Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de censuur en kerkelijke vermaning (18)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de censuur en kerkelijke vermaning (18)

Toelichting op de D.K.O.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het voorwerp van de kerkelijke tucht (b) Doopleden

In de kerk onderscheiden we volwassen, mondige, komplete leden en onvolwassen, onmondige, inklompete leden nl. de doopleden. Gedoopte kinderen zijn door de geboorte uit hun ouders die bij de kerk behoren en door de doop in de kerk ingelijfd en worden op het doopledenregister van de gemeente ingeschreven. Ze zijn ook leden van de gemeente, maar nog geen komplete en volwassen leden die in de volle rechten en plichten van het lidmaatschap van de kerk delen. Zij behoren bij de gemeente. De bekende vraagt 74 van de Heidelberger Catechismus zegt: Dat jonge kinderen gedoopt moeten worden, want zij zijn zowel als de volwassenen in het Verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen en door het teken des Verbonds der christelijke kerk, ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden! Gedoopte kinderen behoren bij Gods Verbond en Zijn gemeente, al blijft de onderscheiding tussen wezen en bediening of innerlijk en uiterlijk verbond en het uiterlijk instituut en het wezen van de kerk nl. de ware Christgelovigen, al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door den Heiligen Geest (art. 27 N.G.B.).

Doopleden zijn leden van de kerk en dus ook aan de tucht onderworpen. In ieder geval gaan ook over de doopleden de waarschuwingen, vermaningen, onderwijzingen en bestraffingen wanneer zij zich niet gedragen zoals zij zich moeten gedragen, nl. niet ter kerk komen, niet ter katechisatie gaan en een werelds of een min of meer losbandig leven leiden. Dan moeten de doopleden gewaarschuwd, vermaand, onderwezen en berispt worden. Nu kan men er van mening over verschillen of dit nu zuiver kerkelijke tucht is, ja dan neen. Voetius meende van niet, daar dergelijke vermaningen, waarschuwingen en bestraffingen nog geen „eigenlijke tucht" is, maar slechts „de voorlopers en voorbereidselen". Zo sprak ook de Nationale Synode te Dordrecht 1578 uit dat gedoopte leden, die op volwassen leeftijd niet kwamen tot de belijdenis des geloofs niet met de kerkelijke ban afgesneden konden worden. Maar anderen zoals Johannes a Lasco in de vluchtelingengemeente te Londen en Johannes a Marck (in het Merck der christene Godgeleerdheid) rekenden de vermaning, waarschuwing en bestraffing wel tot de eigenlijke tucht, maar met dien verstande dat de tucht inkompleet en onvolkomen wordt uitgeoefend, omdat zij gaat over onmondige leden die nog geen belijdenis des geloofs afgelegd hebben. Hoe men dit dan noemen wil, ook onwillige, ontrouwe en trage doopleden moeten door de kerkeraad vermaand worden.

Een andere vraag is of de gedoopten zelf vermaand moeten worden of deze vermaningen gedaan moeten worden over de ouders heen? Het antwoord is: zowel de ouders als de doopleden zelf. Rechtgeaarde en .kerkelijke ouders zullen zeker alles in het werk stellen dat hun kinderen het rechte pad van Gods geboden en Gods ordinantiën zullen bewandelen. Het is hun ook tot vreugde en blijdschap als dit gebeurt en tot smart en droefheid als het anders is. Daarom moet de kerkeraad hier wel met takt en medeleven handelen. Maar er zijn ook andere ouders, die zelf op de rand van het kerkelijk-leven leven, zelfs veel kritiek hebben op het beleid van de kerk en van de ambtsdragers, ook ouders die hun roeping verzaken en de opvoeding verwaarlozen, en als het mis gaat met hun kinderen nog dikwijls de schuld daarvan afschuiven op de kerk. Ouders die door hun leven en voorbeeld zelf mee de schuld zijn dat hun kinderen het zondige pad gaan bewandelen. Zeker deze ouders moeten vermaand worden zelf een ander leven te leiden en om hun kinderen voor te gaan en te vermanen om een kerkelijk leven te leiden.

Zo heeft de kerkeraad de taak om te onderzoeken waar de schuld ligt, maar ook de doopleden moeten zelf persoonlijk op de ernst van de zaak gewezen worden, en er moet getracht worden door onderwijzing en vermaning hun consciëntie wakker te roepen, opdat zij in gehoorzaamheid en getrouwheid zo zullen leven als de Heere van hen eist. En dit moet ook met takt, liefde en vasthoudendheid gebeuren. Ook moet - er rekening meegehouden worden dat jonge mensen ook hun „sturm-und-drang" periode kennen, d.i. een onrustig overgangstijdperk, een periode van onevenwichtigheid en onzekerheid waarbij ze zelf niet weten wat ze aan zichzelf hebben, een periode waaruit ze dan uitkomen door een zekere beslissing voor de kerk, of helaas ook wel voor de wereld. Toch mag het vermanen van de kerk niet ophouden totdat zij tot de leeftijd zijn gekomen waarop de doopleden verantwoordelijk gesteld moeten worden voor eigen woorden en daden.

Een ander probleem zijn behalve de onvolwassen gedoopten ook de gedoopte volwassenen die niet komen tot het afleggen van de belijdenis des geloofs. Dit kan verschillende oorzaken hebben nl. wereldsgezindheid en onverschilligheid, maar het kan ook voortkomen uit oorzaken van gewetensbezwaren. Hierover zal ik nu verder niet schrijven, daar ik dit reeds gedaan heb bij de toelichting bij art. 60 van de D.K.O.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 1973

De Saambinder | 4 Pagina's

Van de censuur en kerkelijke vermaning (18)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 1973

De Saambinder | 4 Pagina's