Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Prediking en kerkelijke besluitvorming (8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prediking en kerkelijke besluitvorming (8)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN DE EERSTE ZES ARTIKELEN HEBBEN WE STILGESTAAN BIJ DE BESLUITEN VAN KERKELIJKE VERGADERINGEN MET BETREKKING TOT HET AMBT VAN DIENAAR VAN HET WOORD EN DE PREDIKING. IN HET TWEEDE DEEL VAN DE REEKS ARTIKELEN WORDT DE BLIK GERICHT OP UITSPRAKEN OVER PREDIKERS EN PREDIKING IN DE DRIE FORMULIEREN VAN ENIGHEID. HET ZAL DIT KEER GAAN OVER DE BELIJDENIS EN INHOUD VAN DE PREDIKING.

De aanklagende functie van de Wet in de prediking

In de Heidelbergse Catechismus, Zondag 2, wordt beleden dat we onze ellende leren kennen uit de Wet van God. Met deze bewoordingen wordt bedoeld dat God de prediking van de Wet gebruikt om mensen te overtuigen van hun zonden en ellende. Dat blijkt uit andere geschriften van Ursinus en Olevianus, de opstellers van de Catechismus. Ursinus schrijft in zijn Grote Catechismus dat de Wet aan hen die nog niet bekeerd zijn voorafgaand aan het Evangelie gepredikt moet worden. Doel daarvan is dat zij verschrikt door de kennis van zonde en van de toorn van God, opgewekt worden om de verlossing te zoeken. Olevianus schrijft dat de Wet verkondigd wordt om de mens te overtuigen van zonden en van de verdoemenis die reeds op hem ligt. De Wet is bedoeld om ons te leren onszelf te vernederen en om ons te laten verlangen naar Christus.

De Wet als regel der dankbaarheid in de prediking

De Wet behoort overigens niet alleen gepredikt te worden aan mensen die nog niet geloven. Integendeel, ook en juist waar het gaat over dankbaarheid voor de gekregen verlossing dient er in de prediking uitdrukkelijk aandacht te worden gevraagd voor de Wet. Niet voor niets wordt in de Heidelberger in den brede aandacht besteed aan de Tien Geboden in het laatste deel (Zondag 33 tot en met 44). In de laatstgenoemde zondag wordt uitdrukkelijk aan de orde gesteld welke functie de prediking van de Wet heeft voor de gelovige. Wanneer een predikant de Zondagen 33 tot en met 44 behandelt, mag en moet helder aan de dag treden dat hij eerst en voor alles onderwijs geeft aan hen die het ware geloof ontvangen hebben door het gepredikte Woord en door de werking van de Heilige Geest: de Wet als regel der dankbaarheid. Daarbij dient ten volle recht gedaan te worden aan wat in de vragen en antwoorden 114 en 115 wordt beleden. Wie gelooft, kan Gods geboden niet volkomen houden. Zelfs de allerheiligsten hebben maar een klein beginsel van die gehoorzaamheid. Maar dan wel zo, dat zij met een ernstig voornemen naar alle geboden van God beginnen te leven. Ook de redenen waarom toch in alle scherpte de Tien Geboden worden gepredikt dienen te functioneren in dit deel van het onderwijs uit de Catechismus.

Het geloof en de prediking

Ook waar de Heidelbergse Catechismus spreekt over waar geloof wordt de prediking niet uitdrukkelijk vermeld. In Zondag 7, vraag en antwoord 21, is sprake van het Woord van God en van het Evangelie. Opnieuw kan zonder aarzelen worden geconcludeerd dat hier gedoeld wordt op de prediking van het Woord van God. In het Schatboek van Zacharias Ursinus lezen we bijvoorbeeld dat de hoogste oorzaak van het rechtvaardigmakend geloof de Heilige Geest is. De andere oorzaak, gebruikt door de Heilige Geest voor de totstandkoming van het geloof, is de prédi-king van het Evangelie. Daaruit mag worden afgeleid dat we het tweede deel van antwoord 21 als volgt mogen interpreteren: Het geloof is niet alleen een stellig weten (…) maar ook een vast vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door de prédiking van het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen aan anderen, maar ook aan mij vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid mij van God geschonken is, uit louter genade, alleen omwille de verdiensten van Christus.

Belofte en dreiging in de prediking

In Zondag 31 wordt de verkondiging van het Evangelie geconcentreerd op de belofte van de vergeving van de zonden door God, voor een ieder die gelooft. Die verkondiging gaat vergezeld van de dreiging van Gods toorn en van het eeuwig oordeel. Zolang iemand zich niet bekeert, ligt de dreiging van Gods toorn en van het eeuwig oordeel op hem of haar. In de Dordtse Leerregels, Hoofdstuk 1, paragraaf 2 en 4 en Hoofdstuk 2, paragraaf 5, wordt de belofte van het Evangelie vergezeld van dezelfde waarschuwing: die dit Evangelie niet geloven, op die blijft de toorn van God. Maar die het Evangelie aannemen en de Zaligmaker Jezus met een waarachtig en levend geloof omhelzen, die worden door Hem van de toorn van God en van het verderf verlost en met het eeuwige leven begiftigd.

Uitverkiezing en verwerping van zondaren door God in de prediking

In de twintig jaren voorafgaand aan de Dordtse Synode van 1618 en 1619 is het een punt van heftige discussie. Dient de eeuwige uitverkiezing door God van zondaren en Zijn rechtvaardige verwerping van zondaren in de prediking aan de orde te worden gesteld? De remonstranten stelden van alles in het werk om dat te voorkomen. In dat licht is het opmerkelijk dat in de Dordtse Leerregels zelf met betrekking tot het preken over dit wezenlijke element van de geloofsleer géén uitspraak wordt gedaan. Wél treffen wij in de afsluitende bewoordingen ná de Dordtse Leerregels een wijze raad aan: Alle dienaren van het Evangelie van Christus worden aangespoord om deze leer op een godvruchtige wijze te behandelen. Ze dienen zich van die manieren van spreken te onthouden die de perken van de werkelijke betekenis van de Heilige Schrift hier te buiten gaan. Dit besluit eindigt met het gebed dat de getrouwe dienaren van het Woord begiftigd zullen worden met de Geest van de wijsheid en van het onderscheid, opdat al hun woorden mogen gedijen tot eer van God en tot stichting van hun hoorders.

Concluderend mag worden gezegd dat de Dordtse vaderen ons voor wat betreft dit belangwekkende deel van de geloofsleer tot voorzichtigheid manen en ons aansporen tot een aanhoudend gebed om wijsheid. Preken over dit onderwerp wil gericht zijn op de eer van God, op de heiligheid van het leven van de gelovigen en op de vertroosting van hen die verslagen zijn van gemoed.

Zomba, Malawi, C.J.P. van der Bas, V.D.m.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 2018

Kerkblad | 24 Pagina's

Prediking en kerkelijke besluitvorming (8)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 2018

Kerkblad | 24 Pagina's