Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Door Christus gekocht en toch verloren?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Door Christus gekocht en toch verloren?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze keer gaan alle lezers naar een mannenvereniging. We nemen 2 Petrus 2 : 1 voor ons en horen nu de voorzitter: Mannen, wij als vereniging heten u allen hartelijk welkom en hopen, dat u ons kunt helpen, want wij konden er niet meer uitkomen".

Wat staat er dan in genoemde tekst? Dit: „En daar zijn ook valse profeten onder het volk geweest, gelijk ook onder u valse leraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen, ook de Heere, die hen gekocht heeft, verloochenende, en een haastig verderf over zichzelf brengende".

Als u de tekst twee keer aandachtig hebt gelezen, zal het u al duidelijk zijn, waar de schoen wringt. Er wordt hier gesproken van valse leraars, die door de Heere gekocht zijn en die Hem toch verloochenen. De vraag is nu hoe het mogelijk is, dat de gekochten van Christus Hem verloochenen, zegt de secretaris van de vereniging, waar we op bezoek zijn. Misschien is dat de vraag nog niet. Wij hebben het voorbeeld van Petrus, die een gekochte des Heeren was en Hem verloochende. Doch hiermee is de moeilijkheid van de tekst niet opgelost, want in 2 Petrus 2 : 1 schijnt het wel te gaan over een blijvend verloochenen. De vraag krijgt dus deze vorm: oe kan men door Christus gekocht zijn en toch verloren gaan?

We gaan de tekst van het begin af lezen. Dan vinden we eerst het woordje „en". In het oorspronkelijke kan men zelfs grond vinden óm „echter" te vertalen: „er zijn echter valse profeten geweest". Ik wil hiermee maar zeggen, dat de tekst aan het voorafgaande hoofdstuk vastzit. Daar in is gesproken over de echte profeten en hoe zij gedreven zijn door de Heilige Geest. Op deze mannen Gods kunnen wij niet genoeg acht geven. „Gij doet wel, dat gij daarop acht geeft, als op een licht schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de morgenster opga in uw harten".

Wat is die duistere plaats? Dat is b.v. ons eigen ongelovig hart en ons verduisterd verstand. Wij moeten nu net zo lang op dit profetische woord turen, totdat Christus ons uit het W T oord verlicht. Zo moeten wij ook de prediking horen, opdat en totdat het licht wordt bij ons van binnen. En aangezien er telkens nieuwe duisternissen zijn, moeten we van ogenblik tot ogenblik acht geven op het profetisch Woord.

Is dan elke dominee goed? Helaas, daarvoor wordt nu juist in 2 Petrus 2 : 1 gewaarschuwd. Vroeger waren er valse profeten, schrijft de apostel, nu zijn er valse leraars. De hele kerkgeschiedenis geeft daar voorbeelden van, tegenwoordig wordt er echter niet meer officieel tegen gewaarschuwd, zou men kunnen zeggen. Van hogerhand is men er meer op uit alles gelijk te praten. Deze tegenstelling: chtc en valse prediking, komt in de leidende kringen niet genoegzaam tot haar recht, meen ik. De waarschuwing tegen en de aanwijzing van de valse prediking heeft niet genoegzaem plaats zou ik zeggen. Dat ligt in Gods Woord anders, zoals we hier zien en niet alleen hier. Dus het verband is nu duidelijk. Er is het goede Woord Gods. Dat is kostelijk. Maar niet alle kerkelijk woord is het goede Woord Gods. Vroeger waren er al valse profeten. Dat was onder Israël. Men kan ze dus ook in de kerk verwachten. Daarom moet de prediking en alle kerkelijk woord aan een getrouwe en strenge keur voordurend onderworpen worden. In onze tekst ziet Petrus de valse leraars komen. Zij zullen verderfelijke ketterijen invoeren. Dat kan dus. Leraars kunnen zo preken, dat de hoorders in het verderf blijven of terecht komen. Wie volgt gaat of blijft verloren. Een prediking kan dus tot verderf van de hoorders strekken. Maar behalve dit ziet de apostel in deze prediking, die de hoorders verloren doet gaan of verderft nog iets anders. Er wordt op deze wijze vals en verkeerd van Christus gesproken en dit noemt de apostel een verloochening van de Heiland.

