Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vernieuwing en verwarring (7, slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vernieuwing en verwarring (7, slot)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het lezen van het boek van dr. M. Golverdingen was geen onverdeeld vreugdevolle bezigheid. De auteur onderzocht en beschrijft de ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Gemeenten in de tweede helft van de veertiger jaren. Vooral de schorsing van ds. R. Kok met de procedure die eraan vooraf ging krijgt veel aandacht.

Feiten die tot dan toe onbekend waren heeft de schrijver boven water weten te halen. Daarmee heeft hij gedaan wat hem met deze studie voor ogen stond: recht doen aan de (inmiddels overleden) betrokkenen. Maar wat hij beschrijft brengt verdriet en schaamte mee voor wie de kerk van Nederland ter harte gaat.

Ik besluit mijn kleine serie artikelen over dit boek met enkele aanvullende overwegingen die mij na het lezen van dit boek bijbleven.

8. Eerst maar een persoonlijke herinnering. In de jaren zeventig heb ik ds. R. Kok diverse keren horen preken in de Christelijke Gereformeerde kerk aan de Hoflaan te Middelharnis. Ook op ontmoetingsdagen van Bewaar het Pand sprak hij wel. Het maakte indruk. Als jonge hoorder voelde ik aan: hier spreekt iemand die bevindelijke kennis heeft aan het leven met de Heere; de naam van Christus is voor deze oude dominee niet zomaar een klank, maar veel meer een Bron van troost en licht. Zo herinner ik me een preek over de worsteling van Asaf. Diepe indruk maakte wat ds. Kok aan het slot van die preek zei over Asafs belijdenis: “Gij zult mij leiden door Uw raad en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.” Zijn woorden hadden een eeuwigheidsglans die jaloers maakte. Met zijn levendige prediking was hij erop uit om jongeren en ouderen voor Christus te winnen.

9. Het boek van dr. Golverdingen maakt duidelijk dat ds. Kok nooit afstand heeft genomen van de leeruitspraken van 1931. Het is hem wel verweten; onterecht! Zijn theologische visie en het uitgangspunt van zijn prediking waren en bleven in overeenstemming met die uitspraken. Hij had er geen behoefte aan om afstand te nemen van de verbondsleer die hij ook tegenkwam in de geschriften van de vaderen aan wie hij zich hartelijk verbonden wist. Het bekende boek van Thomas Boston, door ds. Kersten in 1931 heruitgegeven ter ondersteuning van die uitspraken, was ook aan ds. Kok dierbaar. Alleen, zijn hart lag niet zeer bij de dogmatische beschouwing van de leer, maar veel meer bij de praktische toepassing ervan in het leven van Gods kinderen. En vooral was hij gewonnen voor en wist zich geroepen tot de hartelijke en bewogen prediking van Christus tot zondaren. Was Hij immers niet gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren is? Dat gaf ds. Kok vrijmoedigheid om met de gebr. Erskine te beklemtonen dat de kabinetten der evangelische beloften voor allen zeer wijd geopend zijn. “Kok legde op zijn eigen indringende, hartelijke wijze de nadruk op de algenoegzaamheid van Christus, de aanbieding van Christus in het evangelie en de prediking van de verbondsbeloften” [164].

