Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De prediking van het Evangelie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De prediking van het Evangelie

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(4)

Drie verbonden leer

We vervolgen onze bespreking van het boek van ds. C. Harinck, De prediking van het Evangelie. Op de synode 1950 en bij de schorsing van ds. Kok speelden heel duidelijk drie belangrijke zaken. Het ging om de zgn. drie verbonden leer, het aanbod van de genade en de beloften. Over deze zaken een aantal vrij uitvoerige overwegingen. Hoe komt het dat de Synode unaniem een predikant die reeds 35 jaar de gemeenten met vrucht en zegen had mogen dienen, die een belangrijke plaats had in het kerkelijke leven (ds. Kok was o.m. penningmeester van het Curatorium, penningmeester van het deputaatschap Zending en scriba van het deputaatschap bij de Hoge Overheid), die in 1941 (met voorbijgaan van ds. G.H. Kersten) nog was verkozen tot preses van de Generale Synode en die verschillende zielsvrienden (aan wie hij zeer nauw verbonden was) ter Synode had, kon worden geschorst? Vooral die unanimiteit vraagt om een steekhoudende verklaring! Ds. Harinck

vraagt zich in dit boek denk ik in alle eerlijkheid af of deze schorsing wel terecht was. We zullen trachten de overwegingen van onze broeder na te gaan en ook tot een afweging te komen. Overigens is een eerlijke en gefundeerde afweging over deze schorsing, historisch gezien, lastig want de Synode van 1950 duurde twee dagen (11 en 12 januari 1950); er werd heel veel over de zaak van ds. Kok gezegd, maar uiteindelijk is het verslag van de Synode maar elf bladzijden en beloopt de weergave van de zaak van ds. Kok (waar vele uren over gesproken is, zowel op 11 als op 12 januari) ongeveer twee en een halve pagina (100 regels, circa 1000 woorden). De officiële weergave is dus uiterst summier. De officiële bronnen zijn zeer beperkt. Laten we echter trachten een antwoord te vinden op de vraag waarover het nu eigenlijk over ging en een afweging te maken.

Eerst richten we ons op de zgn. drie verbonden leer. 'Toch heeft men de uitspraken van ds. Kok over de beloften steeds in verband gebracht met de verbondsbeloften en de leer van de drie verbonden. Dat heeft twee oorzaken. De eerste is dat ds. Kok de beloften van het Evangelie een goddelijke toezegging noemde. De tweede oorzaak is dat hij onderscheid maakte tussen schenking en deelachtigmaking van de belofte. Deze twee zaken tendeerden naar de verbondsopvatting van ds. Jongeleen' (pag. 244). Ds. Jongeleen was een groot voorstander van de drie verbonden leer. Ds. G.H. Kersten heeft steeds nadrukkelijk gewaarschuwd voor het grote gevaar van deze leer Wat bedoelde ds. Kersten met de drie verbonden leer? Hij bedoelde in zijn bestrijding steeds die leer van het verbond waarbij het genadeverbond en de verkiezing tot zaligheid van elkaar los worden gemaakt. Het genadeverbond wordt dan ten diepste de aanbieding van het Evangelie. In de drie verbonden leer is het genadeverbond niet 'die weg waarlangs God door Christus het eigendom wordt van de zondaar en hij een eigendom van God' (ds. A. Hellenbroek, Voorbeeld der goddelijke waarheden, Van het genadeverbond). Het verbond wordt bij de drie verbonden leer losgemaakt van haar zenuw: de verkiezing tot zaligheid. De vastheid van het verbond is dan opgegeven. Ds. Kersten sprak van een verbondsontzenuwende leer Deze leer (genadeverbond losmaken van verkiezing!) werd voorgestaan door mannen als ds. J. Jongeleen, Prof J.J. van der Schuit en dr. J.G. Woelderink. In deze gedachtegang zijn alle gedoopte kinderen voluit verbondskinderen. Het verbond wordt immers met alle gedoopten opgericht. De beloften zijn ook aan allen in de doop geschonken. Het komt er nu voor de gedoopte op aan dat hij of zij die beloften door het geloof gaat toe-eigenen. Ds. Jongeleen omschrijft in zijn Lesboek over de geloofsleer het genadeverbond als 'die genadige beschikking Gods over de gelovigen en hun zaad, waarin God onder verplichting van geloof en bekering, alle heil voor tijd en eeuwigheid wil schenken door de Middelaar des Verbonds' (Lesboek, 5^ druk, pag. 57). Verder benadrukt hij dat allen die leven op de erve des verbonds bondelingen zijn en 'niet alleen dus de uitverkorenen' {Lesboek, pag. 59). Bondelingen kunnen volgens ds. Jongeleen voor eeuwig verloren gaan en zij bezitten de beloften in voorwerpelijke zin. {Lesboek, pag. 60). Bij dr. Woelderink wordt deze verbondsbeschouwing nog verder toegespitst. 'God geeft ons (alle gedoopten, WV) in het verbond der genade zijn heil dus niet onder beding van geloof en gehoorzaamheid, maar Hij geeft ons zijn heil werkelijk uit genade, dat is onvoorwaardelijk en beveelt ons die gelovig te aanvaarden' (dr. J.G. Woelderink, De Waarheidsvriend, jaargang 26, pag. 206).

