Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En teken een teken op de voorhoofden der lieden, die zuchten en uitroepen over al die gruwelen, die in het midden derzelve gedaan worden. Ezechiël 9 : 4b.

Ezechiël is een tijdgenoot geweest van Jeremia. Zijn naam betekent: De Heere zal Zich sterk bewijzen. De Heere heeft Zich sterk bewezen in de voltrekking van de Godsgerichten over de zonde. Maar ook heeft Hij Zich sterk bewezen in Zijn genade ten opzichte van het overblijfsel wat in Israël nog gevonden werd. Terwijl Jeremia zijn profetieën uitsprak binnen Jeruzalem, zo klonk het woord van Ezechiël in Babel. Ezechiël, de priesterlijke ziener, moest dan ook het oordeel aankondigen tegen Jeruzalem. De Heere zou doorgaan met de voltrekking van het oordeel over stad e}n tempel. En ach, wat zal er van ons overblijven als de Heere ons bezoekt? O, dat wij toch zouden vrezen. David zegt: Het haar mijns vleses is ten berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen.

Als de Heere Jeruzalem gaat verderven, zendt Hij zes engelen. Wat zal er van Jeruzalem overblijven? O, als God komt om te richten, dan mochten wij wel vrezen, maar dat doen wij nu juist niet. O, de Heere mocht nog onze blinde zielsogen openen voor de gruwelen van ons hart, maar ook voor het zielsverderfelijke van onze eigenlievende godsdienst, waar God met Zijn lieve Geest niet in is. Want zes mannen ziet de profeet komen, elk met een verdervend wapen in zijn hand. Een grote slachting zou er plaatshebben.

Nu ziet de profeet echter bij die zes mannen ook een zevende. Hoewel hierover verschil van gevoelen is, geloven wij met sommige verklaarders (die bij dit vers in de Kanttekening worden bedoeld), dat door deze zevende man Christus moet worden verstaan, de Engel van Gods aangezicht. Deze man, die in het midden van de zes mannen was, had geen verpletterend wapen, neen, hij was met linnen bekleed; dat ziet op het Priesterlijk werk van Christus. En een inktkoker was aan zijn lendenen. Die schrijvers-inktkoker, die aan de lendenen van die man was, wijst ons op de gegevenen des Vaders.

In de volvoering van de oordelen zal Christus betonen de zevende te zijn. Zeven is het Goddelijke getal; zes is het getal des mensen. In de tekst komt Christus voor als de zevende. Hij is bij Zijn Kerk om ze te bewaren in de voltrekking van de Godsgerichten; om een teken te tekenen op de voorhoofden der lieden die zuchten over de gruwelen die in Jeruzalem geschieden. Die bij God bij name bekende personen, die werden getekend. Wij hebben hier niet te denken aan een lichamelijk teken. Aan welk teken hebben wij dan wel te denken? De man met de schrijvers-inktkoker komt hier kennelijk voor, om ons te tekenen de bedekking, die de Heere geeft in het oordeel, dat over allen gaat. Deze bedekking is alleen Jezus' dierbaar bloed. Deze zevende man heeft zijn inktkoker gevuld met dat heilige bloed. Het is door dit bloed, dat de Kerk bewaard wordt.

We lezen: En teken een teken op de voorhoofden der lieden, die zuchten en uitroepen over al die gruwelen. Welke mensen waren dat? Wel, dat waren mensen die Jeremia's woord geloofden, dat het oordeel zeker zou volvoerd worden. Zij behoorden tot de zuchters, omdat ze de oordeelsaankondiging geloofden. Het was het overblijfsel naar Gods eeuwige verkiezing. Die zuchters konden het zuchten door Gods genade niet nalaten. Die zes engelen hebben hun werk gedaan tot verdervens toe. "Gaat door, door de stad achter hem, en slaat; ulieder oog verschone niet, en spaart niet! Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen, tot verdervens toe; maar genaakt aan niemand, op denwelken het teken is, en begint van Mijn heiligdom." En wat lezen we nu van Ezechiël? Hij zeide: "Ach, Heere HEERE, zult Gij al het overblijfsel van Israël verderven, met Uw grimmigheid uit te gieten over Jeruzalem? Toen zeide de Heere tot hem: De ongerechtigheid van het huis van Israël en Juda is gans zeer groot, en het land is met bloed vervuld, en de stad is vol van afwijking."

Nu is het de vraag: Behoren wij tot de zuchters, zijn wij een getekende door die zevende. O, het zal wat uitmaken, zonder dat teken, zonder de besprenging van het bloed van Christus in het oordeel geplaatst te worden, om zo onze Rechter te moeten ontmoeten en niet te kunnen ontmoeten. O, dat we nog leerden zuchten over onze zonden. Deze zuchters waren getekenden van eeuwigheid en daarom gaan ze hier zuchten. Dat lag vast in het eeuwig raadsbesluit van God; het lag vast in de Borgstelling van Christus, in de koping met de dure prijs van Zijn hartebloed. Maar het lag ook vast in de toepassing door God de Heilige Geest.

O, dat volk, dat het geleerd heeft, die 'zes' te aanschouwen, maar dat ook in het dodelijk tijdsgewricht kennis heeft gekregen aan de 'zevende', de toepassing van de Persoon en de toegerekende gerechtigheid van Christus, waardoor een heiwaardig schepsel wordt vrijgesproken in Gods

vierschaar; zij zuchten over een toenemende goddeloosheid, die zich allerwegen komt te openbaren, zij zuchten over een wegzinkend land en volk. In dat zuchten komt toch tot openbaring dat zij getekenden zijn. Die enige bedekking onder dat bloed zijn ze deelachtig geworden, die eniggeldende gerechtigheid, die alleen kan redden van de dood. Zo gaat die Kerk, die hier heeft leren zuchten, de eeuwige heerlijkheid tegemoet. Dan zal het woord van Ezechiël ten volle bevestigd worden: En zie, de man die met linnen bekleed was, aan wiens lendenen de inktkoker was, bracht bescheid weder, zeggende: Ik heb gedaan gelijk als Gij mij geboden had.

Alsdan zal Christus zeggen: Vader, zie, Ik en de kinderen die Gij Mij gegeven hebt. Dan zullen zij aanzitten met Abraham, Izak en Jakob, als het Koninkrijk de Vader zal worden overgegeven en God zal zijn alles en in allen. Ja, dan zal het voor die zuchters eeuwig vrede zijn.

Kinderdijk

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1983

In het spoor | 24 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1983

In het spoor | 24 Pagina's