Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Man tussen de mirten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Man tussen de mirten

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1

Ik zag des nachts, en ziet, een Man, rijdende op een rood paard, en Hij stond tussen de mirten, die in de diepte waren; en achter Hem waren roode, bruine en witte paarden.

Zacharia 1 : 8.

fecharia is één van de laatste pro-'eten, die geprofeteerd hebben tegen iet volk van de oude dag. Zijn naam «tekent: „De Heere heeft gedacht". iVelk een rijkdom ligt in deze naam lesloten. Welk een troost, als Gods irme volk daar de toepassing van rijgt. Ja, zo zegt de Heere door de nond van Jesaja, gij zult van Mij liet vergeten worden. In al hun druk ; )mmernis en zorgen, zonden en nden te ervaren: Schoon ik arm )en en ellendig, denkt God aan mij )estendig.

IVelnu, „de Heere heeft gedacht", n dat teken staan ook gans het opdeden en de profetieën van Zacharia.

R^el heeft de kerk geklaagd ^Vel heeft het volk geklaagd in Ba-)el: „Wij zien onze tekenen niet. En aar is geen profeet meer, die weet 108 lang." Voorwaar, dit kan wel icns het kenmerk zijn van de kerk, lat alle tekenen van Gods gunst voor len verborgen zijn. Kortom, dat zij feen kenmerken meer overhouden. Maar dit, alzo door de Heilige Geest !ïï het hart gewerkt, is nu om plaats te maken voor een heerlijker en voler en een zaliger weldaad, namelijk ^r de weldaad van alle weldaden: Ristus als schuldovememende Borg en Koning Zijner duur gekochte kerk.

„Ik zag des nachts", zo begint de profeet zijn eerste, gezicht te vermelden. Zie hier dan ook de reden, iraarom men spreekt van nachtgezichten van Zacharia.

Het was nacht in letterlijke zin, doch ook nacht in figuurlijke en geestelijke zin, ten opzichte van de toestand van het oude Israël. Immers, het volk was terug gekeerd uit Babel. Wel had de Heere het hart van Kores, de Perziaan, bestierd om het volk vrijheid te geven om terug te keren tot hun land en de erfbezitting hunner vaderen. Ja, zelfs heeft hij ze bemoedigd om stad en tempel te herbouwen. Zodat ze uittrokken in grote menigte en met blijdschap zongen: Als de Heere de gevangenen Sions ffederbracht, waren wij gelijk degenen, die dromen. Toen werd onze mond vervuld met lachen en onze rong met gejuich.

Doch de morgenstond is gekomen, fflaar het is nog nacht. Immers, hoewel het volk met volle ijver was begonnen stad en tempel te herbouwen, als de profeet Zacharia optreedt igt het werk weer stil. Het ganse Jeven was ingezonken. Uitwendige ^genwerking van de Samaritanen en daarbij het misgewas van de land­ man deden de handen des volks slap hangen en benamen hun de moed om verder te gaan. Waarom het dan ook uitroept bij monde van de profeet Haggaï: De tijd om het huis des Ileeren te bouwen is nog niet gekomen.

Doch hoewel het volk alles tegen schijnt te zijn en het moedeloos neerzit en daarbij in zondig ongeloof de handen slap laat hangen, zo blijft de Heere nochtans des ontfermens gedachtig. De betekenis van Zacharias' naam wordt zo heerlijk vervuld in ket woord van de dichter:

Hij heeft gedacht aan Zijn genade; Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt.

Dit komt Hü dan ook heerlijk te bevestigen tot troost van het wedergekeerde Sion uit Babel. Maar ook tot troost van de kerk in alle tijden, aan alle plaatsen en in alle omstandigheden. Dat zien wij vervuld in dit eerste nachtgezicht van Zacharia.

Ik zag des nachts en ziet, een Man, rijdende op een rood paard. En Hij stond tussen de mirten, die in de diepte waren.

De mirt is een lage boom, een soort sierheester met altijd groene bladeren en draagt witte bloesems. Veelvuldig komt zij voor in de landen, gelegen om de oude wereldzee. Zij groeit en tiert het best in diepten en in dalen, in moerassige en vochtige plaatsen, bij beken en rivieren.

