Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor het eerst op huisbezoek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor het eerst op huisbezoek

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alle begin is moeilijk

Vorige week hadden we het over de nieuwe ambtsdragers, die in vele gemeenten gekozen en bevestigd zijn. Vandaag willen we wat dieper ingaan op het werk waartoe ze geroepen zijn.

Twee dingen zijn er waar pas bevestigde ouderlingen tegenop kunnen zien: het „dienst" hebben in de consistoriekamer en op huisbezoek gaan. Het eerste onderwerp laat ik nu rusten, daarover heb ik in het verleden al eens geschreven. Ik wil nu graag enkele opmerkingen maken over het tweede: voor het eerst op huisbezoek!

Ook in het ambtelijk werk geldt het: alle begin is moeiijk. Het lijkt me dan ook overbodig te zeggen dat een nieuwe ambtsdrager, zeker in het begin, niet alleen op pad moet gaan. Trouwens, in verreweg de meeste gevallen is het beter dat huisbezoek samen wordt gedaan. Tenzij het om pastorale redenen beter wordt geacht iemand onder vier ogen te spreken, maar dat is een uitzondering.

Het is een bijbels gegeven: de Heere Jezus zond Zijn apostelen op weg, twee aan twee. En dan ligt het voor de hand dat een nieuwe ouderling de eerste keren liefst in gezelschap gaat van een oudere broeder, althans van iemand die ervaring heeft in. het werk. Niet dat deze alles weet en alles kan, maar de jonge broeder wordt moreel gesteund door de gedachte: die andere doet het al zoveel langer, hij zal de leiding wel nemen, ik mag voorlopig nog wat luisteren.

Het spreekt ook vanzelf dat een nieuwe ouderling niet meteen wordt gestuurd naar een „problematisch" gezin: een gezin bijvoorbeeld dat aan de rand van de kerk leeft of dat zich vijandig opstelt. Er zijn in de gemeente nog genoeg (nou ja) trouw meelevende gezinnen die bezocht kunnen worden en waar een redelijk goed gesprek mogelijk"" is. Hoewel... de praktijk leert dikwijls dat een gesprek beter vlot bij randkerkelijke mensen die nogeens „tegengas" geven dan bij mensen die op alles „ja en amen" zeggen...

Eén van hen

Voor de ouderling kan het, vooral in kleinere gemeenten, weieens een remmende factor zijn dat iedereen hem kent. Althans wanneer hij tot de autochtone bevolking behoort. De predikant en ook kerkeraadsleden die „van elders" komen hebben altijd het voordeel dat men hun levensgeschiedenis en hun achtergronden niet kent. Daardoor hebben zij automatisch meer gezag. De ouderling die altijd in het dorp heeft gewoond moet weieens op huisbezoek bij vroegere klasgenoten, bij mensen met wie hij heeft gewerkt of met wie hij zaken heeft gedaan, of met wie hij weieens iets heeft gehad. Kortom, bij mensen die volledig op de hoogte zijn van al zijn doen en laten.

Het is duidelijk dat dit kan leiden tot onverkwikkelijke situaties. Men kan de ouderling eraan herinneren (of men laat het hem zonder woorden merken) dat hij toch ook maar „die en die" is, of dat hij voorheen al eens „dit of dat" gedaan heeft. Of het gesprek wil niet vlotten, men wil zich niet bloot geven omdat men hem kent. Kortom, men weet teveel, of men denkt teveel te weten om de ouderling te kunnen aanvaarden als zielszorger.

Voor de' ambtsdragers die hiermee zitten mag het tot troost zijn dat onze grote Ambtsdrager ook hierin ons gelijk is. „Is Deze niet Jezus", zo vragen de mensen in Kapernaüm, „de Zoon van Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? " (Joh. 6 : 42). En Zelf heeft hij bij een andere gelegenheid gezegd dat een profeet geen eer heeft in zijn eigen vaderland!

We worden verwacht!

De nieuwe ouderling — trouwens ook hij die al veel langer in het ambt staat! — kan de moed weieens in de schoenen zinken. En heus niet alleen wanneer hij ergens op bezoek moet waar hem goed kent. Maar vooral ook als hij denkt: wie ben ik, dat ik deze taak op mijn schouders heb gekregen? Straks moet ik daar en daar aanbellen om te spreken over de diepste levensvragen, om een onderzoek in te stellen naar wat er in het hart van die ander leeft...

