Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. D. RUSTIGE OVERLEDEN

Enkele weken geleden overleed te Hierden Ds. D. Rustige, één van die merkwaardige figuren in het kerkelijk en godsdienstig leven, waaraan ons land menigmaal zo rijk is. Ds. J. T. Doornenbal schreef in de Hervormde Kerkbode van de classis Harderwijk een artikel over hem. De Persschouwer is van mening, dat vele lezers zich hiervoor zullen interesseren. Daarom geeft hij het grootste deel ervan hieronder door:

In Hierden overleed vrijdagavond Ds. D. Rustige. Hij was wel de meest wonderbaarlijke godsman, die ik ooit heb gekend — en ik heb een heleboel wonderlijke gekend! — Eigenlijk heb ik hem maar heel kort gekend, althans van aangezicht. Misschien anderhalf jaar. Toch had ik lang geleden over hem gehoord en gelezen. Het leek heel uitzonderlijk en waarschijnlijk was 't dat wat mij naar hem heentrok. Maar veel jaren ben ik langs zijn huis gegaan, en vele malen heb ik gedacht: Hoe zou hij zijn? Maar ik heb er nooit toe kunnen komen bij hem aan te bellen en kennis met hem te maken. Tot, enkele jaren geleden, zijn boeken begonnen te verschijnen. Zij boeiden mij op een biezondere wijze. Ze waren als geen andere en hij zei de dingen zoals niemand ze zei. Toen ik ook eenmaal zijn groeten kreeg en hij mij zelf korte tijd daarna een preekje stuurde, heb ik het op een avond gewaagd. Maar hij kon mij niet ontvangen: Dominee was moe! Ik dacht: Dat is één keer en nooit meer! Maar de volgende dag kwam hij zelf, en ik zal 't ogenblik niet vergeten dat hij binnenkwam, wankelend, aan de arm van zijn chauffeur. Hij zonk in een stoel en had tien minuten nodig om op adem te komen en ik dacht: Die man blijft dood in mijn huis. Maar het ging over en hij is aan het spreken gegaan, het is een kennismaking geweest, die mij altijd zal heugen. Vanaf die eerste ontmoeting heeft hij mij doorzien en alles van mij begrepen, zoals hij vorige week, op zijn sterfbed, nog zei. Hij heeft mij er niet om verworpen, maar er is een band tussen ons gelegd, hij heeft mij in zijn hart besloten, in zijn voorbidding betrokken. Hij zei, dat hij mij allang „gekend" had, en vele malen met mij „gepraat" had, al hadden we elkaar nooit gezien. En dit is na onze eerste kennismaking niet veranderd. Het aantal keren, dat ik hem opgezocht heb is niet zo groot geweest. Maar ik ben toch enkele malen daarna bij hem geweest en wij zijn steeds nader tot elkaar gekomen. Al gauw na onze kennismaking werd hij ziek en de afbraak is snel doorgegaan. Maar ik heb veel van hem mogen horen, van zijn geschiedenis, van zijn innerlijk leven. Een uitzonderlijk leven is het geweest, volkomen buiten de gewone orde. Hij paste er niet in, en het was niet zo'n wonder, dat hij niet bij ieder acceptabel was. Hij was één van die mensen, die je onmogelijk naar de gewone normen kunt beoordelen. Hij hoorde bij geen enkele kerk. Zelfs is hij nooit als dominee bevestigd. Toen het eenmaal zou gebeuren, kreeg hij prompt een aanval van zijn hart of maag of darmen of zenuwen, die weer over was, toen de tijd van bevestiging voorbij was. Hij heeft het experiment nooit herhaald. Ik zou ook niet weten bij wat voor kerk hij thuis kon horen. Hij was en bleef een eenling, hij preekte waar hij werd geroepen of waar zijn hart hem riep, zonder ambten, zonder sacramenten, waarschijnlijk ook zonder tractement, zomaar van de hand in de tand en het ging er goed om, want hij had, naar zijn eigen woord, een bank die nooit sprong. Hij woonde in een groot huis met een smaakvol interieur en een prachtige bibliotheek en hij hield er een complete hofhouding op na. Hij was door en door verwend, vanaf zijn kinderjaren tot en met zijn sterfbed. Hij heeft liefde gegeven en ontvangen, en daarnaast was hij een man van krakeel, naar zijn eigen woord.

