Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ontkoppeling van doop en verbond?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ontkoppeling van doop en verbond?

Hervormde synode over kinderzegen en kinderdoop

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Pleidooi voor en nieuwe mogelijkheid' Uit de notitie 'Zegenen van kinderen' '(...) Drie verkenningen brengen ons tot een pleidooi voor de mogelijkheid om de zuigelingen in onze gemeente op te dragen aan God en hen te zegenen met de gemeente die hen draagt en voorgaat. De intentie waarmee dit gevraagd wordt, kan immers heel begrijpelijk en legitiem zijn – en valt niet per definitie buiten onze confessie. Maar het gaat ons in dit pleidooi om veel meer dan het toegeven aan trends en modeverschijnselen, en het meegaan met en ingaan op de tijd waarin wij leven. Als de mogelijkheid voor kinderopdracht en/of -zegening geopend en geboden wordt, dan is dat voor ons een middel om de doop zuiver en heilig te houden. Meer en meer menen wij nl. in het dooppastoraat te moeten constateren, dat voor de betreffende ouders vooral zaken en gevoelens een rol spelen als: dankbaarheid voor het nieuwe leven, uitspreken van eerbied voor het wonder, geboorte vieren, voorstellen aan de gemeente, op zich nemen van verantwoordelijkheid en verplichting. Wat opvalt is, dat deze begrippen niet of nauwelijks een rol spelen in onze symbolische en liturgische geschriften, noch ook in het Limadocument. En omgekeerd geldt: de daar opgesomde noties rond de doop behoren zelden tot de eerste associaties van onze doopouders, terwijl ze in een nadere catechese meestal maar moeizaam overkomen en doordringen. Wat velen kennelijk beleven bij de doop, kan onzes inziens veel beter vorm krijgen in een ritueel van opdracht, zegen, gelofte en voorbeden. In ieder geval leidt het openen van deze mogelijkheid als alternatief tot een betere bezinning op wat de doop wel en niet wil zijn. De opname in de gemeente en het stellen van een teken van Gods Verbond met zijn volk kunnen toch ook op een andere wijze dan in de doop tot uitdrukking gebracht worden?! En theologische grondslag daarvoor wordt onzes inziens gelegd in artikel II K.O., waar gesteld wordt dat mensen "krachtens het genadeverbond tot de Neder­landse Hervormde Kerk behoren". Om misverstanden te vermijden: wij voeren geen pleidooi voor het afschaffen van de zuigelingendoop. Maar het openen van een alternatief biedt niet alleen de mogelijkheid in te gaan op het verzoek van sommige ouders (die veelal juist zo betrokken zijn, dat we met hen zeker ook de mogelijkheid van dopen dienen te bespreken), maar dient in de hele kerk de bezinning op en de zuiverheid van de Doop. Daarom moeten wij ons nu ook haasten om het verschillende keren gebezigde begrip "alternatief" weer in te slikken. De kinderopdracht kan nooit in de plaats van de Doop komen. Maar deze kan wel een fase markeren op de weg daarnaar toe, een stap in de richting. Elke suggestie dat het bij opdragen om een pseudodoop of een quasi-sacrament zou gaan, dient ten stelligste vermeden te worden. De opdracht vervangt niet de doop, maar moet juist de weg naar de doop en de opname in het volle leven der gemeente bevorderen. In de opdracht brengen ouders hun dankbaarheid aan God tot uitdrukking voor het jonge leven dat Hij hen toevertrouwde. Bovendien willen ze de verantwoordelijkheid van een christelijke opvoeding op zich nemen: d.w.z. hun kinderen voorleven naar de Heer toe, gericht op de opname in de volle gemeenschap der kerk. De zegening van het (de) kind(eren) kan daarop aansluiten. De zegen is een zichtbaar en hoorbaar teken van de belofte van Gods heilzame presentie. Voor zowel doop als zegen geldt dat Gods genade in het leven van een mens vooropgaat, eenzijdig is, ons altijd mijlen ver vooruit is! Kinderzegen is geen sacrament als doop en avondmaal, maar een liturgische handeling, die tegemoet komt aan legitieme gevoelens van ouders en wellicht van diverse gemeenteleden, die recht hebben op een uitingsmogelijkheid en die theologisch in samenhang moeten gebracht worden met de komende doop.'

'...Als een kerk in haar kerkorde belijdend uitspreekt, dat ze bestaat krachtens het verbond der genade, gaat er (...) dan niet een beslissende wissel om als ruimte wordt ingelast voor het zegenen van kinderen, i.c. uitstel van de doop tot die op geloof kan plaatsvinden?
Dat de notitie vragenderwijs uitspreekt; dat het stellen van een (? ) teken van het verbond ook op andere wijze kan worden uitgedrukt dan door de doop, acht de commissie een brug te ver.
Ook werd de vrees uitgesproken dat het gevaar werkelijk niet denkbeeldig is, dat de zegening de plaats kan krijgen van een pseudo-doop en zo van een quasi-sacrament. Het lijkt een deel van de commissie nauwelijks te voorkomen dat dit gebeurt.'

