Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE AFSCHEIDING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE AFSCHEIDING

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was 13 oktober j.l. 175 jaar geleden dat de kerkenraad van Ulrum zich afscheidde van de ‘synodale Hervormde of liberale kerk’, om ‘weder te keren tot de gronden onze vaderen.’ In de daarvan opgemaakte acte werd geconstateerd dat de Ned. Herv. kerk vals geworden was.

De ondertekenaars verklaarden, dat zij met deze kerk geen gemeenschap meer wilden hebben, totdat deze zou terugkeren tot de waarachtige dienst des Heeren. Wel wilden zij gemeenschap oefenen met alle ware Gereformeerde lidmaten en wilden zij zich verenigen met elke op Gods onfeilbaar Woord gegronde vergadering. De ondertekenaars betuigden zich in alles te willen houden aan Gods Woord en de drie formulieren van enigheid, alsook aan de oude kerkelijke liturgie en aan de kerkorde van Dordrecht. Ds. H. de Cock, die onrechtmatig geschorst was, bleven zij als hun wettig geroepen en geordende herder en leraar erkennen.

Ds. H. de Cock

Hendrik de Cock (1801-1842) wed 12 april 1801 te Veendam geboren. In godsdienstig opzicht waren zijn ouders de liberale richting toegedaan. Kort na zijn geboorte verhuisden zijn ouders naar Wildervank, waar een liberale predikant stond. De catechiseermeester Nieman te Wildervank, van wie Hendrik catechisatie kreeg, sprak wel over de noodzaak van wedergeboorte, bekering en geloof. Hendrik studeerde aan de latijnse school en daarna aan de Hogeschool te Groningen. Op 7 maart 1824 werd hij predikant te Eppenhuizen, in 1827 in Noordlaren, op 29 oktober 1829 te Ulrum.

In Ulrum ontmoette hij godvrezende mensen, ging goede boeken lezen, met name de institutie van Calvijn. De Cock ging anders preken: de leer van zonde en genade. Gods kinderen kregen nu voedsel in de prediking, zondaren werden bekeerd, maar de wereldsgezinden ergerden zich aan zijn prediking. De Cock mocht al duidelijker zien dat de liberale richting van zijn dagen in strijd was met Gods Woord. Hij kreeg al meer oog voorde afwijkingen in leer en leven, in kerk en opleiding. Om de ogen van de vele onkundigen te openen gaf hij de ‘Besluiten van de Nat. Dordtsche Synode uit’ met een inleidend woord. De kerkenraad te Ulrum besloot geen gezangen meer te laten zingen, kinderen te dopen van ouders buiten Ulrum die het met hun eigen moderne predikanten niet eens waren en catechisanten aan te nemen uit andere gemeenten. De Cock schreef een werkje tegen de predikanten Brouwer en Reddingius “Verdediging van de ware Gereformeerde leer en van de ware Gereformeerden, bestreden en ten toon gesteld door twee zoogenaamde Gereformeerde leeraars, of de schaapskooi van Christus aangetast door twee wolven.”

De Cock noemde de predikanten die van de belijdenis afweken ‘dwazen en blinden’, ‘farizeeërs en geveinsden’, ‘wolven in de schaapskooi van Christus’ en ‘brekers van hun eed, bezworen hebbende de Gereformeerde leer te handhaven.’ Het was forse taal, maar waar. De Cock werd 19 december 1833 geschorst op grond van het schrijven van bovengenoemd boekje, het dopen van kinderen uit andere gemeenten en het aannemen van catechisanten uit andere gemeenten. De Cock probeerde herziening van het vonnis te krijgen, maar werd voor 2 jaar geschorst met verlies van tractement. De Cock schreef een voorrede in een boekje van Jacobus Klok ‘De Evangelische gezangen getoetst en gewogen en te licht bevonden.’ Hierin worden de gezangen ‘sirenische minneliederen genoemd om de Gereformeerden al zingende van hun zaligmakende leer af te helpen en een valse leugenleer in te voeren. Daarop werd De Cock afgezet. De Cock wilde geen gehoor geven aan de raad om zich af te scheiden zolang niet alles in het werk was gesteld om herstel te krijgen. De Cock wilde zich beroepen op de koning en op een synodale commissie. Door de ziekte en het sterven van zijn oudste dochtertje kwam hier niet van. Op 9 oktober 1834 kwam onverwacht ds. Scholte van Genderen- Doeveren en preekte op 10 oktober, maar het werd hem verboden op zondag te preken. Zo kwam het de 13e oktober 1834 tot de afscheiding door ds De Cock en zijn kerkenraad. Op 14 oktober tekende vrijwel de gehele gemeente de ‘Acte van Afscheiding of Wederkering’ , slechts een achttal leden weigerde de Acte te ondertekenen.