Maar dit alles is alleen de buitenkant! En ik moet daarmee ophouden. Ik had er zelfs niet aan beginnen moeten. Ik weet allang, dat het mij niet geluk

ken zal mij een zuiver beeld van deze man te vormen. Het is ook niet nodig. Het gaat niet om hem, maar om de genade in deze mens verheerlijkt. Een Adamskind en een albederver in zichzelf, maar een voorwerp van vrije genade van der jeugd af aan. Zoon van een godvrezende en zorgdragende moeder, heeft hij aan haar voeten de beginselen van de weg geleerd en aan haar is hij innerlijk gebonden gebleven tot in zijn ouderdom toe. Reeds zeer vroeg werkte Gods Geest in zijn hart en werd hij ongelukkig in zichzelf.

Hij meende te weten wat er met een mens gebeuren moest, dat hij gerechtvaardigd mocht worden in Gods Vierschaar, enz. Tot het fluisterde in zijn hart: „God is liefde!" Door die liefde werd hij overwonnen. Daaruit heeft hij leren leven. Het heeft de inhoud van zijn prediking bepaald; eeuwige liefde en eeuwig welbehagen voor een verloren volk in Christus, en juist in de diepte van verlorenheid en schuld wordt die liefde verheerlijkt. Daarbij heeft hij vooral een behoeftig volk op het oog gehad door het heen te wijzen naar de enige en algenoegzame grond der zaligheid in het volbrachte werk van Christus, en hij verlangde ze tot steun te zijn in hun nood, zonder ze op te bouwen in hun bekommering. Hij kon heel scherp doortrekken, als het er om ging een verkeerde grondslag bloot te leggen, maar hij kon ook troosten en bemoedigen, als een vriend en een vader. Hij was blij, als hij ook maar het kleinste begin van een ander leven kon bespeuren en dan kon hij zo echt bemoedigend raad geven, en dan zag hij ook voor allen kans.

„Weest in geen ding bezorgd", hoorde ik hem zeggen tot een jonge man, „ook niet over de manier waarop je zalig zult worden."

Dat was één van die wonderlijke uitspraken, die je elk ogenblik van hem verwachten kon. Altijd had hij van die opmerkingen, die gedachtenflitsen, waarin hij zich onderscheidde van ieder ander, en die wezen op een gescherpt verstand en geestelijk inzicht met goddelijk licht bestraald. Zo was het in zijn gesprekken, en zo is het in zijn geschriften, die hij nalaat en waardoor hij zal blijven spreken nadat hij gestorven is. Ze dragen het stempel van een bijzondere originaliteit, ze zijn van een buitengewone zeggingskracht, maar vooral ze strekken tot een diepgaand onderricht omtrent God en goddelijke zaken, bijzonder voor een arm en behoeftig volk in hun ellende en pijn.

Dezer dagen zei een Hervormd hoogleraar van zijn preken: Zijn exegese is verschrikkelijk en zijn stijl abominabel, maar wat ik in hem waardeer, is wat hij-voor aangevochten zieken mag zijn in hun nood. Nu vind ik zelf de exegese van deze professor verschrikkelijk en zijn taal en stijl als van geen mens in Nederland •— dat zijn nu eenmaal zaken waarin smaak en opvatting uiteen lopen! •— maar ik was blij van hooggeleerde zijde een dergelijk waarde-oordeel over de wezenlijke betekenis van het werk van de ontslapene te mogen horen, en ik had het van die zijde bepaald niet verwacht.

Maar ik moet voort! Ik wilde nog zo graag enkele persoonlijke herinneringen en indrukken neerschrijven. Eigenlijk was dat alleen mijn bedoeling geweest, maar er zijn zoveel gewaarwordingen, die zich aan mij opdringen, dat ik geen begin en geen eind weet te vinden. Wat ik in 't persoonlijk contact met hem heb opgedaan, is ook van zulk een uitzonderlijke waarde, dat het moeilijk is, erover te schrijven. Ik denk aan mijn eerste bezoek aan hem in zijn huis. Het was kort na zijn terugkeer uit het ziekenhuis in Harderwijk. Het was heel moeilijk voor hem geweest naar lichaam en geest en hij sprak open en eerlijk van opstand en bitterheid, die in zijn hart geweest waren. Maar tevens sprak hij van de zeldzame ervaringen, van Gods goedheid daartegenover. Hij had een kamer alleen gekregen met het uitzicht op de oude Zuiderzee, die overstraald was geweest van zonlicht en zijn ziel was van vrede volgestroomd. Hij had een werkelijk en diep geestelijk contact gehad met een der religieuzen, die hem verpleegden. Maar meer: hij had een zeer bijzondere betrekking gekregen op Maria, de moeder des Heeren, vooral door haar woord tot de dienaren op de bruiloft in Kana: „Doe alles wat Hij tot u zeggen zal."

