Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BIEDT WEERSTAND

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIEDT WEERSTAND

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onvoorstelbaar moet de geloofsmoed en de geloofskracht geweest zijn van de duizenden broeders en zusters, die wij vandaag nog mogen kennen en eren als de Hugenoten.

Die geloofskracht ligt ingegraveerd in het met tranen gegraveerde woord: RECISTER (= biedt weerstand!).

Het staat er nog in het oude Frans, maar niettemin nieuw en levend voor al wie zich één weet in het geloof met deze heldhaftige getuigen van het Evangelie van vrije genade.

Het was hoogstwaarschijnlijk Marie Durand, die dit woord in de harde vloersteen van de sombere toren 'La Tour de Constance' heeft ingekrast. U kunt deze toren vinden in Aiguës Mortes in Zuid-Frankrijk. Het is een eeuwen oud stadje, gebouwd door Philips de Stoute naar het model van Damiette en Jeruzalem.

De 15 torens die de zware stadsmuren flankeren, staan er nog als de getuigen van de verschrikkelijke martelingen waarmee Lodewijk XIV en zijn goddeloze benden het geloof van de Hugenoten trachtte te breken.

Tour de Constance

Eén toren, la 'Tour de Constance', valt bijzonder in het oog. Niet alleen omdat hij wat hoger uitstijgt boven de andere en zodoende de indruk wekt enigszins dreigend en vermanend neer te zien over de vlakte, maar vooral omdat binnen de logge muren van dit slot vele vrouwen en moeders zijn opgesloten geweest en er zijn gestorven omdat ze hun Heiland meer liefhadden dan hun eigen leven.

Langs een zware wenteltrap komt men boven in de 'zaal', een grijs en somber aandoend cachot waar het licht met tegenzin binnendringt. In deze plaats hebben ze 'gewoond', hebben ze gebeden, gehuild en geleden, hebben ze gezongen de lof van hun zo dierbaar geworden Borg en Heiland.

De Franse dichter Bigot heeft het zo aangrijpend neergeschreven:

"Qui vécut là? Des prisonnières
Qui mettaient Dieu devant le roi.
Là, jadis, des femmes, des mères,
moururent pour garder la foi.
Leur seul crime était d'être allées,
La nuit, par un sentier couvert,
Joindre leurs voix aux Assemblées
Qui priaient Dieu dans le Désert."

"Wie leefde daar? Gevangen genomen vrouwen,
die God stelden boven de koning.
Daar, eertijds, verbleven vrouwen en moeders,
die bereid waren te sterven om het geloof te bewaren.
Hun enige misdaad was hun gang,
's nachts, langs een verborgen pad,
naar de samenkomst, om er hun stem
te voegen bij hen die tot God
bleven bidden in de woestijn."

Marie Durand

In die toren werd Marie Durand, de zus van de vermaarde predikant en moedige hageprediker Pierre Durand, in 1730 opgesloten. Ze was toen 19 jaar oud. Twee jaar later werd haar broer in Montpellier opgehangen.

Op het moment van de komst van Marie Durand zaten reeds meerdere Hugenoten-vrouwen te verkommeren in de koude en vochtige toren. Haar komst was een zegen voor al deze vergeten vrouwen.

Gedurende 38 jaren zal zij de geestelijke leidster en verzorgster zijn. Onvermoeibaar was zij in het troosten en verzorgen van zieke medezusters. Ook van de schoonmoeder van Pierre Durand, die met haar opgesloten zat en negen jaar verlamd is geweest. Zij was een verbitterde vrouw, die het Marie en haar kleindochter Anne niet kon vergeven dat zij de familieleden waren van de martelaar Pierre Durand, wiens huwelijk met haar dochter zij nooit had goedgekeurd. Zij heeft het hen steeds kwalijk geduid dat hij de oorzaak was geweest van al het leed dat over de familie was gekomen.

Marie heeft deze altijd mopperende vrouw tot het laatste toe vol toewijding verpleegd! Zoiets is alleen maar mogelijk door het geloof in Jezus Christus.

In het boekje 'Marie Durand, die hugenottische Bekennerin' in het Nederlands vertaald door ds. Hegger (niet meer voorradig), staat het aldus beschreven: "In de ronde kerkers van de toren hebben zich ontelbaar veel drama's afgespeeld, opeenstapelingen van onvoorstelbaar leed. Maar daar zijn ook de wonderen geschied van christelijk uithoudingsvermogen in de kracht van de Geest van Jezus Christus.

Daar is zichtbaar geworden hoezeer een mens kan uitgetild worden boven zichzelf, boven allerlei kleinzieligheid, wanneer hij zich in geloof vastklampt aan Christus alleen".