Misschien bedoelen de valse leraars deze verloochening niet, maar in werkelijkheid komt het hier op neer. Ik neem aan, dat deze leraars niet opzettelijk of willens en wetens ketterijen verkondigden, maar in de mening verkeerden, dat zij de waarheid spraken. Hun leer is daar echter niet minder verderfelijk om en niet minder onterend voor de Christus. Het schijnt echter, dat er met deze mannen nog meer aan de orde is. Zij wijken niet alleen in de leer af doch ook in hun leven. In vers 3 wordt van gierigheid gesproken en in Judas : 4 van ontucht. Het gaat in de wereld nu eenmaal om geld en , , datte". Dus het is mogelijk, dat in de prediker de inhaligheid, het lekkere leven en de ontucht opzettelijk worden nagestreefd. Geldgierigheid plegen we onder de behoorlijke zonden te rekenen en ontucht onder de onbehoorlijke. Maar in elk geval hebben wij nu een beeld van de leracirs. Zij verkondigen ketterijen. Het kunnen dus nooit echte gelovigen zijn, want deze ketterijen zijn verderfelijk. Bovendien maken zij van hun prediking en hun gemeenten een koopmanschap.

Hoe kan nu van deze ongelovige, zichzelf zoekende leraars gezegd worden, dat de Heere hen gekocht heeft?

Zij zijn blijkbaar verstoken van alle wedergeboorte en bekering. Hoe kunnen zij dan gekocht heten?

Sommigen hebben deze moeilijkheid opgelost door te wijzen op het woord despotès, dat hier voor de Heere wordt gebruikt. Dat woord zou uitdrukken, dat deze leraars niet zijn gekocht om kinderen te zijn, doch om als slaven te dienen. Despotès wijst immers op het absolute gezag, dat een heer heeft. Deze oplossing lijkt mij in het verband slecht te passen. Neen, Christus is hier de Heere, die hen kocht. Met het woord despotès wordt gezegd, dat de Zaligmaker volstrekte macht over Zijn kinderen en gekochten heeft. Jezus is onbeperkt Gebieder. Zij luisteren evenwel niet naar Hem.

Weer staat de vraag in alle scherpte voor ons: Hoe kunnen zij gekocht zijn en dan de leer der genade zo misbruiken tot losbandigheid? Is het misschien mogelijk, dat Christus iemand gekocht heeft en dat deze toch verloren gaat?

Christenen zijn gekochten, dat staat vast. Paulus schrijft in 1 Corinthe 6 : 20: Want gij zijt duur gekocht". Daarmee wordt gezegd, dat zij het eigendom van de Heiland zijn. Het is niet waarschijnlijk, dat de Christus zijn gekochten weer loslaat. Van de schapen staat immers in johannes 10: Niemand zal ze uit mijne hand rukken". Deze leraars zijn werkelijk gekocht, want nergens leert de Schrift, meen i k, dat alle mensen gekocht zijn door het bloed van Christus. De gemeente is gekocht. Openbaring 5 : 9 zingt: Gij zijt waardig het boek te nemen en zijn zegelen te openen; want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht en taal en volk en natie". Men hoeft maar te letten op ons en uit om te zien, dat niet alle mensen zijn gekocht.

Wat kan er dan bedoeld zijn? Wat anders dan dat over deze leraars gesproken wordt naar wat er voorwerpelijk van te zien is. Zij bleven onder de bediening van het Evangelie. Zij heten dienaar van de boodschap der verzoening en vrijkoping. Wat meer is: zij houden zichzelf voor gekochten. Ik meen dat hier het kardinale punt zit. Naar hun eigen mening zijn zij goede christenen. Dat zijn de valse leraars in de regel in hun ogen bij uitstek. Meestal hebben zij van anderen heel wat te zeggen over hun geloof en hun weinige Avondmaalsgang en hun geringe geestdrift. Neen, dan moet je hen hebben. Zij heben geloof voor honderd. Zij zijn gerechtvaardigd, geheiligd, wedergeboren, Christus ingelijfd, van het eeuwige leven verzekerd. Twijfelen is zbnde. Deze zonde komt bij hen niet voor.

