Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar het donkere binnenland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar het donkere binnenland

Deugen de wapens wel ?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deugen de wapens wel ?

De hulponderwijzer Ludwig Nommensen krijgt op zekere dag een inspecteur in de klas. Het is een dominee, die met Ludwig een praatje maakt en hem vraagt, wanneer hij echt onderwijzer denkt te worden. Maar wat staat dominee te kijken, als hij Ludwig hoort zeggen: „Onderwijzer wil ik niet worden; liever was ik zendeling!" Dat overkwam de inspecteur niet elke dag. „Zendeling, " zegt hij, „maar dan moet je hier vandaan. Dan moet je naar een zendingsschool." Een zendingsschool, daar heeft Nommensen nog nooit van gehoord. Niets liever dan dat. Als het kan, op staande voet er heen. Dat gaat echter niet zó maar. „Ik zal wel voor je schrijven naar Barmen, " zegt de vriendelijke dominee. En dat gebeurt. Nu verwacht Ludwig elke dag bericht, maar o. wat wordt zijn geduld op de proef gesteld! De ene week na de andere verstrijkt en er komt maar geen antwoord. Ja, ten slotte is er toch een brief gekomen. Drmu'nee komt het zeggen. „Ik heb antwoord gekregen, maar het valt bitter tegen: ze kunnen je niet gebruiken." Wat is dat een teleurstelling voor Ludwig! De predikant beurt de jonge man echter op en zegt: „Het is misschien beter, dat je zelf er op uit trekt. Een gesprek zal wellicht betere uitwerking hebben dan een brief." Zo spoedig mogelijk gaat Nommensen op weg. Ook hier weer tegenstand. Het hoofd van de zendingsschool staat Nommensen ternauwernood te woord. Van binnenkomen is helemaal geen sprake; aan de deur kan het wel afgehandeld.

„Ik heb toch geschreven, dat ik je niet kan aannemen. Waarom kom je me nu nog lastig vallen? " En daarmee kan Ludwig het doen. Zou je niet boos en beledigd weg lopen? Neen, dat doet Nommensen niet. Hij blijft op de stoep staan, wel twee uren aan een stuk. De directeur merkt dat op en denkt verwonderd: „Hoe is dat in de wereld mogelijk, dat iemand zo veel geduld kan hebben! Zo'n jonge man moet bepaald tot grote dingen in staat zijn." Dat uitermate grote geduld van Ludwig wordt beloond. De jonge man mag binnen komen. Nu hoort de directeur pas, hoe groot het vurig verlangen van Nommensen is, om opgeleid te worden op de zendingsschool om dan in staat gesteld te worden om de heidenen het evangelie te prediken.

Nommensen wordt toegelaten en studeert met grote ijver. In 1861 is hij afgestudeerd en kan zijn eigenlijk werk beginnen.

Door de Rijnse zending wordt hem een arbeidsveld toegewezen en dat terrein is: de Bataklanden. Baros, aan de westkust van Sumatra, wordt de woonplaats van Nommensen.

Hier is hij veilig, want het Nederlandse gezag zal over hem waken. Toch is dat niet naar de zin van de zendeling. Hij wil namelijk verder het land in, naar die mensen, die nog zitten 111 de diepste duisternis van het heidendom. Naar de binnenlanden zal hij gaan. Het wordt echter niet toegestaan. Daar is het veel te gevaarlijk. Er komen van vele kanten berichten binnen, dat er zendelingen worden vermoord. Nog niet zo lang geleden: zeven zendelingen met hun vrouwen op het eiland Borneo!

Neen, er is geen sprake van, dat Nommensen het binnenland zal ingaan. In 1834 zijn ook twee zendelingen doorgedrongen tot de Batakkers en hoe is het die mensen vergaan? Ze werden gedood en opgegeten! De Batakkers hebben gezegd: „Ongevraagd zal nooit een blanke ons land binnen mogen komen."

Nommensen is dus wel verplicht aan de kust te blijven. Moet hij dan werkeloos zijn? Dat niet. Daar is hij de man niet naar. De taal der Batakkers kent hij al, maar hij zal zich nog beter op de kennis van die taal toeleggen. Straks heeft hij dan geen tolk nodig. En ook de vreemde gebruiken van het volk moet hij kennen.

Nommensen kan het evenwel niet helpen, dat hij zich al maar gedrongen gevoeld om de bergketen over te trekken. Daar moet hij zeker terecht komen. We zouden zo denken, dat de zendeling niet wist welke gevaren er schuilden onder de Batakkers. Maar dat was niet zo: hij wist heel goed, dat er blanken niet werder toegelaten. Doch juist daarom werd het tijd, dat daaraan een einde kwam.

„Als het vanaf Baros niet gaat, dan lukt het misschien wel langs een andere kant", denkt hij. Hij vaart langs de westkust van Sumatra naar het zuiden en komt dan te Sibolga, vanwaar hij naar het oosten reist tot de plaats Sipirok. Hier hebben andere zendelingen hun werk. Het spreekt vanzelf, dat Nommensen vertelt van zijn plannen. De oudere zendelingen schudden bedenkelijk het hoofd en raden Ludwig ernstig aan om in de buurt van Sipirok te blijven.

De vurige Nommensen luistert naar die raad evenwel niet. Hij zal naar de binnenlanden gaan en in Mei 1864 trekt hij met twee Batakjongens de bergen in. Het drietal gaat de strijd tegemoet. Ze mogen wel goede wapens bij zich hebben. Dat heeft Nommensen: met drie geduchte wapens zal hij de Batakkers aanvallen. En wat zijn deze wapens? Niet minder clan liefde, vertrouwen en geloof. Zullen deze deugdelijk zijn? Dat zal de toekomst moeten uitmaken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1955

Daniel | 8 Pagina's

Naar het donkere binnenland

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1955

Daniel | 8 Pagina's