Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BEGELEIDING VAN SPAARLOON OP HET TERREIN VAN DE BELASTING- EN PREMIEHEFFING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEGELEIDING VAN SPAARLOON OP HET TERREIN VAN DE BELASTING- EN PREMIEHEFFING

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

WETSONTWERP BIJ DE TWEEDE KAMER INGEDIEND

Bij de Tweede Kamer is op voordracht van de staatssecretaris van Financiën, mr. W. Scholten, de minister en staatssecretaris van Sociale Zaken een wetsontwerp ingediend waarin een fiscale begeleiding van het spaarloon wordt voorgesteld. Het betreft hier een met ingang van 1 januari 1973 voorgestelde fiscale tegemoetkoming voor spaarloon en andere nieuwe collectieve spaarvormen die voor de individuele werknemer bindend zijn.

De voornaamste punten van deze regeling zijn:

— de werkgever betaalt 15? ó belasting over het aan zijn werknemers ter beschikking gestelde spaarloon (lump-sumheffing) waarmede alle fiscale verplichtingen van de werknemer ten aanzien van het spaarloon zijn voldaan; — de werkgever en de werknemer betalen geen sociale verzekeringspremies; — de blokkeringsperiode voor het spaarloon is 10 jaar; — de werknemer mag na die periode zijn spaar-tegoed geheel of gedeeltelijk opnemen; — de mogelijkheid bestaat het spaarloontegoed binnen de blokkeringstermijn op te nemen indien de werknemer zijn dienstbetrekking heeft beëindigd en hij 60 jaar of ouder is; — de maximale omvang van het loon dat jaarlijks op grond van een spaarloonregeling mag worden geblokkeerd is 2', c van het loon (premieloon voor de sociale werknemersverzekering); — het premieloon bereikt zijn maximum in 1972 bij ƒ 28.050 (bij dit inkomen en hoger zou het spaarloon in 1972 dus ten hoogste ƒ 561, — hebben bedragen); — het spaarloon mag ook worden gestort in een spaarloonfonds waarin de werknemers deel hebben.

Belangstelling voor collectieve spaarvormen

In de memorie van toelichting wordt erop gewezen dat bij het maatschappelijk streven om het persoonüjke duurzame bezit in brede lagen van de bevolking te bevorderen het sparen in collectieve vormen — in het bijzonder in de vorm van spaarloon — de laatste jaren steeds de aandacht heeft gehad. Bij deze ontwikkeling spelen de volgende omstandigheden een rol:

— De gedachte is ontstaan dat met collectieve spaarregelingen het nagestreefde doel misschien beter kan worden bereikt dan met een volledig vrije toetreding van de individuele werknemer tot de verschillende voor hem openstaande spaarregelingen.

— In het maatschappelijke leven wordt steeds sterker de behoefte gevoeld aan de mogelijkheden om de loonvorming naar economische uitwerking gedifferentieerd te doen gebeuren. Zo kan in tijden van overbesteding het spaarloon een nuttige functie verrichten. — Macro-economisch bezien is een voldoende hoog spaarniveau alleen te bereiken indien alle geledingen van onze samenleving daartoe een bijdrage leveren.

Bezwaren tegen het huidige systeem van heffing

Het spaarloon heeft echter tot nu toe niet die vlucht genomen die velen ervan vewacht hadden. Als een van de oorzaken die een ontplooiing van de spaarloonvorming in de weg hebben gestaan, kan vsrorden genoemd het fiscale systeem met betrekking tot loonbestanddelen die niet in contanten ter beschikking worden gesteld maar geblokkeerd op rekeningen •worden tegoed geschreven.

In het huidige systeem van heffing moet het spaarloon als elk ander inkomstenbestanddeel — en wel op het tijdstip van de toekenning — tot het inkomen worden gerekend. Door de aan de individuele werknemer opgelegde spaarverplichting wordt echter belastingheffing op het moment dat de blokkering begint, als bijzonder onaangenaam ervaren, zeker wanneer dit leidt tot een vermindering van het in contanten uitbetaalde loon. Bij de totstandkoming van dit kabinet is een en ander onderkend. In het regeerakkoord is in dit verband opgenomen het programmapunt: fiscale faciliteiten voor het spaarloon. Voor de uitwerking van dit programmapunt is gebruik gemaakt van het resultaat van een studie die tijdens het vorige kabinet is verricht door een interdepartementale werkgroep (Commissie-Van Franeker).

Voorgestelde systeem van heffing

Voor het verkrijgen van een verantwoord systeem van tegemoetkomingen op het terrein van de belastingen premieheffing voor het spaarloon is een van het rapport van de Commissie-Van Franeker afwijkende oplossing gevonden. Het voorgestelde systeem houdt in een vaste heffing van 15^6 ten laste van de werkgever bij de toekenning van spaarloon waarmede de belastingverplichtingen voor dit spaarloon in één keer worden voldaan (de zogenaamde lumpsumheffing), terwijl het spaarloon buiten de premieheffing sociale verzekering zal blijven. De heffing geschiedt op basis van het totale bedrag aan spaarloon dat de werkgever in een bepaald loontijdvak heeft toegekend. Op deze wijze wordt enerzijds bereikt dat van het aan de werkgever toegekende spaarloon het bruto bedrag gelijk is aan het netto bedrag en anderzijds dat de totale kosten die voor de werkgever uit het spaarloon voortvloeien, niet op enigerlei wijze worden versluierd.

