Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LOTERIJEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LOTERIJEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Regelmatig worden we ongevraagd met allerlei loterijen geconfronteerd. Indringend worden we uitgenodigd om deel te nemen. Vette prijzen grijnzen ons aan. We moeten wel dom zijn om er niet aan mee te doen. Het geluk ligt voor het oprapen, althans zo wordt het ons voorgesteld. Bovendien wordt door loterijen als de Nationale Postcode Loterij, de BankGiro Loterij, de Sponsor Loterij enz. een deel van de opbrengst aan goede doelen geschonken. Kan het nog mooier? Verleidelijk voor jong en oud om eraan deel te nemen! Zeker nu het via internet allemaal steeds eenvoudiger wordt om hieraan mee te doen. Een paar muisklikken en we zijn bij een site van een loterij. Daarnaast is het zogenaamde online-gokken in! Gelukkig wordt heel veel van dit soort sites door Kliksafe gewoon geblokkeerd. Dit neemt echter niet weg dat het van belang blijft om te weten waarom deelname aan loterijen en andere kansspelen niet geoorloofd is. Temeer daar nog steeds met enige regelmaat 'klassieke' reclame-enveloppen van loterijen op de deurmat vallen. En mensen vragen er soms naar waarom wij aan al die loterijen en andere kansspelen zoals kaarten, pokeren, bingo enz. niet mee doen. Het kan dus geen kwaad om opnieuw^ hieraan aandacht te schenken. Ditmaal hebben we - in herspelde vorm en met tussenkopjes - een gedeelte overgenomen uit een vierdelige serie over dit onderwerp die we gevonden hebben in enkele oude nummers van 'De Banier' (28 augustus, 2 september, 4 september en 6 september 1930). Mocht het lezen van dit artikel nog tot opscherping dienen.

Het gebruik van het lot

"Zoals bekend is het gebruik van het lot niet van vandaag of gisteren. In Gods Woord wordt het lot reeds genoemd. Het mocht echter niet dan in geval van noodzaak worden aangewend of als het nadrukkelijk was voorgeschreven, gelijk in Leviticus 16, waar het lot be-

slissen moest welke bok voor de Heere was en welke naar de woestijn moest uitgelaten worden.

Wanneer het lot gebruikt werd, was dit om Gods wil te leren kennen. Het was dus een buitengewoon verzoek aan de Heere of Hij in een of andere zaak die op geen andere manier tot oplossing te brengen was, wilde kenbaar maken wat Hem behaagde. Zo zien wij het lot gebruikt door de apostelen na de hemelvaart van de Heere om in de plaats van Judas een ander te stellen. Maar wat treft ons daarbij direct? Men kan dit lezen in Handelingen 1 vers 24 en 25. Voordat zij de loten wierpen, baden zij tot God, zeggende: Gij Heere, Gij Kenner der harten van allen, wijs van deze twee één aan, dien Gij uitverkoren hebt om te ontvangen het lot dezer bediening en des apostelschaps. Zal het gebruik van het lot dus op de rechte wijze geschieden, dan moet vooraf de Naam des Heeren kunnen worden aangeroepen. Dan moet dit geschieden in het geloof dat het lot in den schoot geworpen wordt, maar dat het gehele beleid daarvan is van de HEERE (Spr. 16:33), "Die door Zijn voorzienigheid het lot alzo stiert, gelijk Hij wil dat het valt; zodat hier niets geschiedt bij geval of blind avontuur" (Kanttekening 96).

Waar zo de toestand is, waar het lot gebruikt wordt om zodoende te komen tot een uitkomst die strekt tot eer van God en tot welstand van land en kerk, daar kan gerust tot het lot de toevlucht genomen worden. In zulke gevallen is dus het lot eigenlijk een godsdienstig werk dat niet dan in gewichtige zaken mag gebruikt worden. Misbruik van het lot is daarom grote zonde.

