Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kohlbrugge over de wederkomst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kohlbrugge over de wederkomst

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(8)

II. DE OPSTANDING DER DODEN

c. De wijze waarop de opstanding plaatsvindt.

Op deze vraag is Kohlbrugge met name ingegaan naar aanleiding van hetgeen Paulus schrijft in 1 Cor. 15 : 35 — 58: Maar, zal iemand zeggen: oe zullen de doden opgewekt worden, en met hoedanig lichaam zullen zij komen? ..." Over de wijze, waarop eenmaal de doden zullen worden opgewekt, worden we het beste onderwezen, wanneer we een akker voor ons zien, waarop het zaad gestrooid wordt. „Nu komt de apostel en vergelijkt de plaats, waar het lichaam heengedragen en begraven wordt, met een akker en het lichaam, dat begraven wordt, met zaad... De zaaier werpt het zaad in de aarde, en evenzo is het gesteld met de opstanding van het lichaam. Dit zaad is niet het üchaam, dat worden zal. Wanneer dit zaad, dat daar in de akker wordt geworpen, daarin zo liggen bleef, als het erin geworpen is, zou het dan ook iets te voorschijn brengen? Dit zaad moet in de akker sterven, dat is: erderven, door de vochtigheid uit elkaar vallen en uit deze verrotting, uit dit gestorven zijn — daaruit komt het te voorschijn... Met de blote korrel, zoals deze daar ligt, kan men niets doen. Laat haar buiten de akker, in de zak, zo is zij tot niets nut! Brood kan men er niet van bakken, het heeft volstrekt geen waarde, het is er slechts om in de akker te worden geworpen, tot niets anders! Zo is het met het lichaam, wanneer het begraven wordt. Daar heeft het ook volstrekt geen waarde, er is niets mee te beginnen, net zoals met het zaad. Zo wordt dan het lichaam in het graf gelegd in oneer en zwakheid; er is niets mee te beginnen, men moet het wegdoen, zoals ook het zaad in zwakheid en oneer gezaaid wordt; want buiten de akker is het zwak en tot niets in staat. Of zou het ook zo opkomen en vrucht dragen, wanneer het slechts op een stuk hout werd gelegd? Wordt het echter in de akker geworpen, dan ziet men ten tijde van de oogst de volle aar. Zo zult u op de grote dag van de oogst van God de volle aar zien golven op de halm. Dan is in kracht, eer en heerlijkheid gekomen wat hier in zwakheid en oneer gezaaid is."

Vervolgens gaat Paulus in vers 38 en volgende in op het wonder, dat God aan ieder zaad zijn eigen lichaam geeft. En dan zegt Kohlbrugge daarover: „Wanneer God bij de schepping en onderhouding aan een ieder zijn bijzonder lichaam geeft, dan kan Hij ook aan mijn begraven lichaam een lichaam geven, dat tot dat doel dient, dat ik in de

eeuwige zaligheid leven mag in de hemel." Paulus gebruikt dan het beeld van de zon. de maan en de sterren, die elk een eigen, van elkaar verschillende heerlijkheid hebben. En het is naar aanleiding van dit woord, dat Kohlbrugge waarschuwt voor een wijd verbreid misverstand, namelijk „dat de verschillende lichamen van de uit de graven opgewekten, elkaar in heerlijkheid zouden overtreffen en daar wordt dan ook de bekende plaats uit Daniël bij genomen: De leraars nu zullen blinken, als de glans der uitspansels."

Zeer ontdekkend is wat we dan op een andere plaats bij Kohlbrugge lezen: „Paulus wijst op deze onderscheiden soorten van heerlijkheid alleen om aan te tonen, dat God macht heeft, het verderfelijke in oneer gezaaide lichaam in een, dat onverderfelijk, heerlijk is, te veranderen; dat Hij er een heerlijkheid aan geven kan, zoals Hij wil. Met de verschillende graden of trappen der heerlijkheid heeft het niets uitstaande. Er zijn in de hemel geen parterre, bel-étage, dakkamers, enz.; er wordt immers ook geen rekening gehouden met onze heiligheid en rechtvaardigheid, maar de verdienste van Christus wordt ons toegerekend, en die is voor alle uitverkorenen gelijk en is s volkomen, en onze heerlijkheid is het licht van het Lam, in hetwelk wij staan en dat ons bestraalt."

Vanaf vers 44 werkt Paulus het beeld van het zaad en de akker nader uit, doordat hij spreekt over een natuurlijk lichaam, dat gezaaid wordt, en een geestelijk lichaam, dat opgewekt wordt. „Een natuurlijk lichaam, dat is: een lichaam naar deze natuur en schepping, met de natuurlijke behoeften, hartstochten en vermogens, ook de bestemming ten dode, ten verderve, dus volgens de natuur, zoals zij tot ontbinding overgaat." Daartegenover zegt Kohlbrugge over het geestelijk lichaam, dat opgewekt wordt: „dat is: evenals de Geest, Die onvergankelijk, eeuwig is, om God te aanschouwen en eeuwig bij God te leven, zo zal ook een geestelijk lichaam opstaan, duurzaam, onvergankelijk, eeuwig gelijk de Geest, om niet meer de vergankelijke natuur te dienen, maar om eeuwige zaligheid te genieten, in eeuwige heerlijkheid te wonen."