10. Wat aan ds. Kok werd verweten, was dat hij het algemene aanbod van genade en de prediking van Gods beloften vereenzelvigde. Toch is het onmiskenbaar dat wie dit ds. Kok verwijt, het ook moet doen aan al die godvruchtige predikers uit het verleden die dat eveneens deden. In zijn boekje Het aanbod van Gods genade, gepredikt en verdedigd door onze reformatorische vaderen gaf ds. Kok er uitvoerig bewijs van. Zijn tegenstanders lieten zich er echter niet door overtuigen. Integendeel, zijn geschriftje uit 1949 werd de directe aanleiding tot zijn schorsing. Een enkel citaat uit het boek van Thomas Bosten over het verbond der genade: “Aan wie het dan ook is dat het Evangelie verkondigd wordt, mogen wij met gewisheid zeggen, de belofte is aan u, en aan u, en aan een iegelijk van u, namelijk de belofte des Testaments, en gij hebt toegang om dezelve door geloof u aan te matigen als uw eigen legaat, uw eigen genade” [uitgaaf 1931, pag. 245]. “Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden. Daardoor wordt het verbond algemeen gemaakt, en in Zijn Naam aan ieder zondaar van het menselijk geslacht aangeboden tot wiens oren deze stem komt. (…) De beloften zijn hun onbepaald voorgesteld, dat allen die willen door geloof zich tot deze komen vervoegen, zich mogen toeëigenen” [idem, pag. 262]. Het in later jaren binnen de Gereformeerde Gemeenten gemaakte onderscheid tussen de beloften van het evangelie en de beloften van het verbond laat ik nu rusten. Overigens is wel opmerkelijk dat Boston hier spreekt over de belofte van het Testament (dat is: van het Verbond), die ieder geldt aan wie deze wordt gepredikt!

11. Terecht schrijft dr. Golverdingen dat de Veenendaalse predikant niet alleen een bewogen evangelieprediker was, maar niet minder een man van de reactie [164]. Zijn kracht was tevens zijn zwakheid. Ds. Kok zou niet altijd het juiste evenwicht in de prediking hebben bewaard en het schortte ook weleens aan een precieze zorgvuldigheid in de formulering. Het laat mijns inziens zien dat hij een andere onevenwichtigheid signaleerde, een gebrek aan bijbels evenwicht waartegen hij zich met kracht verzette. De vraag is: waar lag dan het front waartegen hij zich keerde? Dat was niet de twee-verbondenleer als zodanig. Dat waren niet de zes uitspraken van 1931. Dat was zelfs ook niet de gedachte dat het verbond der genade een nauwe relatie heeft met de eeuwige verkiezing tot zaligheid. Waar hij zich tegen keerde was vooral een prédiking die naar zijn gedachte meer en meer onder de beheersing van het leerstuk van de verkiezing kwam te staan. Hij zag een ontwikkeling van een voortgaande dogmatisering en een verstarring in de prediking. Wie in het boek van Golverdingen kennis neemt van de discussies aangaande verkiezing, verbond en prediking vindt daar ook choquerende voorbeelden van. Een uitspraak van een synode-afgevaardigde: “Als het aanbod hetzelfde is als de belofte worden allen zalig; dan kunnen we de hel wel sluiten…” [226]. Van zo’n benadering moest ds. Kok niets hebben.

12. Het moet vooral de toenemende invloed van dr. C. Steenblok zijn geweest die ds. Kok tot zijn reactie heeft gedreven. Sinds enkele jaren had Steenblok een centrale plek binnen de gemeenten ontvangen. Hij gold min of meer als de opvolger van ds. Kersten: docent aan de Theologische School en hoofdredacteur van de Saambinder. Een plaats die hij had ontvangen door direct toedoen van ds. Kersten zelf, die erg onder de indruk van diens wetenschappelijke titel was. Steenblok echter wilde niet weten van een algemeen aanbod van genade. Hij liet zich in zijn theologie en prediking sterk leiden door een denksysteem vanuit de eeuwige verkiezing. Het is zeer te betreuren dat ds. Kersten de kwalijke invloed daarvan grondig heeft onderschat. Iemand als de latere drs. A. Vergunst, toen nog student aan de Theologische School, heeft dat wel onderkend. Hij schreef er over aan een gemeentelid in Tholen: “Gaan onze gemeenten voort in de weg van dr. Steenblok, dan gaan ze haar ondergang tegemoet. (…) En nu weet ik wel, dat ds. Kok wat eenzijdig voortgaat, maar toch geloof ik, dat hij momenteel dichter bij Gods Woord en onze vaderen staat en daarom zou het mij hoogst bedroeven, als hij in dezen veroordeeld werd. Want als het gaat over de aanbieding der genade, dan is ds. Kok juist” [195].

