Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe de ellende bekend wordt (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe de ellende bekend wordt (2)

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Zondag 3 wordt ons gewezen op hoe wij onze ellende nog beter leren kennen. Het Schatboek wijst ons hier op twee zaken. Namelijk: ‘De oorzaken van onze verdorvenheid’ en ‘Hoe groot deze verdorvenheid is’.

Wat de oorzaak niet is
De mens is zo geaard dat hij de schuld van zichzelf graag op een ander schuift. Hij is soms ook zo goddeloos dat hij de goede God de schuld van het kwaad toeschrijft. Eva legde de schuld op de slang, maar Adam nagenoeg op God, toen hij zei: ‘De vrouw die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft mij...’
Hier wordt dus geleerd dat God geen oorzaak is van de verdorvenheid van de mens. Het is zó duidelijk dat dit waar is, omdat Hij niet alleen de oorzaak niet is, maar ook niet kan zijn. Want hoe zou van de Goedheid Zelf enig kwaad kunnen voortkomen, van het Licht enige duisternis, van zulk een goede Boom enige kwade vrucht, van de Allervolmaaktste iets onvolmaakts? Dan zou Hij Zichzelf verloochenen, wat God niet doen kan. En hoe zou God rechtvaardig de zonde kunnen haten en straffen, als Hij Zelf daarvan de auteur was?

Wat de oorzaak wel is
De oorzaak van de verdorvenheid in de mens is de val en de ongehoorzaamheid onzer eerste voorouders, Adam en Eva, in het paradijs.
De verdorvenheid komt dus uit de mens zelf, die, hoewel hij goed en oprecht geschapen was, bovendien ook veranderlijk goed was, zodat hij van deze goedheid kon afwijken, wat gebleken is.

Hoe groot onze verdorvenheid is
Dat wij alzo verdorven zijn, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad.
Bekwaamheid tot het goed vereist drie dingen.
Men moet het goed: verstaan, willen en doen. Tot alle drie is de onwedergeboren mens volstrekt onbekwaam.
De genegenheid van een onwedergeboren mens strekt zich niet anders uit dan tot kwaad, en niet alleen tot één kwaad, maar tot allerlei kwaad.

Tenzij ...
Van de wedergeboren mens wordt gezegd dat het met hem zo niet gesteld is. Want er wordt bijgevoegd: tenzij dat wij door de Heilige Geest wedergeboren worden. Om dit goed te verstaan, moet men weten wat het is om wedergeboren te worden. Dit verstond Nicodémus niet, en zulke mensen zijn er nog veel. De mens ontvangt door de geboorte zijn natuurlijke leven. Zo wordt van de mens gezegd dat hij wedergeboren wordt, wanneer hij, die in de zonden geestelijk dood was, uit deze dood opgewekt wordt en weer een nieuw geestelijk leven ontvangt.
Deze wedergeboorte wordt in de mens gewerkt:
- uitwendig door de prediking van het Goddelijke Woord,
- inwendig door de Geest van God; Die het verstand verlicht en de wil vernieuwt. Daarin werkt Hij niet alleen een bekwaamheid om het goede te kunnen willen, maar ook het willen zelf.

Uit: Zondag 3; HET SCHATBOEK, Z. Ursinus, deel 1; Gebr. Koster, Barneveld 2013

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 2015

De Saambinder | 16 Pagina's

Hoe de ellende bekend wordt (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 2015

De Saambinder | 16 Pagina's