Toch — hoe begrijpelijk ook — moet men zich door deze en dergelijke gedachten niet te zeer laten ontmoedigen. Ten eerste: het bewuste gezin weet van onze komst af. Ik neem tenminste aan dat er vandaag de dag niet meer lukraak wordt aangebeld, maar dat huisbezoek van tevoren wordt afgesproken. We kunnen het echt niet meer maken de mensen zomaar op hun dak te vallen en onaangekondigd op huisbezoek te komen. Er kan in het gezin of in de familie een verjaardag zijn, de man kan moeten overwerken, de kinderen kunnen een cursus hebben, enz. Willen we teleurstellingen voorkomen en geen kostbare tijd verliezen, dan moeten we het gezin van onze komst op de hoogte stellen en vragen of huisbezoek op die avond en op dat uur schikt. Een groot kwaad vind ik het huisbezoek van de kansel afkondigen . of in het kerkblad publiceren! Het is een zaak die alleen het betreffende gezin aangaat en waar het geheel van de gemeente geen enkel belang bij heeft.

Het gezin is dus van onze komst op de hoogte en dat betekent dat de ambtsdragers worden verwacht. Dat is het tweede: men verwacht ons, en men verwacht ons als ambtsdragers! Natuurlijk zijn er altijd gemeenteleden die de kunst blijken te verstaan het gesprek te doen verlopen over koetjes en kalfjes. Maar als we daaraan toegeven, dan kunnen we later het verwijt te horen krijgen: ze zijn geweest, maar ze hebben nergens over gepraat. „Nergens over" moet dan vertaald worden als: niet over de dingen waar ze voor gekomen waren! We hoeven ons heus niet te schamen dat we als ambtsdragers komen, want er wordt van ons verwacht dat we ons als zodanig zullen gedragen!

Met volmacht

Hiermee is het belangrijkste nog niet gezegd: we komen als ambtsdragers met volmacht! Er zou immers moed voor nodig zijn, om niet te zeggen dat het van brutaliteit zou getuigen, wanneer twee mensen bij een gezin dat ze maar nauwelijks kennen, zouden aanbellen om op bezoek te komen en naar de geestelijke welstand te vragen. Dan zouden de gemeenteleden terecht kunnen vragen: waar haalt u het recht vandaan? Maar we komen niet voor onszelf. We komen zelfs in eerste instantie niet namens de gemeente. We komen in Naam en op gezag van Christus Die Zijn Gemeente regeert door middel van de ambten. Hij heeft Zelf gezegd: „Wie u hoort, die hoort Mij, en wie u verwerpt, die verwerpt Mij."

Het is goed elkaar daaraan te herinneren, opdat we ons voordurend bewust zullen zijn van onze ambtelijke opdracht en volmacht. Dat heeft niets te maken met ambtshoogheid. We moeten als ambtsdragers onszelf altijd maar weer afvragen: wie is tot deze dingen bekwaam? En tegelijk weten: onze bekwaamheid is uit God.

Dat geeft een zekere ontspannenheid, een heilige onbezorgdheid aan ons bezoek. We zijn geen vertegenwoordigers die een produkt komen aanbieden. We zijn ambassadeurs, gezanten van de Koning der koningen, en we hebben Zijn boodschap over te brengen. Het gaat om Zijn eer, om Zijn Rijk, om Zijn zaak. We hebben goed van Hem te spreken en hoe er dan over óns gedacht wordt is niet belangrijk.

Het gebed

Het is een goede en nodige zaak dat op kerkeraadsvergaderingen het huisbezoek elke keer weer ter sprake komt. Dat we — voor zover het ambtsgeheim er niet door wordt geschonden — ervaringen uitwisselen. Het is evenzeer nodig dat de ambtsdragers telkens weer zichzelf instrueren door goede lektuur ter hand te nemen over dit belang-

rijke deel van hun ambtelijk werk. En we kunnen elkaar niet genoeg opwekken om ook ambtsdragersvergaderingen en - cursussen te bezoeken. We kunnen zoveel van elkaar leren!

Als we bij al die aktiviteiten het belangrijkste maar niet vergeten: het gebed. Hoe zouden we kunnen spreken met de gemeenteleden en straks ook bidden met de gemeenteleden als we niet eerst zelf Gods aangezicht hebben gezocht in het gebed?

Misschien mag ik dit met een persoonlijke herinnering illustreren. Als vicaris in een niet onvermaarde stad mocht ik voor het eerst met een ouderling op huisbezoek. Ik ging naar zijn woning 0111 hem op te halen. Hij deed zelf open en vroeg me even mee te gaan naar boven. Daar deed hij een kort en eenvoudig gebed waarin hij vroeg of we die avond geoipende deuren en geopende harten mochten vinden. Dat gebed heeft me toen enorm gesterkt en ik ben het ook nooit vergeten. Ik hoop alleen maar dat alle broeders in het ambt zó hun wijk ingaan...

'W. v. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Voor het eerst op huisbezoek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's