Aldus een passage uit het verslag van de zogeheten commissie van rapport met betrekking tot de notitie 'Zegenen van kinderen, die vorige week ter bespreking op de hervormde synode voorlag. (In bijgaand kader is de essentie van de overwegingen van de Raad voor de Zaken van Kerk en Theologie hieromtrent weergegeven.)
De praktijk is overigens de leer hier vooruit. In verschillende gemeenten wordt het opdragen of zegenen van kinderen al gepraktiseerd. In 1984 — aldus ds. A.W. Berkhof, voorzitter van de Raad — heeft de centrale kerkeraad van Lelystad het moderamen van de synode al bericht, dat ze de mogelijkheid voor het opdragen van kin­deren, door ouders die de doop van hun kind (nog) niet wensen, had mogelijk gemaakt.
Hoe dicht overigens de Raad bij de kinderdoop wilde aansluiten, bleek uit de toelichting op het woord zegenen: 'het extra voelbaar maken van Gods genadebeloften' (Berkhof). 'Met de handoplegging wordt het kind georiënteerd op Gods geboden en beloften'. Ds. Berkhof zette ook impliciet vraagtekens bij de kinderdoop toen hij opmerkte, dat de bijbelse doop geloof van de gedoopte vooronderstelt. Bij zuigelingen is moeilijk geloof voor te stellen. Daarom hebben de reformatoren zich 'in bochten gewrongen' om de doop te zetten in het ka­der van het verbond. 'Velen van ons achten dat gewrongen'. Ook is 'voorkomende genade' een onvoldoende motivatie voor zuigelingendoop.

Verder stelde ds. Berkhof in zijn inleidende woorden nog, dat de vraag naar het opdragen van kinderen meestal komt van meelevende ouders, die over de doop hebben nagedacht; met name van mensen, die een 'evangelische' inslag hebben, maar ook van mensen, die beïnvloed zijn door de theologie van Karl Barth. 'Het zegenen van kinderen is geen alternatief voor de doop, maar voor de zuigelingendoop', zo sloot Berkhof af.


De vrucht van de synodale discussie is in ieder geval geweest, dat één der leden van de Raad voor de zaken van Kerk en Theologie (dr. F.G. Immink) ter afsluiting zei, dat het woord 'alternatief' helemaal niet gebruikt had mogen worden. Zou dat van meet af ook zijn gesteld geweest, dan zou — dunkt ons — meer in het algeméén over de betekenis van 'zegenen' binnen de christelijke gemeente zijn gesproken. Nu werd het (terecht) een discussie over kinderzegen en kinderdoop.

