Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE TRAGEDIE DER WERKWOORDS­VORMEN (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE TRAGEDIE DER WERKWOORDS­VORMEN (I)

onderwijspraktijk

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Inleiding

In enkele artikelen willen we stilstaan bij een voor velen van u wel bekende problematiek, namelijk die van de werkwoordsspelling. Als we bedenken dat veel leerlingen zowel binnen het lager- als het voortgezet onderwijs, maar ook zelfs veel volwassenen, moeite hebben met de schrijfwijze van de werkwoorden, dan lijkt aandacht voor deze problematiek alleszins gerechtvaardigd. Daarbij

komt dat in dit blad nog betrekkelijk weinig aandacht aan de werkwoordsspelling is besteed. De term 'tragedie' lijkt misschien wat overdreven, de praktijk van het onderwijs bewijst het tegendeel. Immers, welke leerkracht kent niet dat gevoel van moedeloosheid en onmacht wanneer zijn/haar leerlingen ondanks alles toch weer: hij word in plaats van: hij wordt schrijven? En toch mogen we ons hoofd niet in moedeloosheid, hoe begrijpelijk dit ook kan zijn, laten hangen. We zullen moeten zoeken naar andere wegen en middelen. Een eerste aanzet daartoe willen we hier doen. We hopen dat het anderen zal stimuleren ook mee te gaan denken en wellicht mee te gaan doen. Samen zullen we alles in het werk moeten stellen de tragedie toch nog tot een goed einde te brengen.

We willen beginnen om heel kort de noodzakelijkheid en de plaats van het speUingonderwijs in het algemeen aan te geven. Vervolgens richten we onze aandacht op de werkwoordsspelling, waarbij we vooral aandacht willen besteden aan het bekende boek van Dr. I. van der Velde met de veelzeggende titel De tragedie der werkwoordsvormen. Na de noodzaak van een andere didaktiek aangetoond te hebben willen we ingaan op een geheel andere aanpak van de werkwoordsproblematiek zoals die o.a. door Kooreman is uitgewerkt.

Na dit wat theoretische gedeelte willen we een eigen onderzoekje beschrijven dat we hebben gehouden in de vijfde klas van de lagere school. De resultaten van dit onderzoekje tonen aan in welke richting gedacht zal kunnen worden bij een mogelijke oplossing van de bestaande problematiek.

2. De noodzakelijkheid van het speUingonderwijs

Niemand zal de noodzaak van goed speUingonderwijs durven ontkennen. Het zuiver schrijven van zowel veranderlijke woorden (werkwoorden) als

onveranderlijke woorden wordt nog altijd gezien als graadmeter voor iemands persoonlijke ontwikkeling. Dit hangt samen met het gezag dat aan het spellingsysteem wordt toegekend. Het feilloos hanteren van het spellingsysteem geldt in ons land, trouwens in de meeste cultuurlanden, als een eis van beschaving. Het is bekend dat afwijkingen in het mondeling taalgebruik vaak makkelijker over het hoofd worden gezien en eerder worden getolereerd dan inbreuken op het dwingend gezag van de spellingvoorschriften. Dit dwingend gezag verklaart de vaak krampachtige pogingen van de onderwijzer(es) de beheersing van de spellingvoorschriften tot een blijvend bezit van zijn of haar leerlingen te maken. Dit dwingend gezag verklaart tevens het feit dat zelfs tot op de dag van vandaag enorm veel tijd aan het spellingonderwijs wordt besteed. Van der Velde (1956) konstateerde dat alleen al voor de spelling van de werkwoordsvormen 100-150 uren besteed worden. Het behoeft geen betoog dat andere taalonderdelen daardoor in het gedrang dreigen te komen.