Onze gemeenten hebben, onder leiding van ds. Kersten, in 1931 krachtig afstand genomen van deze verbondsopvatting. En het is die opvatting over het genadeverbond die ds. Kersten bedoelde en afwees in zijn kritiek op de drie verbonden leer. Dit is van groot belang om de gedachten van de 17^ en 18^ eeuwse oudvaders over het verbond op de juiste wijze te zien. Er zijn immers ook onder de oudvaders wel enige verschillen in verbondsopvatting. Maar bij hen allen wordt het genadeverbond opgericht met de uitverkorenen. Het vragenboekje van ds. A. Hellenbroek is daarvan een duidelijk voorbeeld. Ook in de Westminster Belijdenis en bij de Schotse theologen wordt het genadeverbond opgericht in Christus met de uitverkorenen (zie bijvoorbeeld Thomas Boston, Het verbond der genade en de Westminster Belijdenis art. 7.3). Het kenmerk van de verbondsleer die ds. Kersten hartstochtelijk verdedigde was de nauwe band tussen verkiezing en verbond. Hetgeen daarvan afweek, in die zin dat verbond en verkiezing van elkaar worden losgemaakt en dat het genadeverbond wordt opgericht met alle gedoopten, zag hij als de drie verbonden leer Ik vind het een gebrek in het boek dat we bespreken dat br. Harinck dit eigenlijk nergens enigszins uitvoerig uitlegt. Het lijkt mij in ieder geval niet juist om te stellen dat Van Mastricht en a Brakel (pag. 210 voetnoot; zie ook voetnoot op pag. 256) min of meer aanhangers waren van een drie verbonden leer. Dan gebruiken we het woord drie verbonden leer niet goed, verwarrend. Ook bij a Brakel en Van Mastricht immers wordt het genadeverbond opgericht met de uitverkorenen ten eeuwigen leven. Ook bij hen staat het verbond der genade onder de beheersing van de verkiezing. Ook lijkt het mij onjuist om te stellen dat ons doopsformulier steun biedt aan de gedachte van de 'drie verbonden leer" zoals broeder Harinck dat op pag. 116 stelt. We lezen immers nadrukkelijk in het formulier over de 'gemeente der uitverkorenen'. Het doopsformulier staat in het wezen van het verbond. Dat wil zeggen: in het formulier zien we wat de doop voor Gods kinderen betekent. Ook in het doopsformulier zien we de nauwe band tussen verkiezing en genadeverbond.