De synodeleden
Hier volgt nu verder een greep uit de discussie ter synode.,
Mevr. J.M. de Boer-de Leeuw, Amsterdam (Commissie van rapport) vroeg of het juist is om de motieven van ouders als kerk te gaan schiften.
Ds. J.H. Uytenboogaart, Samenwerkingsorgaan voor de eredienst vond, dat de voorstellen voor zegening veel te dicht in de buurt van de doop kwamen. Zegenen is niet veel meer dan bidden met de handen, zoals men ook zieken zegent of mensen, die hun leven samen willen gaan, of mensen, die voor belangrijke beslissingen staan in het leven. In Nieuwtestamentische tijden was men guller met het opleggen van banden dan wij vandaag. In natuurlijke situaties kan de zegen van Gods nabijheid nodig zijn. Maar in de doop vieren we niet het nieuwe natuurlijke leven maar Gods toewending naar ons.
Ds. A. Terlouw, Hardegarijp onderstreepte, dat, als ouders hun dankbaarheid voor de gave Gods bij de geboorte van hun kind uitspreken, dit niet staat buiten het heil van God. Onze kinderen zijn er slecht aan toe als het besef van het leven als een gave Gods verloren gaat. Belijden van het nieuwe leven als gave gaat goed samen met datgene waar het in de doop om gaat. We mogen de kinderen brengen bij Jezus Christus, die de naam 'kind van God' waardig is. We moeten de mensen leren de religieuze gevoelens, die ze hebben bij de geboorte van hun kind, te verbinden met de doop. Als we daar niet meer in slagen, staan we in feite al niet meer achter de kinderdoop. De vraag van de kinderzegening wordt vooral gesteld vanuit het huidige individualistische levensklimaat. Als mensen vanuit de Barthiaanse theologie erom vragen zullen het wel uitsluitend theologen zijn.
Ds. A. van de Beek, Rijssen pleitte voor grondig dooponderricht. Het beleven van mensen vandaag mag geen maatstaf zijn. Gods voorkomende genade gaat aan ons kiezen vooraf.
Ds. W.B. Beekman, Koudum: 'Als mensen kinderen willen zegenen op een wijze, die in de Schrift voorkomt: mijn zegen hebben ze'. Maar de nota had zijn zegen niet. Daar zit kennelijk iets ònder, namelijk 'het zuiver houden van de doop'. In verzoeken om de doop heeft hij in zijn pastorale praktijk evenwel vele zuivere en heilige motieven gehoord, ook al konden die niet altijd door de beugel van de theologie.
Ds. Sj. van der Zee, Oosterhout noemde Jezus Christus het enige sacrament. Doop en avondmaal moeten gebracht worden onder de noemer van de ethiek. Hij zei 'de maaltijd' te vieren met de kinderen maar niet te weten of ze allemaal wel gedoopt zijn.
Ds. A. Sevenster, Groningen stelde, dat, als de kinderdoop er nog niet was, deze niet alsnog zou moeten worden uitgevonden. Het gaat in de doop om het mede sterven en opstaan met Christus. 'We moeten toe naar een echt bijbelse doop, de doop op geloof'.
Ds. S. Hiemstra, Nieuw Beerta pleitte voor zegening van mensen op kruispunten van hun leven. De zegen is het zichtbare en hoorbare teken van Gods heilzame presentie.
Ds. P.M. Breugem, Barneveld motiveerde de kinderdoop in de uitgebreidheid van het verbond. Calvijn streed tegen de wederdopers. De rechten en plichten ten aanzien van de doop liggen in het verbond. Kinderzegen zal leiden tot devaluatie van de kinderdoop.
Ds. J.L. Brevet, Tiel stelde, dat het 'reformatisme' ons verbaal heeft gehandicapt. Er is meer om te mee te delen dan woorden. Met veel badwater zijn kinderen weggeworpen, die nooit de zegen hebben ontvangen.
Ds. mw. A.J. Yntema, Aalten zei, dat de zegen wordt gevraagd door mensen, die erover hebben nagedacht: 'geef ze de ruimte'. Zulke mensen moeten we niet om de oren slaan met de stelling, dat God 'ons een eeuwigheid vooruit is'. Ouders, die de kinderzegen vragen, belijden, dat hun kinderen zelf moeten gaan vragen om de doop. Het welkom bij het avondmaal wilde ze intussen niet afhankelijk maken van de doop.
Ds. P. van der Kraan, Bleskensgraaf stelde, dat het in de doop niet gaat om de geboorte, maar om de wedergeboorte. In de verbondssluiting gaat het ook niet om enige aansluiting bij de natuurlijke geboorte. God spréékt tot mensen via het verbond. In Romeinen 6 wordt dit expliciet benadrukt. Hij vroeg zich af of, als ouders moeite hebben met het afleggen van de belofte bij de doop, de zegen dan vrijblijvend kan zijn. Verder waarschuwde ds. Van der Kraan voor verwarring. Toen enkele jaren geleden 'een doperse vloedgolf' over de Alblasserwaard ging, hebben kerkeraden maatregelen genomen. Zulke kerkeraden komen met het op losse schroeven stellen van de kinderdoop in verwarring.
Dr. J. Hoek, Veenendaal kritiseerde de ontkoppeling van doop en avondmaal. Gods genadige beloften, verzegeld in de doop, zijn de grond voor de toelating aan de avondmaalstafel. Daar wordt het gewekte geloof versterkt.
Ds. J.G. van Loon, St. Maartensdijk zag een omkering zich voltrekken, namelijk van avondmaalsmijding en doopvrijmoedigheid naar doopmijding en avondmaalsvrijmoedigheid. Hij stelde, dat de kinderzegen niet mag worden geïsoleerd van zegen op andere terreinen, maar: 'maak er geen ritueel van'.
Oud. kerkvoogd H. Reurink, 't Harde stelde, dat de kerk aan de doop heeft vastgehouden, ook toen deze al lang niet meer vanzelfsprekend was. Maar er is nu een verschuiving. Dat mensen niet terwille van de familie laten dopen, is terecht. Maar de doop brengt wel tot gesprekken in de familie. De kracht van de doop ligt in het verbond, waarbij mensen al als kind betrokken worden.
Ds. M. Ravenhorst, Muiden zei, dat, als hij moet kiezen tussen 'alles dopen wat in het doophuis komt' of 'alles doen wat aangeboden wordt', hij voor het eerste kiest. De zegen van God is niet los verkrijgbaar. De zegen vraagt verantwoordelijkheid van de gezegende. En zegen kan ook worden tot een vloek. Verder vroeg hij hoe het mogelijk is vóór volwassendoop te pleiten (op grond van het met Christus sterven en opstaan) en tegelijk te pleiten voor kinderen aan het avondmaal.
Oud. G. van der Meiden, Noordwijk zei, dat niet de doop inlijft bij de kerk, maar dat men krachtens het genadeverbond behoort gedoopt te wezen. De gemeente is een gedoopte gemeente. Krachtens Rom. 6 is vrijblijvendheid uit den boze.
Dr. H. Vreekamp, Raad voor de Verhouding van Kerk en Israël zei, dat het zegenen in een joodse traditie staat. Elke sabbatsavond spreekt de vader de zegen uit: 'God moge je doen als Efraïm en Manasse.'