3. De plaats van het spellingonderwijs

In 1952 schrijven Eggermont e.a.: 'Het inzicht begint baan te breken dat taal en spelling niet identiek zijn'. Deze zinsnede geeft overduidelijk aan dat er vóór die

tijd veelal nauwelijks verschil bestond tussen taalonderwijs en spellingonderwijs; taalonderwijs was in hoofdzaak spellingonderwijs. Gelukkig is er wat dat betreft wel het één en ander ten goede veranderd. Het spellingonderwijs vormt nu een onderdeel (zij het geen gering onderdeel) van het taalonderwijs. De plaats van het spellingonderwijs wort (met dt natuurlijk) pas goed duidelijk wanneer we de indeling hanteren die Nieuwenhuis (1930) geeft in zijn Bronnenboek. Deze indeling ziet er als volgt uit:

Hoofdgebieden

opnemend uitdrukkend luisteren lezen spreken stellen

Nevengebieden

woordenschatuitbreiding grammatica uitspraakverbetering zuiver schrijven

Reynders (1972) stelt terecht: 'Het zuiver schrijven staat in dienst van het stellen. Deze funktie en deze alleen heeft het zuiver schrijven; niet meer en niet minder'. Hiermee is de plaats van het spelUngonderwijs duidelijk aangegeven. Het kan nooit doel op zichzelf zijn, maar heeft altijd een dienende functie.

4. Van der Velde en 'De tragedie'

In de jaren vijftig deed Dr. I. van der Velde een uitgebreid onderzoek naar de spelling van de werkwoordsvormen. Dit resulteerde in het al genoemde proefschrift dat in 1956 verscheen: De tragedie der werkwoordsvormen. Het boek is nog steeds het meest omvattende dat ooit op het gebied van de werkwoordsdidaktiek is verschenen.

We willen een aantal belangrijke punten uit dit werk naar voren halen die ook voor ons van belang kunnen zijn. Het zal namelijk blijken dat De tragedie lang niet op alle punten verouderd is.

4.1. Inleiding

'Het zuiver schrijven der werkwoordsvormen vormt het hoofdprobleem van de spellingsdidaktiek der lagere school', zo begint Van der Velde zijn proefschrift. Naar zijn mening wordt er aan de spelling der werkwoordsvormen erg veel tijd besteed, zoveel zelfs dat andere gedeelten van de moedertaal, vooral spreken en stellen, onvoldoende aandacht krijgen. 'Dit is een op zichzelf zeer betreurenswaardig feit, dat des te meer schrijnt, omdat ondanks alle moeite en zorg, bevredigende resultaten binnen de werkwoordelijke spelling uitblijven' (blz. XV). Van der Velde constateert zelfs bij veel leerlingen 'een duidelijke aversie tegen het moedertaalonderwijs als geheel, als gevolg van een voortdurend werken met een weinig interessante stof, die onderwezen wordt naar een didaktiek, die klaarblijkelijk boven hun bevatting ligt' (blz. XV). Er dient daarom volgens hem naar een vruchtdragender didaktiek te worden gezocht. 'De huidige didaktiek is noch taaltheoretisch, noch taaldidaktisch, noch psychologisch en zeker niet pedagogisch verantwoord' (blz. XVI). Van der Velde heeft het hier over een didaktiek die verschillenden van u zich misschien nog uit hun schooltijd kunnen herinneren. Ook heden ten dage komt men deze didaktiek nog wel eens tegen. Om welke didaktiek het gaat willen we nu aangeven.

4.2. De 'oude' werkwoordsdidaktiek

In 1883 publiceerden Den Hertog en Lohr een methode getiteld 'Onze Taal'. Zij zijn de eersten die als uitgangspunt voor de werkwoordsdidaktiek het begrip 'stam' nemen. Van deze 'stam' wordt uitgegaan voor de vorming van de 2e en 3e persoon enkelvoud en de 2e persoon meervoud. De schrijfwijze wordt bepaald volgens vaste redeneerschema's. Ter verduidelijking twee voorbeelden:

1. De vogel bouwt een nest. Het (hele) werkwoord is bouwen. De stam is bouw. Het is hier tegenwoordige tijd enkelvoud, dus komt er een t bij: bouwt.

2. Moeder zuchtte. Het (hele) werkwoord is zuchten. De stam is zucht. Het is verleden tijd enkelvoud, dus komt er te achter: zuchtte.