Het doopsformulier spreekt onbekommerd over 'een eeuwig verbond met God' en legt daarmee een relatie tussen het genadeverbond en de verkiezing tot zaligheid. Ook wordt in het formulier gezegd dat God de Vader met ons een 'eeuwig verbond der genade opricht'. Het verdient de aandacht dat iemand als ds. Jongeleen de uitdrukking 'eeuwig genadeverbond' afwijst {Lesboek, pag. 57) omdat het genadeverbond en verkiezing tot zaligheid met elkaar verbindt. En juist dat wordt door de aanhangers van de 'drie verbonden leer' nadrukkelijk bestreden. In het doopsformulier is echter geen grond voor de gedachte om genadeverbond en verkiezing van elkaar los te maken. De zorg rond het spreken van ds. Kok was dat hij overhelde naar de drieverbonden leer waarbij het genadeverbond los komt te staan van de verkiezing en alle gedoopten min of meer in het verbond zijn dan wel deel hebben aan de beloften van het verbond. Hij immers zei dat de dopeling de beloften geschonken zijn. De Synode heeft dat in 1950 unaniem niet over willen nemen. Hoewel het historische beeld van de Synode van 1950 helaas niet zo scherp is (de Acta zijn nogal beknopt), is het besluit tot schorsing mijns inziens niet genomen omdat dr C. Steenblok zoveel invloed had (pag. 257) of omdat de broeders niet zo goed begrepen waarover het ging (zoals ds. Harinck stelt), maar omdat men de drie verbonden leer afwees. Men wilde unaniem het verbond der genade niet losmaken van de uitverkiezing tot zaligheid en de beloften van het genadeverbond niet algemeen maken voor alle gedoopten. Het citaat van ds. Hegeman op pag. 229 bevestigt dat mijns inziens duidelijk. Hetgeen door ds. L. Rijksen op voorzichtige en zorgvuldige wijze werd geschreven in De Saambinder, na de Synode, wijst daar tevens op (pag. 245). Ook op de Particuliere Synode van Yerseke (1948) en tijdens de vergadering van de classis Barneveld (1948) kwam dat duidelijk aan de orde (resp. pag. 178 en pag. 192). Ook op pag. 244 geeft br. Harinck die zorg aan. Overigens moet wel worden opgemerkt - zoals ds. Harinck dat ook terecht aangeeft (pag. 260) - dat het te ver gaat om te zeggen dat ds. Kok de drie verbonden leer was toegedaan en dat hij het verbond wilde losmaken van de verkiezing. Hoewel zijn visie op de beloften er eigenlijk toe noopte, wilde ds. Kok die consequentie ook weer niet voluit trekken. Zijn visie op het verbond en de beloften was dus enigszins 'verwarrend'. Deze verwarring en de vrees voor het overhellen naar de drie verbonden leer hebben bij de besluitvorming van 1950 in de eerste plaats een belangrijke rol gespeeld.