Voetius over het lot

Het lot mag niet gebruikt worden, wanneer men uit Gods Woord of uit de natuur de zaken weten kan waarvoor men het lot zou willen gebruiken. Het zou God verzoeken zijn, indien wij in zulke gevallen toch het lot zouden gebruiken. Voetius noemt in zijn verklaring van de Catechismus dat loten ongeoorloofd "hetwelk omtrent ongeoorloofde en niet gewichtige zaken lichtvaardig en zonder noodzaak" gedaan wordt 2) . Van die ongeoorloofde zaken noemt hij er een drietal op, te weten "wanneer het lot geworpen wordt:

1. Om enige verborgen dingen te weten of hetgeen verborgen en in de toekomst ligt, te openbaren.

2. In het spelen.

3. Oncler het drinken, wanneer bij de drinkgelagen door een particuliere loting zekere bekers of glazen worden verdeeld".

In het vervolg beantwoordt hij dan de vraag waarom het in bovengenoemde gevallen ongeoorloofd is het lot te gebruiken. In het eerste geval zou het lot dienen tot "bijgelovige waarzeggerij" en in de beide andere gevallen wijst hij erop dat het lot "onmiddellijk in bijzonder verband staat met de voorzienigheid en het oordeel van God", zodat het "alleen in ernstige zaken met een bijzondere betrekking tot God moet gebruikt worden". Onze vaderen brachten dan ook het misbruik van het lot onder de zonden tegen het derde gebod.

Genoegzaam is hiermee aangetoond dat het lot in sommige gevallen geoorloofd is, maar dat het beslist te verwerpen is, wanneer het gaat om op een of andere wijze geldelijk voordeel te behalen. Op grond van Gods Woord moet daarom de loterij, ook de staatsloterij, veroordeeld worden.

Ook strijdig met het tiende gebod

Wie toch een lot neemt, doet dit in de hoop om winst te behalen, zonder ervoor te behoeven werken. De begeerte naar geld wordt er dus door aangewakkerd. Deze begeerte sluit tevens in dat de naaste zal verliezen. In plaats dus van het goede voor onze naaste te zoeken is het de heimelijke wens van de loterijspeler dat zijn naaste zal verliezen. Men gevoelt dat voor zulk een loterij de Naam des Heeren niet kan worden aangeroepen om Zijn zegen af te smeken. Zulk een gebed zou een ij del gebruiken van Gods Naam zijn, omdat men van tevoren weet dat hetgeen waarom men bidt, strijdig is met de wet Gods, die zegt: 'Gij zult niet begeren uws naasten goed'. Krachtens dit gebod is de overheid geroepen om de loterijen te verbieden en af te schaffen waar zij bestaan. Men heeft het tiende gebod van de wet des Heeren wel gebruikt om daarmee te kennen te geven dat de wet van de Tien Geboden geen richtsnoer voor de overheid kan zijn. Immers het is onmogelijk, zo zegt men, dat de overheid het begeren - dat tot het terrein van het inwendige zielenleven behoort - kan straffen. Zo tracht men de overheid te ontslaan van haar verplichting om Gods wet te handhaven. Het spreekt vanzelf dat de overheid het begeren niet kan straffen zolang het inwendig blijft. Maar wel dient zij ervoor te zorgen dat zij geen aanleiding geeft of de gelegenheid toelaat [waardoor] de boze begeerten van het volk opgewekt worden. Daarom heeft zij de bioscopen en danszalen te sluiten, de pornografische lectuurverspreiding te ver-

bieden en ook de staatsloterij af te schaffen. Terecht is dit punt dan ook in het [oude] beginselprogram van de SGP ondergebracht onder artikel 4, dat aldus luidt:

"De overheid zal ook in haar ambt naar Gods wet geoordeeld worden en heeft dus voor naleving van deze wet zorg te dragen. Daarom is zij geroepen:

a. strafbaar te stellen de ontheiliging van Gods Naam en dag;

b. de eed te eisen;

c. tegen te gaan het misbruik van sterkedrank;

d. te waken over de openbare zedelijkheid op wegen en in publieke gebouwen;

e. de staatsloterij zonder enige overgang af te schaffen;

f. in alle samenkomsten te verbieden het verbreiden van beginselen die de ere Gods en het gezag der overheid aanranden;

g. lijkverbranding te beletten".

