Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenrubriek (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenrubriek (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

N. te Z. vraagt om een bijbels bewijs voor de kinderdoop. Hij ontmoette iemand die stelde, dat de kinderdoop door de mensen was ingevoerd, maar niet op grond van Gods Woord.

Antw.: Een direkte opdracht tot de kinderdoop als zodanig is in de bijbel niet te vinden. Maar wel is ze als zodanig door en door bijbels.
Daarom is het goed te luisteren wat Gods Woord ons dienaangaande leert. En omdat de bestrijding van de kinderdoop ook in kerken en door allerlei groeperingen voortgaat, wil ik graag een uitvoerig antwoord geven en o.a. ook doorgeven wat ik dienaangaande eens las:

De kinderdoop
De bestrijding van de kinderdoop is op zichzelf niet iets nieuws. Reeds de kerkvader Tertullianus twijfelde aan het goed recht van de doopsbediening aan zuigelingen. Hij stelde de vraag: „Waarom haast de onschuldige jeugd zich tot de vergeving van de zonden?"
Later is Tertullianus echter op zijn standpunt teruggekomen.
In de tijd van de Hervorming waren het de reformatoren, die onder meer op dit punt hun strijd hadden met de Wederdopers. Het is opmerkenswaardig, dat in de loop der eeuwen in de argumentatie van de verwerping van de kinderdoop feitelijk niets veranderd is.
Dezelfde bezwaren, die bij de Wederdopers leefden en die door de reformatoren zijn weerlegd, vinden wij thans weer terug bij de Pinkstergemeenten.
Eén van die bezwaren, naast het bezwaar dat er in het Nieuwe Testament geen bevel voor de kinderdoop staat, is dat kleine kinderen niet kunnen geloven. En het geloof is immers, zo meent men, een vereiste om de doop te mogen bedienen.
Dit bezwaar vinden we bij de Wederdopers en ook vandaag aan de dag bij de Pinkstergemeenten.
Hetzelfde bezwaar vinden we trouwens ook bij de Zwitserse theoloog Karl Barth, die ook de kinderdoop bestreed. Ook hij is van oordeel, dat door de kinderdoop het verband tussen geloof en sakrament wordt verbroken en dat de doop pas bediend mag worden, wanneer de dopeling zijn geloof heeft beleden.
Hij noemt de kinderdoop een „executie zonder slachtoffer".
Een klein kind kan immers nog niet geloven en daarom mogen deze kinderen niet gedoopt worden, want de doop mag pas bediend worden, wanneer de dopeling eerst zijn geloof heeft beleden.
Wij moeten hiertegenover echter met nadruk stellen, dat de grond waarop de doop bediend wordt, niet het geloof is, maar het verbond Gods.
De doop is geen geloofsteken, maar een verbondsteken. Natuurlijk moet een volwassene, aleer hij gedoopt kan worden, belijdenis van zijn geloof doen.
Daarom mag hij, na zijn geloofsbelijdenis, het teken van Gods verbond ontvangen.
We zien dit duidelijk bij Abraham. Want niet Abrahams geloof was de reden, waarom hij de besnijdenis ontving, maar Gods verbond, dat God met hem oprichtte.
Wij moeten dus op grond van Gods Woord tegenover de Pinkstergemeenten en alle verwerpers van de kinderdoop met grote nadruk stellen, dat de doop geen geloofsteken, maar een verbondsteken is.
Onder het Oude Testament moesten ook de kinderen het teken van dat verbond ontvangen.
De Heere sprak immers: „Ik zal Mijn verbond oprichten tussen mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad na u " (Gen. 17:7).
Daarom moesten nu ook de kinderen het teken des verbonds ontvangen, want de Heere sprak: „Dit is Mijn verbond, dat gijlieden houden zult tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk is, u besneden worde" (Gen. 17: 10).
Dat was dus duidelijk genoeg. Bij de Israëlieten behoefde er nooit verschil van mening over te ontstaan, of de jongetjes van acht dagen wel besneden moesten worden, terwijl die zich toch ook nog van niets bewust waren, zij géén zondebesef hadden en geen belijdenis van hun geloof konden doen. De Heere had immers gezegd, dat ook de kinderen in Zijn verbond begrepen waren (Gen. 17 : 12 en 13) en dat was voldoende grond om ook de kleine kinderen te besnijden. Wie zijn kind niet het teken des verbonds liet toedienen, werd als een verbreker van het verbond beschouwd (Gen. 17: 14).