13. Waarin vond ds. Kok voldoende grondslag om de zaligheid aan alle hoorders welgemeend aan te bieden, als dat het leerstuk van de verkiezing niet kon zijn? Het was in de belijdenis van de genoegzaamheid van het offer van Christus. Hij kon zich hiervoor beroepen op de Dordtse Leerregels, hoofdstuk II/3 tot 5. In zijn boekje over het aanbod van genade geeft hij dat op één van de eerste bladzijden ook aan. “Het aanbod van genade rust niet op de uitverkiezing, maar op de algenoegzame offerande van Jezus Christus.” Aansluitend verwijst hij naar Fisher en Erskine in hun verklaring van de Westminster Catechismus: “Hoe bedient Christus het verbond aan zondaren uit het mensdom, zonder enige beperking? In het algemene aanbod van het Evangelie (…), waarin allen, zonder onderscheid, verklaard worden welkom te zijn. Wat is de grondslag van de onbeperkte bediening van het verbond in het Evangelie-aanbod? Die rust niet op de verkiezing, maar op de wezenlijke algenoegzaamheid en dood tot behoud van allen (Joh. 1: 29).”

14. Opmerkelijk is dat ds. Kok hiervoor citeren kon uit een publicatie die ds. G.H. Kersten enkele weken voordat hij stierf in 1948 had verzorgd. Onder de titel Het verbond der genade bevat het de verklaring van het Kort Begrip van de Westminster Synode, opgesteld door Ebenezer en Ralph Erskine en James Fisher. Wie er onbevooroordeeld kennis van neemt zal het moeten beamen: de brochure van ds. Kersten uit 1948 en het boekje van ds. Kok uit 1950 ademen dezelfde geest. Dat vond ook destijds student Vergunst [194]. Als dr. Golverdingen tijdens zijn promotie stelt dat er een grote theologische verwantschap tussen ds. Kersten en ds. Kok was, dan heeft hij daarin helemaal gelijk. Beiden wilden putten uit de schat die predikers van Nadere Reformatie en puritanisme aan de kerk hadden nagelaten. En toch is het boekje van ds. Kok de directe aanleiding tot zijn schorsing geworden. Er was een algemeen wantrouwen gegroeid tegen de dominee uit Veenendaal. Men verweet hem voortdurend een hang naar de christelijke gereformeerden. “Zijn benadering van de gemeente in de prediking zou leiden tot een praktijk die sprekend geleek op die van de kerken die van de drie-verbondenleer uitgingen” [306].

15. De Gereformeerde Gemeenten hebben zich door de onheuse schorsing van ds. Kok met een zware hypotheek belast. Het zou niet verkeerd zijn wanneer hierover officieel en publiekelijk schuld werd beleden. Als dit ergens mogelijk zou moeten zijn, dan toch wel in de kerk van Christus. “Belijdt elkander de misdaden!”, aldus de apostolische vermaning. Jakobus vervolgt: “Bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt!” [Jak. 5: 16]. Door allerlei oorzaken is er in de kerk van Nederland een beschamende versplintering ontstaan. Accentverschillen, liggingsverschillen, meningsverschillen – wat hebben ze ruïnerend gewerkt. Wat een schuld ligt er in het kerkelijk leven van ons land. De kerkelijke verdeeldheid zullen we zomaar niet oplossen. Maar een eerste zegen zou zijn wanneer we die schuld voor de Heere en voor elkaar zouden belijden. Het zal in de jaren tachtig zijn geweest dat het boekje van ds. R. Kok over het aanbod van genade opnieuw werd uitgegeven. Een recensie van toen, waarvan ik de herkomst niet meer achterhalen kan, eindigt als volgt: “Ik denk dat er meer gestreden wordt in de kerk, dan gebeden voor de kerk en geleden aan de kerk. Waar de laatste beide zaken er zijn, daar is ook strijd, de goede strijd. De Heere zal ons eenmaal oordelen of we de goede strijd streden…”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 2 september 2014

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Vernieuwing en verwarring (7, slot)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 2 september 2014

Bewaar het pand | 12 Pagina's