Zo zorgde Marie Durand voor allen. Voor de ene naaide zij wat; voor een ander spelde zij een brief; voor weer anderen schreef zij geduldig de door hen gedikteerde woorden op.

Elke avond las zij voor uit de Bijbel, herhaalde voor hen de preken van haar broer-martelaar. En terwijl men naar haar luisterde, vergat men het harde leven in deze betonnen bunker.

De woorden van eeuwig leven verjaagden voor een ogenblik de kwellende nood van dit cachot. Onder haar leiding zongen zij ook psalmen; zij ging voor in gebed zodat met het vallen van de avond ook de rust neerdaalde in de harten, wetend dat -door de zware muren heen- de hand van de Hemelse Vader over hen waakte.

Isabeau Menet

In 1734 werd Isabeau Menet in de toren binnengebracht. Zij was 22 jaar oud, net als Marie Durand, die beiden ook goede en trouwe vriendinnen werden.

De man van Isabeau werd naar de galeien verbannen en is er bezweken onder de onmenselijk wrede omstandigheden.

Wat een kracht toch hebben deze vrouwen en moeders van de Heere ontvangen. Hoor het getuigenis van Isabeau:

"Ik prijs mij gelukkig dat God mij waardig heeft bevonden voor Zijn heilige Naam vervolging te doorstaan. Maar de dreigementen van de wereld zullen niet in staat zijn mij van mijn geloof los te rukken. Ik hoop en vertrouw dat de Vader der barmhartigheid mij niet de kracht zal onthouden, die ik nodig heb om deze beproevingen te dragen, die Hij krachtens Zijn welbehagen op mij heeft gelegd". Samen met Marie Durand en nog vele anderen mogen zij voor ons een voorbeeld zijn van standvastigheid en volhardend geloof!

De stenen roepen…

Wanneer je daar boven in de 'Tour de Constance' mag staan en a.h.w. de echo's mag opvangen van de pijnen en smarten die er geleden zijn, dan word je persoonlijk nauw betrokken bij alles wat zij hebben moeten doorworstelen. Dan flitsen allerlei gedachten door je geest. Vragen ook die hier beneden nooit zullen beantwoord worden.

Enerzijds ontvang je rust van de Heere in Zijn wegen, die voor ons niet te doorgronden zijn; maar anderzijds welt een vaag gevoelen op van weerstand tegen de macht en de pretentie van het r.-k. systeem, dat zo schandelijk en gruwelijk heeft kunnen tekeer gaan tegen zovele kinderen van de Heere! O, ik weet het, we moeten het kunnen vergeven. Inderdaad! Maar ik kan het niet vergeten. Echt niet. Stenen roepen en laten zien tot wat mensen, ook 'godsdienstige' mensen in staat zijn. Verschrikkelijk! Het heeft me innerlijk diep geschokt. Wat een grofheid en wat een brutaliteit heeft die Franse 'Zonnekoning' Lodewijk XIV uitgestald! Duizenden heeft hij gedood en geradbraakt in naam van zijn zieke kerk, wiens beste dienaar hij was.

Met de zegen van Rome

De herroeping van het Edikt van Nantes in 1685 heeft gezorgd voor bloed en tranen, voor monsterlijke folteringen onder de zegen van de Roomse geestelijkheid. Ik kan 't niet laten om een van hun geliefde 'bekerings-methodes' even onder uw aandacht te brengen.

"Wanneer Pierre in het kasteel (La Voulte) is aangekomen, wordt hij zonder veel omhaal en zonder enig verhoor naar een put geleid die zich op de binnenplaats van het kasteel bevindt. Touwen worden onder zijn oksels aangebracht en vervolgens laat men hem zakken in de koude, diepe, stinkende, vochtige cisterne, totdat hij op de bodem in de modder terechtkomt tussen verscheidene andere ongelukkigen. Met afgrijzen kijkt Pierre om zich heen in het flauwe schemerlicht dat hier op de bodem heerst. Walging dringt zijn neus binnen vanwege de stank van de modder, de mensenlijven en de uitwerpselen. Walging slaat op zijn ogen als ze staren naar deze menselijke wezens met hun holle oogkassen, hun uitgeteerde lichamen. Walging bereikt zijn oren als hij deze mensen hoort bidden, hoort zingen, hoort schelden, hoort vloeken, woorden van weemoed en woorden van waanzin hoort uitbrengen, altijd door, dag en nacht. Hier beneden, op de bodem van de put, is het de hemel en de hel tegelijk. Hier liggen Hugenoten op hun knieën in de modder om samen te bidden, samen te spreken over de dingen Gods, elkaar op te beuren, elkaar aan te moedigen. Hier stijgen psalmen omhoog ter ere Gods. Hier is de plaats van het afgrijzen, van volstrekt vasten -want voedsel wordt hier niet naar beneden gelaten- van een zich laven met het vocht in de modder en langs de muren, de plaats van knauwende honger die tot hallucinaties leidt, het oord van malende geesten, heen en weer geslingerd tussen zinsverrukking en zinsverbijstering.