Aanbod van genade

Een tweede belangrijke zaak was het aanbod van de genade. Ds. Kok had daar zelfs in 1949 een boekje over geschreven: Het aanbod van Gods genade, gepredikt en verdedigd door onze reformatorische vaderen. Over het aanbod van de genade was al eerder in de kring der gemeenten een openlijk conflict geweest. De broeders ds. D.C. Overduin en ds. J. Overduin hadden zich in verband hiermee in april 1930 aan de gemeenten ontrokken (pag. 120). 'Ten overstaan van de commissie van de Particuliere Synode bestreed met name ds. D.C. Overduin, dat de evangelieprediker een opdracht heeft om bij zijn hoorders op bekering aan te dringen' (pag. 120). Op de classisvergadering van 1 juli 1948 in Barneveld was het aanbod van de genade ook nadrukkelijk aan de orde. Daar was unanimiteit over de bekende formulering van ds. Kersten over de betekenis van de uitwendige roeping. 'De uitwendige roeping komt tot allen, die het Woord horen. Zij roept tot bekering; zij nodigt tot de zaligheid; zij biedt verloren zondaren Christus aan. God Zelf nodigt daardoor de zondaar en Hij zendt Zijn knechten, die met heilige ernst en getrouwheid, alsof God door hen bade, bidden van Christus' wege: Laat u met God verzoenen (2 Kor 5:20)' (ds. G.H. Kersten, Korte lessen over Kort Begrip, pag. 124). Ds. Harinck laat in de hoofdstukken 15 en 16 van zijn boek zien dat het aanbod van genade in de aanloop naar de Synode van 1950 een belangrijke rol speelde. Uit het boekje van ds. Kok over het aanbod blijkt heel duidelijk dat hij bezorgd was 'over het ontbreken van het aanbod van Gods genade in de prediking van het Evangelie'. Ds. Kok stelde dat de prediking een 'goddelijke toezegging' is. (pag. 209). 'Hij beschouwt het aanbod van genade als een schenking' (pag. 215). Br. Harinck wijst erop dat ook dr. Comrie het woord schenken wel in die zin gebruikt, maar dan uitsluitend voor de beloften van het Evangelie. Voor Comrie zijn schenken, aanbieden, voorstellen of geven in het kader van het aanbod van genade gelijke begrip­ pen (pag. 212). Voor ds. Kok was het daadwerkelijk functioneren van het aanbod van de genade een onopgeefbaar uitgangspunt in de praktijk van de prediking.

Wel was er verwarring rond het begrip 'schenken'. Ds. Harinck wijst op een ontwikkeling bij ds. Kok (de gemeente steeds nadrukkelijker bij het verbond betrekken) en een ontwikkeling bij ds. G.H. Kersten, die later wat meer afstand ging nemen, gelet op de gevaren van de drie verbonden leer, van het woord schenken in algemene zin (pag. 215). Br Harinck besteedt ook aandacht aan de visie van dr. Steenblok op het aanbod van de genade en de prediking. Ook bij hem zien we in de jaren 1948-1950 enige radicalisering optreden. Ds. Harinck stelt dat voor dr Steenblok de nodiging tot het heil alleen beperkt is tot de boetvaardigen (pag. 219). 'Tot de onbekeerden komt in de uitwendige roeping alleen de eis van de wet'. Br Harinck is van oordeel dat een 'logische conclusie' het gehele denken van dr Steenblok overheerst (pag. 226). Drs. RL. Rouwendal trekt op basis van onderzoek van het gehele werk van dr. Steenblok de volgende conclusie: 'In zijn theoretische verhandelingen over de roeping had Steenblok steeds benadrukt dat het Evangelie gepredikt moest worden met bevel van geloof en bekering. Daarom zou men verwachten dat dit bevel ook in Steenbloks preken, zeker in het aanspreken van de onbekeerden, een grote plaats zou innemen. Dat is echter niet het geval. De oproep tot bekering klinkt in de meeste preken wel door, maar krijgt geen nadruk. Nog opvallender is dat de oproep tot geloof aan de onbekeerden geheel ontbreekt.' (Rouwendal, pag 94). Tegen deze ontwikkeling heeft ds. R. Kok willen waarschuwen. Bij hem was de indringende oproep tot bekering en geloof in prediking volop realiteit. Ook deze spanning speelde op de achtergrond van de Synode van 1950 nadrukkelijk mee. Wat was in 1950 eigenlijk aan de orde? Br Harinck stelt een en ander maal dat het ging om het aanbod van de genade. Zo heeft dat in iedergeval voor ds. R. Kok gelegen. Mogelijk ook wel bij anderen. Maar er was meer De drie verbonden leer, zoals we hierboven reeds zagen, en de visie op de beloften waren ook aan de orde. Daarom in een volgend artikel eerst iets over de beloften.

(wordt vervolgd)

Amersfoort,

ds. W. Visscher

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 2004

De Saambinder | 12 Pagina's

De prediking van het Evangelie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 2004

De Saambinder | 12 Pagina's