De Afscheiding werd beschouwd als een wederkering tot de leer, de tucht en de dienst der vaderen. De Cock en de gemeente van Ulrum wilden zich niet openbaren als een nieuwe kerk, maar als de aloude Gereformeerde kerk, van dwalingen gezuiverd. Zij verklaarden; “dat zij overeenkomstig het ambt aller gelovigen, art. 28, zich afscheiden van degenen, die niet van de kerk zijn, en dus geen gemeenschap willen hebben met de Nederlandse Hervormde kerk, totdat deze terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren” en dat zij zich wilden “verenigen met elke op Gods Woord gegronde vergadering, aan wat plaatse God dezelve ook verenigd heeft” en dat zij zich in alles wilden houden aan Gods Woord, de Formulieren van enigheid en voor het tegenwoordige aan de Kerkenordening van 1618/19. De bedoeling van De Cock was geen scheuring, maar reformatie. De kerkelijke besturen lieten aan De Cock en zijn kerkenraad geen vrijheid te handelen naar het Woord Gods en de Gereformeerde Belijdenis. Men had niet eens geprobeerd vanuit Gods Woord De Cock van zijn ongelijk te overtuigen. Het was om zijn afzetting te doen.

De Cock wilde reformatie van heel het land en heel de kerk. Hij wilde dat er een algemene synode bijeengeroepen zou worden tot onderzoek van de waarheid en uitzuivering van het kwade. Zou de oproep tot een algemene synode die vandaag klinkt hetzelfde beogen of zou er veeleer sprake zijn van een heilloos compromis? Terugkeer tot de bevelen en de dienst des Heeren was voor De Cock de enige weg tot redding van het vaderland.

De Dordtse Leerregels

Het is opmerkelijk dat De Cock als eerste werkje De Dordtse Leerregels opnieuw uitgaf met een voorrede van zijn hand. Volgens zijn zoon Helenius de Cock kwam hij in 1832 voor het eerst in aanraking met deze Dordtse leerregels. Een afschrift hiervan biedt hij aan Koning Willem I aan en schrijft dan over een reformatie of wederkering tot de waarachtige dienst des Heeren. De heruitgave van de Leerregels verscheen in de maand september 1833. Enkele zaken uit de voorrede van De Cock willen wij weergeven. “Om dan vele onkundigen de ogen te openen, vele zorgelozen opmerkzaam te maken, vele Godvrezenden te sterken en te vertroosten, in deze, voor de waarachtige dienst van God zo donkere dagen in ons Vaderland, heb ik gemeend dat het hoogstnuttig en heilzaam kon zijn, om de besluiten van de, onder de doorluchtigste Gereformeerden beroemdste en algemeenste Synode, door de druk gemeen te maken en verkrijgbaar te stellen.”

De Cock schrijft ook dat bijna de gehele Gereformeerde kerk remonstrants is geworden. Ook lezen we in zijn voorrede: ‘Schoon het gevaar om dagelijks opgeëist te worden zo groot is, schoon duizenden roepstemmen van gevaar en druk dagelijks Nederland roepen tot verootmoediging, vernedering en waarachtige bekering, waar vindt men hierover in de gezelschappen en bijeenkomsten van groot of gering, de spraak of bedenking: waar vraagt men in verschillende gezelschapskringen, mannen broeders wat moeten wij doen om zalig te worden?

Of spreekt men van die dingen die de dood, de eeuwigheid en het koninkrijk Gods onze dierbaarste belangen aangaan? Waar spreekt men over het oprechte geloof en de waarachtige bekering? Is het niet als of de eeuwige zaligheid een zaak ware, die ons van zelfs op een burgerlijk, ja zelfs loszinnig gedrag wel moet toekomen, schoon toch Gods eeuwige en eniggeboren Zoon zegt: ‘velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren; velen zullen menen in te gaan maar niet kunnen.’ Zou ons dit niet billijk uit onze zorgeloze slaap moeten doen opwaken?” Even verderop schrijft De Cock over mensen die heel verdraagzaam lijken, maar het niet zijn. “Ja die de waarheid ondermijnen spreken altijd veel van liefde en verdraagzaamheid tot dat ze de meester kunnen spelen, en dan wordt hun verdraagzaamheid een bittere vervolging.” Nog een citaat: “Het is niet voor allen veilig alles te horen en te lezen, men kan al dikwijls verstrikt wezen, eer men het zelfs gewaar wordt; want valse leer komt doorgaans zeer overeen met ons verdorven vernuft, en geeft doorgaans ruimte aan het vlees, en onze begeerlijkheden.”

Er klinkt in het voorwoord de oproep door de ongerechtigheid te belijden en zich te vernederen voor de Heere De Cock schrijft: “Dit is de enige weg om de gedreigde en welverdiende oordelen Gods van ons land en van de kerk af te weren, opdat Hij niet kome tot uitvoering van het rechtvaardig vonnis hetwelk tegen ons moet geveld worden, zo God wilde Zijn rechtsoefening vervolgen. De voorrede eindigt met de woorden: ”de goddeloze verlate zijn weg, de onrechtvaardige man zijn gedachten, hij bekere zich tot de Heere, zo zal Hij Zich zijner ontfermen en tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk

De Heere trekke ons, opdat wij Hem navolgen, Hij bekere ons en wij zuilen bekeerd zijn. Amen.” Dan volgt psalm 80 de verzen 9, 10 en 11 (berijmd).

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 oktober 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's

DE AFSCHEIDING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 oktober 2009

Bewaar het pand | 12 Pagina's