Zoals nu de valse leraars onder ons in de regel nog al zelfverzekerd zijn en van Gods genade verzekerd, zo waren zij vroeger ook. In hun eigen ogen waren zij gekochten. Als zij dat in waarheid hadden doorgedacht, hadden zij zo niet kunnen leven en zo niet kunnen leren. Terwijl zij Christus verkondigden, verloochenden zij Hem. En dat terwijl zij zulke verzekerde christenen in hun eigen ogen waren. Doch er is nog meer. Zij hadden echte schapen kunnen zijn. Zo dicht bij het evangelie levende en in de gemeente opgenomen zijnde, hadden zij van Christus kunnen kopen: goud, witte kleding en ogenzalf. De Heere heeft ook hen aangeboden om hen vrij te kopen. In aanbieding en schenking zijn zij vrijgekocht. Deze woorden leggen ons de verantwoordelijkheid des mensen na aan het hart. Het is uit alles duidelijk, dat het hart van deze leraars nooit vernieuwd geweest is. Ook is het duidelijk, dat alleen de ware gelovige in onderwerpelijke en volle zin gekochten zijn. Maar zij en allen die verloren gaan en die in de schaduw van het evangelie leven en tot de uitwendige gemeente behoren, gedoopt zijn en belijdenis gedaan hebben, worden hier gekochten genoemd, om hun schuld des te duidelijker te laten uitkomen.

De vraag, die onze vrienden opwierpen kan men niet alleen bij 2 Petrus 2 : 1 stellen. In Romeinen 14:15 lezen we: Maar indien uw broeder om der wille van de spijs bedroefd wordt, zo wandelt gij niet meer naar liefde. Verderf die niet met uw spijs, voor welken Christus gestorven is". In deze zelfde geest vraagt 1 Corinthe 8 : 11: En zal de broeder die zwak is door uw kennis verloren gaan, om welke Christus gestorven is? "

De hoofdbedoeling van deze verzen is, dat wij hem zullen ontzien, die in onze ogen een wettisch standpunt inneemt, mits dit standpunt bij hem oprecht is en zonder bijbedoelingen. De apostel spreekt van zwakken en sterken. Hij gaat heel ver in het er bij houden van de zwakken. Hij wil niet, dat zij verplicht worden om mee te doen aan dingen, waar hun geweten zich tegen verzet. Zij moeten zich tenvolle in de gemeente thuis gevoelen. En dan laat de apostel in dit verband het woord vallen: „Verderf die niet met uw spijze voor welke Christus gestorven is."

Die spijze is dan vlees. In Corinthe is het duidelijk offervlees in elk geval is het een spijs, die de zwakke broeder buiten de gemeenschap drijft. Wanneer de sterken hun wil doorzetten, eten zij bij de gemeenschappelijke maaltijden dapper het (offer)vlees. De „zwakken" kunnen dat niet met hun geweten overeenbrengen. Maar de sterken minachten hen daarom. Zij nemen een extra portie vlees. Zij stemmen hun dames in de kerkeraad. Wat kan hun het geweten van een ander schelen, zelfs al is dat Schriftuurlijk gegrond. Kijk, zegt de apostel, wat is dat liefdeloos. Christus stierf voor hem en gaf alles om hem te behouden. Gij, sterken, jaagt de broeder weg, de kerkeraad uit, de kerk uit, omdat gij uw zinnen op bepaald „vlees" aan bepaalde maaltijden hebt gezet.

Het blijft hier buiten beschouwing in hoeverre men de zwakken inderdaad van

Christus beroven kan, als men hen buiten de kerk dringt. Vast staat, dat het ware gelovigen zijn, voor wie Christus gestorven is. Dit feit, wordt in herinnering gebracht.

Wat willen de „sterken" nu? Willen zij hen kwijt? Willen zij, van hun kant het nodige doen om ze buiten de gemeente te dringen? De apostel niet. Eindresultaat: Gods kinderen kunnen niet verloren gaan. Er is een volharding der heiligen. Daar zorgt God voor. Doch wij moeten zo leven en handelen alsof het wel kan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 februari 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Door Christus gekocht en toch verloren?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 februari 1961

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's