De hoogtepunten van elke dag zijn de momenten, elke morgen en elke avond, wanneer een priester -het is altijd dezelfde geestelijke- zich boven over de rand buigt en ineens een schaduw werpt op de ellendigen daar beneden in de put. (…) Zijn zalvende stem begint te spreken: "Vrienden, ach mijn vrienden, moeten jullie daar nu nog steeds zo lijden, zo beproefd worden, zonder eten en drinken? In die ondraaglijke stank, in jullie eigen water en drek? De overheid is hard voor jullie, nietwaar? Maar ach, mijn vrienden, begrepen jullie maar dat zij slechts haar plicht doet tegenover God en Zijn heilige wet. De overheid zou ook wel anders willen! Maar is het niet jullie eigen koppigheid waardoor jullie daar maar in die put moeten blijven? Niet de overheid, en nog minder de kerk is het die jullie daar beneden vasthoudt. Jullie zijn gebonden met de banden van je eigen halsstarrigheid. Eén woord slechts, roep slechts naar boven 'ik zweer af' en onmiddellijk worden jullie vrijgelaten. Zie toch, mijn vrienden, hier naast mij staan mannen met touwen gereed om op dat ene woord onmiddellijk die touwen te laten zakken en jullie vrij te laten. Zweer slechts je dwalingen af, keer terug in de schoot van de aloude kerk van de apostelen en profeten, van Maria en alle heiligen, de kerk die Christus op aarde heeft opgericht, de kerk die al sedert Petrus bestuurd wordt door Zijn stedehouder de paus. Eén woord slechts, vrienden. Ik wacht geduldig totdat bij een van jullie het licht doorbreekt in die duisternis daar beneden".

Dan treedt er een pijnlijk diepe stilte in, elke dag opnieuw. Er is op de bodem van de put niets te horen dan het gekreun van hen die lijden onder pijn of waanzin, en het bidden van hen, die God om standvastigheid smeken in deze verschrikkelijke verzoeking. De anderen zwijgen, somber, manhaftig, vol vertrouwen of stijfkoppig, vol hoop of vol vertwijfeling. Slechts eenmaal in de vier weken die Pierre in de put doorbrengt, is er een man die het toverwoord spreekt: "J'abjure"!

Niet alleen aan de bovenrand van de put ontstaat een heel rumoer, maar ook op de bodem van de put. Pierre is een van de weinige niet-waanzinnigen die zich stil houdt. Hij heeft diep medelijden met de arme, ellendige man, die al zoveel weken in de put doorgebracht heeft, ziek van ellende en ontbering is, op de rand van de hongerdood. Pierre kent zijn eigen innerlijke strijd. Wie zal het deze ongelukkige kwalijk durven nemen dat hij uit deze hel verlost wil worden?

Ook Pierre werd er uitgehaald, niet omdat hij zou hebben afgezworen, maar om nog ergere folteringen te moeten verduren. Uiteindelijk werd hij veroordeeld tot de galeien. Zijn vrouw Anne werd veroordeeld om weg te kwijnen in de Tour de Constance, het plompe fort van Aigues Mortes…

De Heere heeft ze bewaard en na vele jaren zijn ze toch nog kunnen vrijkomen.

