij wel. Maar nu is cr een groot verschil in dc verschillende oorzaken, die wij in zulke omstandigheden hebben kunnen, om zulk een gunstige verwachting tc koesteren. Die zich bedriegelijk aanstelt, verwacht het voor een groot deel van zijne eigene bekwaamheid, om iemand beet tc nemen. Een ander, ofschoon niet tot bedrog genegen, rekent ook zeer veel mei zijne overredingskracht. Er zijn er ook, die nu ja wel niet zeker zijn, maar toch eens een kansje wagen. Misschien lukt het. Maar het kan ook het geval zijn, dat iemand met den ander bekend is, en er van overtuigd is, dat bii helpen wil, waar hij kan, cn dat hij een bewogen hart voor hem hebben zal. En gij gevoelt wel, dat maakt den gang het gemakkelijkst. En toch kan men ook in dezen bedrogen uitkomen, want ook de mildste man heeft er wel 'eens genoeg van cn kan anderen, die op hem hoopten, bitter teleurstellen. En weet gij nu wat de grond van de verwachting van den dichter was? Hij kende zijn God! Hij kende diens barmhartigheid! Hij kende diens bewogenheid met hulpeloozen! Hij wist door persoonlijke ervaring, dat dc Heere nooit teleurstelt. Hij had in den Heere zijn God cene genadevolheid gevonden, zoo groot, dat zij onder gecne woorden tc brengen was.

En niet alleen in zijn leven was hem dat duidelijk geworden, maar ook in het leven van anderen, in het leven van allen, die hij kende. Ook dc geschiedenis van Tsraël was er vol van. o God, zij hebben uwe gangen gezien, de gangen mijns Gods in zijn heiligdom, o Wat was dc Heere altijd een vervullend God geweest! Wat had Hij het steeds goed gemaakt. Voor den tijd en voor dc eeuwigheid! Voor lichaam en ziel!

En daarom spreekt hij ook van tweeërlei gewas. De aarde geeft haar gewas. God onze God zal ons zegenen. Zulk een God, die zoo voor ons zorgt, zulk een goedheid openbaart in de onderhouding van ons lichaam, die de velden met graan bedekt, de weilanden met gras bekleedt, zulk een God zal ons zegenen, zal ons nooit begeven, noch verlaten! Het zien van die tijdelijke weldaden doet hem tot den FIcere opklimmen. En doet hem met zekerheid gcloovcn, m'et zekerheid weten, want het geloof is een zeker weten, dat de Heere ook een rijken geestelijken oogst beschikt heeft.

En zooals de Heere alle menschen voedt, cn de gehcele aarde haar gewas geeft, zoo ziet de dichter nu ook het geestelijk gewas weelderig op dc velden slaan over de gehcclc aarde. Zoo zeide de Heiland in later dagen: Heft uwe oogen op cn aanschouwt dc velden, ziet zij zijn airede wit om te oogsten. En Hij zag den Hccrc zelf als den grooten Maaier en den grooten Oogster de garven in zijne voorraadschuur binnenhalen. En daarom jubelt hij: God onze God zal ons zegenen! En alle volkeren der aarde zullen Hem vreezen.

Dat is de zendingsverwachting! Dc tijd komt, dat zij alleen voor den Koning der koningen neerbuigen! In die geloofszekerheid moge ook deze zendingsdag staan! Dat geve God!

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1930

Alle Volken | 16 Pagina's

De drieëntwintigste Zendingsdag van den Gereformeerden Zendingsbond, gehouden te Rijsenburg Woensdag 16 Juli j.l.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 augustus 1930

Alle Volken | 16 Pagina's