Voordelen voor de werknemer

Bij het nieuwe systeem is de werknemer van zijn verplichtingen op het terrein van de belasting-en premieheffing ontslagen. Het hem toegekende bedrag is een netto-bedrag dat verder niet op enigerlei wijze in de heffing van de inkomstenbelasting c.q. premieheffing wordt betrokken.

Matiging van de heffing

De matiging van de heffing komt duidelijk tot uitdrukking bij vergelijking van het voorgestelde tarief met een lump-sumheffing die zou worden afgestemd op de normale belastingtarieven. Een dergelijke heffing zou ruim twee keer zoveel opbrengen als de voorgestelde maatregel. Door de vaste heffing van 15''o wordt een faciliteit gegeven van ongeveer de helft van de normaal verschuldigde belasting.

Collectieve spaarloonregeling

Onder de spaarloonregeling vallen zowel spaarloonregelingen die tot stand komen via georganiseerd overleg, als spaarloonregelingen die bijvoorbeeld een ondernemer in het midden-en kleinbedrijf tot stand brengt met al zijn werknemers. De omschi-ijving van het begrip spaarloon is zodanig gekozen dat daaronder ook vallen uitkeringen zoals investeringsloon en uitkeringen op grond van een vermogensaanwasdelingsregeling. De verdere uitwerking van de voorwaarden waaraan een spaarloonregeling moet voldoen, zal gebeuren door toevoeging van een nieuw hoofdstuk aan het Besluit premiespaarregelingen 1965. Dit nieuwe hoofdstuk is als bijlage bij de memorie van toelichting gevoegd. Voor het bepalen van de maximale omvang van het loon dat jaarlijks op grond van een spaarloonregeling mag worden geblokkeerd, is aansjuiting gezocht bij de initiatieven van de grafische bedrijven e.a. In deze gevallen betaalt de werkgever aan het spaarfonds een spaarloonbijdrage ter hoogte van 1% van het premieloon voor de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werklooslieidswet. Het wetsontwerp kent een maximum van 2^^ van dit premieloon.

Het opnemen van het spaarloontegoed door de werknemer

De werknemer mag zijn tegoed geheel of gedeeltelijk opnemen indien de oudste aanwezige besparing ten minste 10 kalenderjaren heeft uitgestaan. Alsdan is immers een spaarperiode van 10 jaren vervuld. De blokkering kan ook na" een langere spaarperiode dan 10 jaren geschieden. Bij dergelijke lange spaartermijnen behoeft de werknemer niet steeds opnieuw aan een nieuwe periode van 10 jaar te beginnen. Wil hij bijvoorbeeld na 14 jaren slechts de besparingen van de eerste 6 jaren opnemen (de opgenomen gelden worden altijd toegerekend aan de oudste besparingen) dan moet hij nog slechts twee jaren doorsparen alvorens de oudste besparing op de spaarrekening weer 10 jaren heeft uitgestaan. Wil de wei-knemer na 14 jaren sparen zijn gehele spaarsaldo opnemen dan zal hij echter opnieuw 10 jaren moeten sparen.

Budgettaire gevolgen

De budgettaire gevolgen van het spaarloon zullen vooral worden bepaald door de omvang waarin spaarloonregelingen zullen worden getroffen. Gezien de voorgestelde belangrijke tegemoetkomingen op het terrein van de belasting-en premieheffing en de eenvoudige wijze waarop een en ander kan worden bereikt, wordt er rekening mee gehouden dat in de eerstvolgende jaren voor grote groepen van werknemers een spaarloonregeling tot stand zal komen. Gaat men er van uit dat in de komende jaren voor de werknemers spaarloon tot stand komt van gemiddeld 1^2'; , dan zal daarmede jaarlijks een budgettair offer zijn gemoeid van ongeveer , f 100 miljoen, waarvoor dekking zal moettn worden gezocht. Bij maximale benutting van de spaarloonfaciliteit in die zin dat voor iedere werknemer 2-'; spaarloon tot stand zou komen, zou jaarlijks een belastingopbrengst van bijna ƒ 150 miljoen worden gederfd. Voor het jaar 1973 is, mede in aanmerking genomen dat slechts bij een deel van de in dat jaar te vernieuwen collectieve arbeidsovereenkomsten spaarloon zal worden overeengekomen, rekening te houden met een budgettair offer van ongeveer ƒ 25 miljoen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1972

De Banier | 8 Pagina's

BEGELEIDING VAN SPAARLOON OP HET TERREIN VAN DE BELASTING- EN PREMIEHEFFING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1972

De Banier | 8 Pagina's