Bovenstaande didaktiek is volgens Van der Velde onverantwoord. Zij vormt voor hem de hoofdoorzaak van 'de tragedie'. Tot welke resultaten en conclusies Van der Velde komt zullen we nu zien.

4.3. Resultaten en conclusies

Op grond van het door hem uitgevoerde onderzoek concludeert Van der Velde dat de leerlingen ondanks 3 jaren onderwijs in de werkwoordelijke spelling tekorten vertonen in:

a. de herkenning van de werkwoorden; werkelijke werkwoorden worden niet herkend en niet-werkwoorden worden als werkwoord aangeduid b. de beheersing van de werkwoorden; van werkelijke beheersing is alleen sprake bij leerlingen van het V.H.M.O. (tegenwoordig H.A.V.O.-V.W.O.) c. de motivering van de toegepaste schrijfwijzen; veel leerlingen blijken niet in staat te zijn aan te geven hoe en waarom men in bepaalde concrete situaties aan de daarbij passende werkwoordsvormen komt.

Een heel opvallende conclusie is verder nog dat leerlingen die 3 a 4 jaar lang een permanente training hebben ondergaan een achterstand vertonen t.o.v. leerlingen uit de derde klas, die de werkwoordstheorie nog niet hebben geleerd. Dit zou er volgens Van der Velde op kunnen wijzen, dat de lagere school in haar werkwoordsdidaktiek de leerlingen fouten leert maken.

Erg interessant is, dat Van der Velde ook onderzocht heeft welke werkwoorden de leerlingen zelf in hun vrije taaiexpressie (in dit geval het opstel) gebruiken en met welke frequentie zij dit doen. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er 'een frappante, beter tragische discongruentie bestaat tussen het werkwoordelijk apparaat dat de school prefereert en het apparaat dat de leerüngen voor hun expressie behoeven' (blz. 316). M.a.w.: de school besteedt aandacht aan allerlei werkwoorden die de leerlingen in b.v. een opstel vrijwel nooit gebruiken. Van der Velde stelt daarom dat de omvang van de leerstof drastisch moet worden beperkt. 'Een werkwoordsdidaktiek die als de huidige, streeft naar volledigheid, is tot mislukken gedoemd' (blz. 332).

Van der Velde geeft ook aan in welke richting volgens hem de didaktiek van de werkwoordsspelling zal moeten gaan.

4.4. Een mogelijke therapie

'En zijn om de huidige spellingsproblematiek te boven te komen twee oplossingen mogelijk: men kan zoeken naar een radicaal vereenvoudigde spelling óf men kan streven naar een therapeutisch werkende didaktiek' (blz. 402). Van der Velde kiest zelf voor het laatste. Zijn therapie draagt het karakter van een voorstel en omvat de volgende hoofdtrekken:

1. Beperking van de omvang van de leerstof

a. in het 3e en 4e leerjaar wordt de basis van de werkwoordsdidaktiek gevormd door 12 veel voorkomende werkwoorden namelijk: houden, vinden, worden, rijden, branden, kleden, antwoorden, praten, heten, wachten, zetten, rusten.

b. de niet-specifiek werkwoordelijke moeilijkheden worden niet opzettelijk in behandeling genomen; 'hoe minder men deze vormen tot object van behandeling maakt, hoe meer kans er is, dat de leerlingen ze zuiver schrijven' (blz. 408).

2. Aanwijzingen voor de spellingsdidaktiek

a. in de eerste 4 leerjaren moeten de kinderen een van binnenuit gevoelde bereidheid tot taaiaanwending verwerven, mondeling en schriftelijk, ongehinderd door grammatische beschouwingen.

b. het spellingonderwijs heeft een beperkte taak: de zuivering van de geschreven taal van afwijkingen van het conventionele woordbeeld.

c. aan de algemene spellingzuivering dient meer tijd te worden besteed dan thans. Bij de werkwoordsvormen dienen in de vier laagste klassen de verbale spellingregels volstrekt te worden genegeerd.

d. spellingsonzuiverheden van een specifiek werkwoordelijk karakter dienen pas in klas 5 en 6 aan de orde te komen. Het beste hulpmiddel daarbij is de analogieredenering. De werkwoordsdidaktiek wordt op deze wijze sluitstuk van het spellingonderwijs.