En nu zouden wij van de zijde van de verwerpers van de kinderdoop wel eens het bewijs willen geleverd zien, dat er bij de overgang van het oude naar het nieuwe verbond zoveel veranderd is, dat nu ineens géén kinderen, maar alleen volwassenen het verbondsteken zouden mogen ontvangen. Daarvan staat toch totaal niets in de Bijbel?
Immers het oude en het nieuwe verbond zijn in wezen één. De Heere sprak tot Abraham, dat het verbond, dat Hij met hem en zijn zaad oprichtte, maar niet alleen voor het Oude Testament gold, maar dat het een eeuwig verbond was. Wij spreken hier nu niet van het wezenlijk inzijn in het Verbond, in onderscheiding van het leven onder de bediening of openbaring des verbonds, daarover gaat het hier nu niet, hoewel we daar uiteraard aan vasthouden.
Wélke veranderingen er ook gekomen mogen zijn door de komst en het werk van Christus, toen we van de oude in de nieuwe bedeling overgingen, de inhoud van het verbond, het verbond als zodanig, isonveranderd gebleven.
Het is een eeuwig verbond.
Men heeft het in de Pinksterkringen altijd over de eenvoudige boodschap van de Bijbel en dan zegt men: de eenvoudige boodschap van de Bijbel leert ons toch nergens een bevel van de kinderdoop.
En wij zouden willen zeggen: inderdaad is de Bijbel hier erg eenvoudig. De Heere heeft gezegd, dat het verbond met Abraham een eeuwig verbond is. En daarom is het er vandaag nog. En daarom moeten ook de kinderen het verbondsteken ontvangen, zoals onder het Oude Testament. En er staat nergens in het Oude Testament, dat het verbond bij de overgang van de oude naar de nieuwe bedeling nu ineens zo veranderd is, dat de kinderen er niet meer bij horen en zij nu ook het verbondsteken niet meer mogen ontvangen. Dat staat nergens. Inderdaad is Gods Woord hier heel eenvoudig. En de Pinkstergemeenten zijn ongehoorzaam aan dit eenvoudige Woord van God, waarin God nergens gezegd heeft, dat wij sinds het Nieuwe Testament moeten ophouden aan onze kinderen het verbondsteken te schenken.
Het eens gegeven bevel van God aan Abraham blijft van kracht.
Onder het Oude Verbond was de besnijdenis het teken des verbonds, een bloedig teken, dat heen wees naar de komende bloedstorting van Christus. Nu Christus Zijn bloed gegeven heeft op Golgotha is er geen bloedig teken meer nodig, evenmin als er nu bloedige offers meer nodig zijn. Daarom komt nu in plaats van dit bloedige teken des verbonds de doop als onbloedig teken des verbonds.
Maar beide, zowel de besnijdenis als de heilige doop, zijn tekenen van het verbond der gefiade, dat zowel onder de oude als onder de nieuwe bedeling als voornaamste inhoud heeft de verzoening met God. Daarom spreekt het toch vanzelf, dat waar onder de oude bedeling de kinderen het teken des verbonds moesten ontvangen naar het uitdrukkelijk bevel van God, dit ook onder de nieuwe bedeling zo moet zijn.
Als er met de nieuwe bedeling zóveel veranderd is, dat nu de kinderen er in één keer niet meer bij horen, dan had dat er toch moeten staan!
Wij vinden in de Bijbel immers steeds weer de gedachte terug van het „u en uw zaad".
Het is Gods welbehagen geweest om Zijn genade als regel te verheerlijken langs organische weg, dat wil zeggen, dat Hij de stroom van Zijn genade stuwt door de bedding van de geslachten.

't Verbond met Abraham, Zijn vrind,
Bevestigt Hij van kind tot kind.

Het heeft ons iets te zeggen, dat Paulus ervan spreekt, dat het waarachtig geloof eerst woonde in de grootmoeder Loïs, toen in de moeder Eunice en vervolgens in de zoon Timotheüs.
Dat staat echt niet zomaar in Gods woord, maar het wijst ons op de organische weg, waarin de Heere naar Zijn welbehagen werkt.
En deze rijke gedachte zien alle verwerpers van de kinderdoop over het hoofd. Zij zien de betekenis van het verbond niet.
Zij zien in feite de gemeente niet anders dan als een vereniging. En als de gemeente een vereniging is, dan moet je wachten tot je 21 jaar bent en dan word je door persoonlijke keus lid van die vereniging. En dan behoren de kinderen er natuurlijk niet bij en kunnen zij ook niet gedoopt worden.
(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1985

De Saambinder | 8 Pagina's

Vragenrubriek (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1985

De Saambinder | 8 Pagina's