Hoor naar hun verhaal…

Anne vertelt over haar verblijf in de Tour de Constance, dat bolwerk in de wallen van de kleine stad, midden tussen de moerassen met hun ziekmakende dampen. Ze vertelt over de donkere, vochtige, hoge, gewelfde etage met de muren van vijftien voet dikte. Ze vertelt over het gat in het plafond, dat een beetje licht verspreidt, maar waardoor ook regen en sneeuw naar binnen komen. Ze vertelt over de vele vrouwen die daar zoveel jaren opgesloten zitten. Ze vertelt over de vrouwen die haar hartsvriendinnen zijn geworden en die ze nu heeft moeten achterlaten. Ze vertelt over de giften van de vrienden in Frankrijk en Zwitserland, waardoor de ongelukkige gevangenen in leven gehouden zijn. Ze vertelt over de godsdienstoefeningen die de vrouwen daar onder elkaar gehouden hebben. Ze vertelt over de zieken die ze daar heeft verzorgd, en ook over haar eigen ziekten, toen andere vrouwen haar verzorgden. Ze vertelt over een vrouw die in de toren een kind ter wereld heeft gebracht, een kind dat haar troost en haar vreugde was, maar dat haar, toen het zes j a a r was, is afgenomen. Ze vertelt over de vrouwen die in de duistere kerker geleidelijk waanzinnig zijn geworden. Ze vertelt over de donkerste ogenblikken in de kerker, als er priesters kwamen om de ellendige vrouwen over te halen hun geloof af te zweren. Ze vertelt over de verzoekingen, de teleurstellingen, de verbitteringen, maar ook over de gelukzalige ogenblikken van vervoering, over de psalmen die gezongen werden, het Woord van God dat gesproken werd. Ze vertelt over de Heere God, Wiens aanwezigheid ze dikwijls zo sterk in de toren gevoeld heeft, en ze vertelt ook over de keren dat Hij zo ver weg leek…

Ook Pierre vertelt over het leven aan boord van een galei. Over het onbeschrijfelijk zware werk aan de riemen, over de vele slagen die daarbij uitgedeeld werden, over de hitte en de kou, over de vreselijke zeeslagen, wanneer de arme slaven aan hun banken gekluisterd zitten, de kogels en granaten van de vijand en de brekende masten niet kunnen ontwijken en velen van de slaven daarbij gruwelijk aan hun eind komen. Hij vertelt over deze afschuwelijke zeeslagen tegen de Turken of tegen de Spanjaarden, over het urenlange roeien, het plotselinge wenden en keren, de gevechten aan boord van man tegen man, waarbij de galeislaven machteloos toekijken. Pierre vertelt over het vreselijkste van alles: de bastonnade, een straf met stokslagen of een gesel. Twee maal heeft Pierre ze moeten ondergaan. Dan wordt het slachtoffer op zijn buik gelegd, door vier galeislaven vastgehouden en vervolgens door een andere slaaf met een geteerd en in zeewater gedoopt koord op zijn rug geslagen. Soms wordt de beul zelf gegeseld om hem ertoe te dwingen de zweep zo hard mogelijk te laten neerkomen. Elke slag veroorzaakt een duimbrede groef in het vlees. Na tien of twaalf van zulke zweepslagen kan het slachtoffer al niet meer spreken of zich bewegen! Maar soms worden er dertig, vijftig, tachtig of zelfs honderd geselslagen gegeven. In deze laatste gevallen verliest het slachtoffer bijna altijd het leven. Na de marteling worden de levensgeesten weer opgewekt doordat er azijn en zout in de wonden gewreven wordt, waarmee men ook probeert koudvuur te voorkomen.

De twee keer dat Pierre deze foltering heeft moeten ondergaan, was omdat hij weigerde te knielen of zijn muts af te nemen voor de hostie (= de geconsacreerde ouwel van de r.-k. mis), die op gezette tijden aan de galeislaven werd uitgereikt.

Hoe vaak had ook Pierre niet de neiging gevoeld om met een enkel 'ik zweer af onmiddellijk een einde aan zijn ellende te maken. Hoe vaak had hij zijn broeders op hetzelfde schip niet moeten aanmoedigen om toch standvastig te blijven. Maar temidden van alle beproevingen en verzoekingen bloeide Gods kerk aan boord van het schip. Samen spraken de Hugenoten die dicht bij elkaar zaten, hun avondgebeden uit, samen zongen zij psalmen als de omstandigheden het toelieten en de argousins (= opzichters van de galeislaven) een oogje toeknepen. Samen beleefden zij hun geloof, ondanks het vreselijke gespot, gevloek en gesar van sommige van de ergste criminelen aan boord.

Resistez!

Hun trouw en standvastigheid mogen voor ons een krachtige aansporing zijn om weerstand te bieden tegen lauwheid en zonde in ons leven. Dat Gods Woord weer opnieuw onze kracht en troost mag zijn, in wat voor omstandigheden wij ook terecht mogen komen.

Laten wij ons volkomen geven aan de dienst des Heeren, aan de verkondiging van Zijn Evangelie!

Bidden wij toch de Heere dat Hij het geve! Dat wij in het betoon van geest en kracht mogen spreken en getuigen van de Ene Naam ter zaligheid Jezus Christus, de Hoop der Heerlijkheid!

N.B. De getuigenissen van Pierre en Anne zijn genomen uit het boek 'De Kleine Kudde'van W. Ouweneel.

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juli 1991

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

BIEDT WEERSTAND

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juli 1991

In de Rechte Straat | 32 Pagina's