Wij spraken in verband daarmede over de heiligen in de hemel, die zijn voorgegaan, over de gemeenschap, die de Kerk op aarde heeft met de triumferende gemeente hierboven en over de blijvende betekenis van hun werk en voorbede: omdat hun werken met hen volgen - — en wij bleken verrassend eensgezind. Maar hij had zoveel te vertellen, die keer, en ook later, als ik bij hem was, uit zijn bewogen leven, noden en uitreddingen, altijd weer, in het stoffelijke en geestelijke, ook in zijn bediening. Soms ook waren het verhalen waarom je tranen moest lachen, want hij had een zeldzaam gevoel voor humor en hij was van alle vromigheid bevrijd.

Maar de meest bijzondere herinneringen zal ik toch overhouden aan deze laatste week van zijn leven. Ik had hem door de ziekte van mijn broer in maanden niet op kunnen zoeken, maar nadat ik gehoord had, dat hij ernstig ziek was, ben ik elke dag bij hem geweest. Hij wilde het zo graag en zijn kinderen evenzeer, en al had ik er geen tijd voor, ik heb die tijd toch maar genomen. Ik zal er nooit spijt van hebben. Het zijn onvergetelijke uren geweest. Hij leed veel, hij was volkomen uitgeteerd, maar zijn geest bleef helder tot de laatste uren. En vooral zijn hart was vast in het geloof. Zijn strijd — die kort tevoren nog bijzonder zwaar geweest was — was uitgestreden. De poorten waren wijd open, zoals ik vorige week al schreef. Er was geen enkele twijfel meer. Zijn leven was voltooid •— in God. Als ik vroeg bij mijn heengaan: „Moeten we nog proberen te bidden? " zei hij met een glimlach: „Nee! — danken!"

Soms was hij profetisch aangeblazen. In een van zijn laatste avonden sprak hij opeens over mijn broer. „Het was ook een Dirk", zei hij (evenals hijzelf). Na enkele ogenblikken: „Gelukkige Dirk!"

„Maar waarom", vroeg ik, „hoe kun je dat zeggen, wat weet je ervan? " „O, dat weet ik", zei hij, „daaromtrent heeft de Heere mij getuigenis gegeven, al heb ik hem hier nooit gezien. En daar mag jij nooit meer aan twijfelen! En daar moet je zondag over preken." Ik zei: „Dat kan ik niet en dat mag ik niet, ik moet toch het Evangelie brengen." Hij zei: „Dat is het Evangelie." Ik wenste, dat ik het op zijn gezag zo zien kon. Maar niemand kan iets aannemen, tenzij het hem van boven gegeven wordt...

Zijn voorlaatste avond spraken wij over ons geliefde onderwerp: de gemeenschap der heiligen, ook met de heiligen voor de troon, de grote schare, die niemand tellen kan, bekleed met witte klederen en palmtakken in de handen. Ik vroeg hem: „Broeder, zul je nu spoedig bij die gemeente horen? " Hij zei: „Ik hoor er al bij, en ik heb nog kort geleden de groeten van allemaal gehad." En toen, nog even met een flits van de oude humor: „Ook van die van het huis des keizers zijn."

Toen ik vrijdagavond bij hem kwam, was hij te uitgeput om te praten: „Ik zal vanavond niet kunnen spreken van goddelijke zaken", zei hij. Hij lag met gesloten ogen, weggeteerd, en 't meest van de tijd heb ik zwijgend bij hem gezeten. Maar toen ik opstond om te gaan, zei hij: „Ik wou, dat je altijd bij mij was!" Toen ik vroeg of ik die nacht bij hem zou blijven, zei hij met een glimlach: „Je bent altijd bij mij." Maar daarna sprak hij opeens weer op de oude wijze, over de ellende van de mens, en over het bederf van ons vlees. Doch toen ik vroeg: „Is er nog schuld uit overgebleven? " schudde hij het hoofd. „Nee", zei hij, „die is weg, voor eeuwig weggedaan en uitgedelgd, die is er niet meer en zal er niet meer zijn!"

De meest persoonlijke dingen, die hij die avond en de vorige avond omtrent mijzelf gezegd heeft, over mijn leven, mijn taak en mijn toekomst, kan en mag ik niet meedelen, nu niet en nooit. Maar hij kende al mijn noden en de achtergronden ervan, zonder dat er ooit met een woord over gesproken was. Het laatste wat ik van hem hoorde, was: „Je zult nog veel moeten meemaken!"

Kort na mijn vertrek kwam een nieuwe inzinking, die hij nog doorkwam. Daarna is hij rustig ontslapen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 augustus 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 augustus 1963

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's