Verbond, ja of nee?
Zoals gezegd was de winst van dit synodale gesprek, dat boven tafel kwam, dat kinderzegen geen alternatief mag zijn voor de (kinder)doop. Zo zal het naar het zich laat aanzien ook wel niet meer terugkomen. De zegening te behandelen in het kader van andere momenten van zegening binnen de gemeente is op zich geboden.
Wat intussen zorg mag baren is, dat ten aanzien van de (kinder)doop zo weing echt doorstraalde de rijkdom van het verbond der genade.

Met zoveel woorden stelde dr. K. Blei, secretaris generaal, zelfs de relatie doop-verbond ter discussie. In de gereformeerde traditie — aldus dr. Blei — wordt het sacrament gezien ter versterking van het geloof. Het Woord wèrkt, het sacrament stèrkt het geloof In vraag en antwoord 69 t/m 73 van de Heidelbergse Catechismus — aldus dr. Blei — wordt het verbond ook niet genoemd, evenmin als in Romeinen 6. Het gaat daar om 'het bloed en de Geest van Christus'. Pas in vraag en antwoord 74 wordt de kinderdoop in verband gebracht met het verbond. Dr. Blei noemde het verband tussen doop en verbond 'gezocht'. Als in dat verband wordt gesteld, dat de doop in de plaats van de besnijdenis is gekomen, dan betekent dit in feite óók, dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen. Nieuwtestamentisch gezien ligt de kinderdoop niet voor de hand, zo besloot dr. Blei.
In reactie daarop merkte dr. F.G. Immink op, dat in de Heidelbergse Catechismus eerst over de doop als sacrament wordt gesproken. Daarna wordt tot de kinderdoop geconcludéérd. Het sacrament is uitgangspunt. Het vooropgaan van de genade is intussen niet afhankelijk van het geloof. Door de doop vindt de opname in de gemeente plaats. 'In de doop wordt niet de ge­boorte geviérd, maar de nieuwe geboorte beleden.' Daarom is de volgorde doopavondmaal fundamenteel.


Het moet – zo luidt onze conclusie – schrijnend worden geacht dat één en andermaal de Reformatie in gebreke werd gesteld ten aanzien van de fundering van de kinderdoop in het verbond der genade. Maar niet minder schrijnend moet worden geacht, dat in de traditie van de Reformatie het verbond vaak meer twistappel is geweest dan bron van vreugde. Vanwege de geringschatting van het verbond is er ook onderwaardering van de kinderdoop of beperking van de betekenis ervan geweest.
Zo op het eerste gezicht (gehoor) staat het er met de kinderdoop in de kerk dan ook niet zo best voor. Van (bepaalde) evangelische zijde wordt deze aangevochten. De Barthiaanse theologie heeft het zicht op de kinderdoop ook niet bevorderd. Maar van gereformeerde zijde is de waarde van de kinderdoop ook niet altijd onomwonden en onvoorwaardelijk benadrukt.

Af en toe kan men denken, dat we over het verbond zo langzamerhand wel uitgepraat zijn. Deze synodale discussie liet evenwel zien, dat we in feite aan een (nieuw) begin ervan staan. Hopelijk heeft de gereformeerde theologie in deze ook iets bevrijdends aan te dragen. Zulk een bevrijdend geluid was nu op de synode spaarzaam.
Ten aanzien van de opmerking van ds. P. van der Kraan over 'de doperse vloedgolf', die over de Alblasserwaard sloeg, vroeg dr. F.G. Immink of altijd wel voldoende, behalve het voorafgaande van de genade ook de realiteit van de genade wordt onderstreept. De vraag stèllen (gesteld horen wòrden) is deze beantwoorden, in het geheel van de kerk maar ook door diegenen, die trouw willen zijn aan de Reformatie.


De synodediscussie plaatst de kerk voor twee vragen:
1. Wat betekent, bijbels gezien, de zegen in de gemeente?
2. Maar dan ook: wat is de waarde van de kinderdoop in het kader van het verbond?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 november 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Ontkoppeling van doop en verbond?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 november 1991

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's