Daarom lezen wij ook van mirten, die in de diepte waren. Dit mirtenbosje nu stelt ons duidelijk voor het volk van Ju da. De tijd van David en Salomo en Hiskia is voorbij. De tijd, dat het met gezag optrad tegen de omwonende grote mogendheden. Het heeft tegenover andere volkeren geen positie meer van betekenis. Jaren heeft het als balling gewoond in Babel en heeft het smaad en hoon verduurd. Komt, zeide men, laat ons hen uitroeien, dat ze geen'Tolk meer zijn. Ontbloot ze, ontbloot ze, tot" de fundamenten toe.

Het is Sion, niemand vraagt naar haar. En thans, teruggekeerd uit Babel, zeide men: Wat zullen deze amechtige Joden? Doch hoe vergeten, hoe gering en veracht, voor de Heere is dat volk niet verborgen en niet vergeten. Immers dit onaanzienlijke mirtenbosje in de diepte, als beeld van Gods kerk, vertoont ons bijzondere en aangename eigenschappen.

In de eerste plaats letten wy op de geringheid en de laagheid. Zo is ook het volk van God. Het ware Sion is in zichzelf laag en gering. Uit zichzelf zyn ze dit niet. Dan zyn ze hoog van statuur en gelijken ze veel meer op een welig opschietende doom en distel. Maar deze laagheid is een vrucht van genade, een vrucht uit God. Hij verandert door wederbarende genade die distelennatuur in die van een mirt. Naar het woord van Jesaja: Voor een doom zal een dennenboom en voor een distel zal een mirtenboom opgaan. En het zal de Heere wezen tot een naam en tot een teken, dat niet uitgeroeid zal worden.

Het tweede kenmerk van de mirt is, dat zij witte bloesem voortbrengt. Welk eên dierbaar beeld van hetgeen de Heere aan Zijn volk doet. Hij legt pp hen, schoon in zichzelf zwart en walgelijk, het wit van Zijn gerechtigheid en heiligheid.

Voorzeker, in haar zelf is de kerk zwart, maar door de toegerekende gerechtigheid van Christus liefelijk. Voorts, de mirt is cdtijd groenend. Groen is de kleur van de hoop en van de volharding. Die volharding hebben ze niet in zichzelf; dan zijn ze een wankelend riet. Doch de roeping en de genadegiften Gods zijn onbelouweiyk. En daarom lezen wij van die mirten in de diepte. Hij groeit zelfs op in ramp en tegenspoed. En Paulus kon getuigen: Door de genade Gods ben ik, dat ik ben. En de kerk bidt in Psalm 138:

Verlaat niet wat Uw hand begon» O Levensbron, Wil bijstand zenden.

De mirt groeit in de diepte. Op de hoogte zou zij verdorren. Maar in de laagte, daar vloeien de wateren des Geestes. Daar is de bodem vruchtbaar voor geestelijke wasdom. In de diepte leren ze roemen in verdrukkingen. Hoewel hun weg vaak tegen vlees en bloed is, worden ze in de diepte gelouterd en geheiligd. Daar leren ze wat ze aan God hebben.

Ten slotte is een kenmerk van de mirt, als er op getrapt wordt, dat ze een heerlijke geur verspreid. Gods kerk wordt ook veel getrapt en gedrukt. Wij denken aan de vorige meditatie van Ds. Lamain: Mijn ziel is moede vanwege de doodslagers..

Maar dan juist verspreidt de kerk \oor God en voor elkander de heerlijkste geur. Van nederigheid, lydzaamheid, ootmoed, zachtmoedigheid. Door genade bewrocht, mogen zij roemen in de verdrukking en mogen ze ervaren, wat de Heere voor hen is. Niet op de hoogte van voorspoed, maar in de diepte van het lijden leerde Asaf: Ik zal dan gedurig bij U zijn. Gij hebt mijn rechterhand gevat. Gij zult my leiden door Uw raad en daarna in heerlijkheid opnemen. En wat de Heere in Christus is voor Zijn kerk in de diepte van het lijden van verdrukking en van ontdekking, ja, in de diepte van de dood, hopen wij een volgende week te zien DV.

Dr.

S.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1949

De Banier | 8 Pagina's

Een Man tussen de mirten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1949

De Banier | 8 Pagina's