Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet vereenzelvigen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet vereenzelvigen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Nogmaals Boston

We zijn toegekomen aan het laatste artikel over het onderscheid dat moet worden gemaakt tussen het aanbod van genade en de beloften van het verbond. We hadden het in ons vorig artikel over wat evangelieprediking is. De evangelieprediking, of zo men wil het 'aanbod van genade', als omschreven door de Dordtse Synode, moet zonder onderscheid alle volken en mensen gebracht worden. Golden de verbondsbeloften, zoals wij zagen, alleen de uitverkorenen, de evangelieprediking moet geschieden tot allen, tot wie God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt. Hier is het de plaats, om nog eenmaal terug te komen op het boek van Thomas Boston over het genadeverbond. Reeds eerder wezen wij op Bostons opmerkelijke uitspraak, dat de 'gelegateerden van Christus' Testament' niet de uitverkorenen zijn, maar 'zondaren van het menselijk geslacht, onbepaald'. Een opmerkelijke uitspraak, schreven we!

Boston beperkt toch immers de ver­ bondsbeloften tot Christus en Zijn uitverkoren Kerk! Hoe kan hij dit dan schrijven? In de eerste plaats moeten wij erop letten, waar Boston dit schrijft: in het vierde hoofddeel van zijn boek. Hij heeft het daar niet meer over de oprichting van het genadeverbond in de eeuwigheid, maar over wat hij noemt de besturing van het verbond. Wij zouden zeggen: de bediening, de openbaring, de uitvoering van het verbond, zoals deze door Christus in de tijd geschiedt. Die bediening of besturing van het verbond raakt niet alleen de uitverkorenen, dat is bekend. We denken bijvoorbeeld aan de vijfde uitspraak van onze Generale Synode van 1931: '... dat het Verbond der genade van God een bediening heeft ontvangen, een openbaringsvorm, die wisselde en die meerderen omvat dan de uitverkorenen Gods...\ Deze bediening van het verbond komt openbaar in de prediking van het Woord, waardoor Christus Zich door Zijn Geest een Gemeente vergadert. Inderdaad komt die Woord-verkondiging tot meerderen dan de uitverkorenen.

Vervolgens is het van belang, erop te letten, dat als Boston spreekt over de 'gelegateerden van het Testament' hij met dit Testament zomaar niet hetzelfde bedoelt als het verbond! Blijkens hetgeen hij over Christus' Testament of legaat schrijft (blz. 239- 254) bedoelt hij er zoveel mee als de openbaringsvorm, die het verbond der genade aannam in de tijd, voor het eerst in de moederbelofte, en verder in de Heilige Schrift in Oud- en Nieuw Testament. De gelegateerden in dit Testament zijn nu niet met name genoemde personen; ook niet de uitverkorenen, ook niet de gevallen engelen, maar zondaren van het menselijk geslacht, aan wie het Evangelie verkondigd wordt. Eigenlijk zijn deze 'gelegateerden' dezelfde personen, die Boston eerder in zijn boek de voorwerpen van de besturing des verbonds noemde. Hij is daar erg duidelijk in, wanneer hij schrijft: 'Christus is door last van Zijn Vader gevolmachtigd het verbond der genade aan een iegelijk van het ganse menselijk geslacht, de zondaren van het geslacht Adams, zonder uitzondering, aan te bieden. Hij is machtig gemaakt, hen, die op Zijn roepende stem tot Hem vluchten, in het verbond aan te nemen, en al de weldaden ervan tot hun eeuwige zaligheid deelachtig te maken, ingevolge van de vastgestelde orde van het verbond. De verkiezing van bijzondere personen is een geheim, dat niet eer in de besturing van het verbond ontdekt staat te worden, volgens de vastgestelde orde ervan, dan op zulk een tijd, als de zondaar het verbond heeft aangenomen, met persoonlijk daarin te komen. En de uitgestrektheid van het aanbod van het Evangelie is niet op de verkiezing gesticht, maar op het bevel Gods en de oneindige algenoegzaamheid van de gehoorzaamheid van Christus tot de dood' (blz. 223-224).

Conclusies

Afrondend kunnen we zeggen, dat dit de leer van onze gemeenten ten aanzien van deze zaken is, dat er een principieel onderscheid is tussen de beloften van het verbond, door God de Vader van eeuwigheid gedaan aan Christus en aan Diens uitverkoren Kerk enerzijds, en het aanbod van genade of de evangelieprediking, waarin de ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden geschiedt, anderzijds. Zó alleen wordt het schriftuurlijke evenwicht bewaard. Elke eenzijdigheid heeft hier ernstige gevolgen. Daar is een eenzijdigheid waarbij in de prediking het Evangelie aan Gods volk wordt gebracht, terwijl voor de onbekeerden slechts het oordeel rest. Hoewel het nu zeker de taak van Gods knechten is de rechtvaardige aan te zeggen dat het hem wél, en de goddeloze, dat het hem kwalijk zal gaan, is hiermee toch niet alles gezegd. Dan zouden wij tekort doen aan alles, wat we in deze artikelen hebben beluisterd uit Gods Woord, uit onze oude theologen, uit de gereformeerde belijdenissen en de uitspraken van onze eigen synoden. Gods knechten hebben Christus te verkondigen 'als de door God aangestelde en gevolmachtigde Zaligmaker, in Wie alles te verkrijgen is wat tot de zaligheid onmisbaar is' (Ds. A. Vergunst, Neem de wacht des Heeren waar, blz. 100). En zij hebben dit te doen zoals de herders het deden in de kerstnacht: alom (Lukas 2 : 17)!

Daar is aan de andere kant een eenzijdigheid waarbij in de prediking (vergeef mij de uitdrukking) Gods beloften te grabbel worden geworpen, de noodzakelijkheid van het voor Christus plaatsmakende werk nagenoeg of helemaal verzwegen wordt en de doodsstaat van de mens zo niet verzwegen, dan toch alleen node genoemd wordt. Heel de gemeente wordt dan opgeroepen 'werkzaam met Gods beloften' te zijn, op die beloften te 'pleiten' en tot Jezus te gaan, maar dat de Heere er Zijn kinderen eens radicaal buiten zet, zodat er niets meer te pleiten, doch slechts een eeuwige rampzaligheid naar recht te wachten is, schijnt een vergeten hoofdstuk in de orde des heils. Dan komen er veel 'bekeerde' mensen die nooit iets leerden van hun verloren staat en ten diepste vijanden bleven van Christus' woord: 'Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien' (Johannes 3 : 3). De Heere beware ons voor afdwalen ter linkerof ter rechterzijde en richte onze voeten op de koninklijke weg!

Capelle aan den IJssel, ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 2000

De Saambinder | 12 Pagina's

Niet vereenzelvigen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 2000

De Saambinder | 12 Pagina's