Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TER OVERWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TER OVERWEGING

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. A. Moerkerken, Genadeleven en genadeverbond. Uitg. Stark, Texel. 86 blz., geb.

Twee reeksen artikelen, resp. over „De standen in het geestelijke leven” en over „Zes gewichtige uitspraken”, die in 1977 en 1979 in het kerkelijk weekblad „De Saambin- der” zijn verschenen, zijn in deze uitgave herdrukt. Volgens ds. Moerkerken - predikant te Nieuw-Beijerland en thans ook docent aan de Theologische School te Rotterdam - staat de eerste reeks geheel los van de tweede.

De vraag, of er een opwassen in de genade is, zullen wij met de auteur ongetwijfeld bevestigend beantwoorden. Maar dat betekent voor ons nog niet, dat er drie stadia zijn, die van kinderen, jongelingen en vaders.

Het is merkwaardig, dat ds. Moerkerken wil buigen voor de mening van de kanttekena- ren van de Statenvertaling, dat in 1 Joh. 2 een indeling naar ouderdom gegeven wordt, maar dat hij er meteen op laat volgen, dat het voluit schriftuurlijk is, dat er ook in de genade kinderkens, jongelingen en vaders zijn. Hij verwijst naar de drie trappen van het geestelijke leven bij Th. à Brakel. Dat is echter geen bewijs uit de Schrift!

Hij kent aan de traditie (soms die van gereformeerde theologen als Comrie, soms die van anderen zoals Bunyan en Philpot) wel een heel grote plaats toe.

Terecht zegt hij: „Er is slechts één richtsnoer voor het geestelijke leven: de Schrift”. Maar zijn beschrijving van drie verschillende standen staat veel te ver van de Schrift af. Het is een schema, waarin het een en ander schijnt te passen, maar waarin aan het geloofsleven geen recht kan worden gedaan. Het is niet naar de Schrift om van de „nieuwgeboren kinderkens” te zeggen, dat ze soms zulke goede en zoete gedachten van God hebben, van een God Die zij niet kennen en op Wie zij toch een zielsbetrekking hebben (blz. 21). God niet kennen is in de Bijbel hetzelfde als God niet vrezen. Het is noch bijbels noch reformatorisch om te waarschuwen tegen verwarring van het door het geloof omhelzen van Christus en het door het geloof omhelzen van de vrijspraak des Vaders (blz. 38).

Op blz. 36 lezen we: „Het is de aard van het nieuwe leven, dat het buiten Christus geen rust vindt”. Dan gaat het over de „vaders”. Maar die gedachte moet ook ons spreken over de aanvang van het nieuwe leven beheersen. God roept de zijnen immers tot de gemeenschap met Christus (1 Cor. 1 : 9). Dan vervallen bepaalde onderscheidingen die meer kwaad dan goed doen. Het gevaar is zeker niet denkbeeldig, dat men een zekere rust gaat zoeken in de wetenschap, dat men zich tot de „kinderen”, de „jongelingen” of zelfs tot de „vaders” mag rekenen.

Het tweede deel van het boek is minstens zo belangrijk als het eerste. Het bevat een dogmatische toelichting op de zes uitspraken die de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten in 1931 over het genadeverbond heeft gedaan.

Er zou genoeg over te zeggen zijn. Dat zou voor de schrijver van deze recensie echter betekenen, dat hij niet alleen deze toelichting, maar vooral ook die leeruitspraken zelf moet bestrijden. Dat voert nu te ver en er bestaan wel andere mogelijkheden voor.

Ds. Moerkerken houdt zich strak aan de lijn van ds. G.H. Kersten. De opvatting dat het genadeverbond opgericht is met alle gedoopten, maar alleen ingewilligd wordt door de uitverkorenen, wordt volgens hem terecht als een dodelijk gevaar beschouwd. Het verbond blijft beperkt tot de uitverkorenen. De bediening, de openbaringsvorm strekt zich wel verder uit. Het ingenomen standpunt is nogal duidelijk. De vraag rijst nog wel, of in 1931 met de woorden „bediening” en „openbaringsvorm” hetzelfde is bedoeld. „Genadeleven en genadeverbond” mag wel met kritische belangstelling gelezen worden.

Ir. J. van der Graaf en anderen, Tijd in Gods hand. Verantwoordelijkheid voor het leven. Een handreiking over achtergronden, consequenties en roeping in verband met de wetgeving over abortus-provocatus. 149 blz., f. 15,95. Uitg. Stark, Texel, z.j. (1981).

Dit boekje wil ingaan op de situatie die ontstaan is na de aanvaarding van het wetsontwerp, waarbij abortus onder nader omschreven voorwaarden gelegaliseerd wordt.

Van der Graaf schetst het moderne levensgevoel, dat tot ingrijpende veranderingen in ethische beslissingen, ook ter zake van abortus heeft geleid.

Prof. Douma, Kampen, beschrijft indringend wat er achter ligt. Hij wijst op de verwaarlozing van de beschermingsplicht van de vrucht in het lichaam van de vrouw; op het laten prevaleren van omstandigheden of belangen van de zwangere vrouw ten koste van het leven dat in feite aanwezig is.

Drs. Ten Hove gaat in op consequenties van de nieuwe wet voor de arts, de verpleegkundige en hen die om advies vragen. Mevrouw Hoek-van Kooten geeft in 11 punten een overzicht van wat ons te doen staat. Goede voorlichting geven; door het versluierde taalgebruik heen stoten; wijzen op inconsequenties van de wet; publiciteit niet schuwen en aandringen op verruiming van adoptiemogelijkheden.

Ds. A. Elshout wijst op onze roeping in de eindtijd. Hij behandelt hetzelfde probleem als Van der Graaf, maar dan met een belichting van onze opdracht aan de hand van vele teksten, terwijl Van der Graaf meer een analyse van onze tijd biedt.

Het langste hoofdstuk, midden in het boek, heb ik voor het laatst bewaard. Het is van de hand van de Apeldoornse jurist, mr. G. Holdijk. Hij bespreekt op deskundige wijze de tekst van de wet, motieven, leemten, zaken waarover nog een beslissing genomen moet worden; veranderingen in de tekst van de wet en de principiéle tweesporigheid in het wetsontwerp, waaruit maar één conclusie kan worden getrokken: hoezeer de arts eraan te pas komt, in feite beslist de vrouw.

Dit hoofdstuk acht ik bijzonder waardevol. Het geeft zakelijke informatie, heeft een ingehouden toon. Aan alles merkt men dat de schrijver de materie beheerst. Bij hem kan men voor de juridische kant van de zaak terecht.

Het komt me voor dat velen met name aan dit hoofdstuk veel zullen hebben. Ik mis de oproep om de krachten in Nederland te bundelen en zo de bevolking, voor zover die tégen is, te mobiliseren. Er worden wel aanzetten toe gegeven, maar geen echte strategie ontplooid. Dat ware zeker nu dit boekje na de aanvaarding van het wetsontwerp verschijnt, op zijn plaats geweest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

TER OVERWEGING

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's