5. Veranderingen in de didaktiek

Zonder twijfel kan gesteld worden dat na het verschijnen van De tragedie der werkwoordsvormen de werkwoordsdidaktiek een nieuwe periode inging. Heel duidelijk blijkt dit wanneer we de in de jaren zestig en zeventig verschenen taalmethoden (o.a. Taaltuin' en Taal voor het leven') t.a.v. de werkwoordsdidaktiek vergelijken met de 'oude' taalmethoden. De volgende zaken vallen dan in het oog:

- er heeft een aanmerkelijke beperking van de leerstof plaats gevonden. Het streven naar volledigheid is verdwenen - er wordt meer aangesloten bij de eigen taal van het kind - er wordt niet meer uitgegaan van de deductieve redenering (algemene spellingregels), maar van de analogie-redenering, d.w.z. dat op grond van een

aantal vaste woorden (grondwoorden), waarin de voornaamste spellingmoeilijkheden zijn aangegeven, de leerling gewezen wordt op de schrijfwijze van overeenkomstige woorden.

De vraag is of bovengenoemde veranderingen ook daadwerkelijke verbeteringen zijn. Als dit inderdaad zo is, dan zou dat moeten blijken uit het aantal aan de werkwoordsspelling bestede uren en tevens uit de resultaten van deze 'nieuwe' aanpak.

Hoewel gegevens over aantallen uren niet precies bekend zijn is de overtuiging algemeen dat het zuiver schrijven ook nu nog een (te) grote plaats binnen het taalonderwijs inneemt.

Wat de resultaten betreft, moeten we vaststellen dat een duidelijk overzicht, zoals Van der Velde dat in de vijftiger jaren gaf, helaas ontbreekt. We zullen daarom moeten afgaan op b.v. de resultaten van de C.I.T.O.-test.

Blijkens onderzoeken die in 1970 plaatsvonden en die betrekking hadden op ongeveer 44.000 lagere-schoolleerlingen uit de 6e klas en dergelijke onderzoeken in 1971, faalde 40% bij de spelling van de werkwoordsvormen. Procentueel gezien blijkt er, in vergelijking met het onderzoek uit 1956, niets veranderd (verbeterd) te zijn. Er is dus nog steeds sprake van een 'tragedie'. De vraag is nu, in welke richting de oplossing dan gezocht moet worden. We geven een tweetal mogelijkheden aan.

6. Spellingvereenvoudiging

Van der Velde stond destijds voor de keus: óf een therapeutisch werkende didaktiek óf spellingvereenvoudiging. Zoals bekend koos hij voor het eerste. Gezien de resultaten, is hij later echter van standpunt veranderd. Hij schrijft zelf: "Als ik mijzelf iets verwijt dan is het wel het feit, dat ik destijds niet veel resoluter de noodzakelijkheid van een vereenvoudigde spelling heb bepleit" (1975, blz. 102).

Met name in de zestiger jaren is er veel beweging geweest aan het front van de

spellingvereenvoudiging. Voor- en tegenstanders wezen met name op de noodzaak van vereenvoudiging in het belang van het kind. Tegenstanders wezen vooral op het feit dat spellingvereenvoudiging grote moeilijkheden zou opleveren voor ieder die de spelling al redelijkerwijze had leren beheersen.

Het is hier niet de plaats om uitvoerig op deze problematiek in te gaan, temeer omdat veel zaken o.a. met betrekking tot efficiëntie, effectiviteit en aanpassing van het bestaande boekenbestand, nog onduidelijk zijn. Wel is duidelijk dat, gezien de huidige stand van zaken, spellingvereenvoudiging er voorlopig niet in zit. We zullen daarom naar een andere oplossing moeten zoeken. Daarover in het volgende artikel.

C.W. Schimmel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1982

De Reformatorische School | 52 Pagina's

DE TRAGEDIE DER WERKWOORDS­VORMEN (I)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1982

De Reformatorische School | 52 Pagina's