Verslavingsgevaar

De staatsloterij en in het algemeen alle loterijen, waarbij het gaat om geld te winnen ten koste van de naaste zonder enige inspanning van lichaam of geest, behoren tot de ongeoorloofde spelen. De begeerte tot het goed van de naaste wordt er door opgewekt, zo zelfs dat de speelzucht ontaarden kan in een ware hartstocht, zodat men het spelen in loterijen niet meer kan nalaten, wat herhaaldelijk op teleurstellingen uitloopt en menigmaal ook de speler tot wanhoop en zelfmoord voert. (...)

Drie groepen van spelen

Men maakt tussen de spelen een onderscheiding in drie groepen. Tot de eerste groep behoren de kunstspelen. Dit zijn de zodanige waarbij zekere bedrevenheid van het lichaam of van het verstand wordt gevorderd en waarvan de uitslag door deze eigenschap beheerst wordt. Hiertoe behoren bijvoorbeeld het schermen, het dammen, het schaken, het kaatsen en dergelijke. Van deze spelen zegt Brakel in zijn Redelijke Godsdienst dat ze in zichzelf geoorloofd zijn, maar "ze moeten geschieden tot een heilig oogmerk, om de vermoeide hersenen te verkwikken, om de gezondheid van het lichaam te bewaren en daardoor bekwamer te worden tot de volgende arbeid" 3) . Hij voegt er echter aan toe: "Het moet ook niet te dikwijls geschieden, ook niet te lang, dan zou men het oogmerk missen, men zou zijn tijd verkwisten en het hart zou van de Heere vervreemden en in dat spel blijven hangen". Gewoonlijk wordt met dit laatste geen rekening gehouden en ontaarden ook deze spelen in een hartstochtelijke bezigheid.

Tot de tweede groep behoren de hazardspelen zoals dobbel-, loterij- en alle andere spelen waarvan winstbejag de drijfveer is.

Tot de derde groep worden de gemengde spelen gerekend, waarbij bedrevenheid en 'geluk' beide een grote invloed uitoefenen op de uitslag. Brakel noemt ze spelen die ten dele door het lot en ten dele door de kunst geschieden zoals het kaartspel en andere 4) .

De beide laatste groepen worden door Brakel zonder enig beding veroordeeld. Ook de loterijen met het doel om de opbrengst daarvan aan kerk of armen ten goede te laten komen. Hij wijst erop dat wij het kwade niet mogen doen, opdat het goede daaruit voortkome.

Ook door de natuur veroordeeld

In de oudheid reeds werden de hazardspelen, waartoe de loterijen die ons bezighouden, behoren, veroordeeld. De oude Romeinse wetgeving verbood alle hazardspel en zelfs ieder spel om geld, behalve de gymnastiekspelen. In het laatste geval kon een zekere som voor de overwinnaar vastgesteld worden, maar die mocht een bepaald bedrag niet te boven gaan. Ovidius (43 v. Chr. - 17 na Chr.) vermeldt dat het hazardspel bij zijn voorvaderen geen geringe misdaad geacht werd. De Griekse wijsgeer Aristoteles (384 v. Chr. - 322 v. Chr.) beweerde dat de winst met het hazardspel gemaakt met diefstal gelijk gesteld kan worden en dat er geen ander onderscheid is tussen de dieven en de spelers dan dit dat de eersten zich aan grote gevaren en zware straffen blootstellen om het goed van hun onbekende lieden machtig te worden, terwijl de laat-sten straffeloos en zonder enig gevaar hun vrienden beroven.

Ten besluite

Wij zien dus dat de loterijen zowel door Gods Woord als door de natuur uit zedelijk oogpunt veroordeeld worden".

Noten:

1) Zie bijvoorbeeld: M. de Bruyn, 'Loterijen', in: In het Spoor, oktobernummer 1998, p. 120-125

2) Voetius' Catechisatie, dl. 2, Rotterdam 1891, p. 832 (hertaald/ herspeld)

3) Wilh. a Brakel, Redelijke Godsdienst, dl. 2, Utrecht 1985, p. 100- 101

4) Zie meer over kaartspelen: In het Spoor, februarinummer 2008, p. 16-27 en meinummer 2008, p. 97-99

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

In het spoor | 48 Pagina's

LOTERIJEN

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

In het spoor | 48 Pagina's