Over dit geestelijk lichaam horen we dan onder meer: „Dat hebben wij echter niet zo te verstaan, als zouden wij in werkelijkheid een ander lichaam ontvangen, dan hetgeen wij hier hebben. Ik ontvang niet een ander, maar hetzelfde lichaam, dat gedoopt-is in de Naam van God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest — hetzelfde lichaam, dat het gezegende brood en de gezegende drinkbeker genoten heeft, als de tekenen en zegelen van het voor mij geofferde lichaam en het voor mij vergoten bloed van Christus - hetzelfde lichaam, dat Christus verlost heeft met Zijn lichaam, dat ontvang ik terug! Maar anders: hier natuurlijk, daar geestelijk, hier verderfelijk, daar onverderfelijk, hier in oneer, maar daar in heerlijkheid."

En wanneer Paulus spreekt over de tegenstelling tussen het natuurlijke lichaam en het geestelijke lichaam, dan gebruikt hij in dit verband ook de tegenstelling tussen de eerste Adam en de laatste Adam. Dan horen we Kohlbrugge zeggen: „Daar hebben wij dus twee lichamen, Adams lichaam gaat in het graf, Christus' Lichaam ook. Adams lichaam wacht tot de opstanding, Christus' lichaam is opgestaan, voer ten hemel en zit ter rechterhand van de Vader in de hemelen... Het aardse lichaam is Adams lichaam, een lichaam, dat wij uit Adam hebben; de hemelse lichamen echter, die wij in de opstanding ontvangen, zijn gelijk aan het lichaam van Christus, aan Zijn verheerlijkt lichaam, zoals Christus daarmee ten hemel voer en ter rechterhand van God zit."

Wanneer wij het beeld van de hemelse zullen dragen, een geestelijk lichaam dus, dan moeten wij echter alle nadruk leggen op het geestelijk lichaam, niet alleen de ziel dus. En dan geeft Kohlbrugge een opmerkelijke uitspraak over deze verhouding van lichaam en ziel: „God kent de mens naar lichaam en ziel. Hij heeft hem gemaakt met lichaam en ziel en wil hem geheel met lichaam en ziel in Zijn heilige hemel hebben. Wij kunnen het onderscheid van lichaam en ziel niet goed begrijpen; wij doen het best, wanneer wij doen als het kind. Het kind maakt geen onderscheid en scheidt niet lichaam en ziel; maar het weet en spreekt slechts van zijn „ik": ik heb hoofdpijn, ik ben ziek, ik sterf! Zo kent het kind zich, zoals God de mens kent! „Zoals wij het beeld van Adam gedragen hebben, zullen wij ook het beeld van Christus dragen en wel van de ganse Christus met lichaam, ziel en geest."

d. De opstanding der onrechtvaardigen.

Wanneer in de Schrift van de opstanding der doden gesproken wordt, is dit meestal betrokken op de opstanding der rechtvaardigen ten leven. Toch is er evenzeer de prediking, dat de opstanding algemeen zal zijn, dat wil zeggen: zowel rechtvaardigen als onrechtvaardigen worden lichamelijk opgewekt. Het lichaam van de goddelozen na de opwekking zal vanzelf geen verheerlijkt lichaam zijn, maar zal de trekken dragen van het goddeloze leven hier on aarde. Het zal wel onverderfelijk zijn, omdat het bestemd is eeuwige straffen te dragen. Overigens spreekt de Schrift hierover zeer sober, en met name om de tegenstelling tot de opwekking der rechtvaardigen duidelijk aan het licht te brengen.

Christus Zelf heeft op aarde eenmaal die grote tegenstelling onder woorden gebracht: ...En zullen uitgaan, die het goede gedaan hebben, tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis" (Joh. 5 : 29). Hierover zegt dan Kohlbrugge het volgende: Wat wordt hier bedoeld met de woorden „die het goede gedaan hebben"? Eén ding weet ik, dat het waarachtig goed is. en waaruit alle goede werken voortkomen, en dat is: ich vast te houdën'aan het Lam Gods en tot dat Lam Gods, onze dierbare Verlosser en Zaligmaker Jezus Christus, te spreken: Lam Gods, draag Gij mijn zonden, ik kan niet, o, neem mij aan in Uw genade en verberg mij onder Uw witte wol. Dan zal ook al het overige goed zijn en het zal mij aan goede werken, zoals God die hebben wil, niet ontbreken. Het kwade doen is allereerst: e Heere Jezus Christus te verwerpen, naar Zijn stem niet te luisteren en alle andere zonden en ongerechtigheden zijn hiervan het gevolg." „Laat ons goed begrijpen", zegt Kohlbrugge op een andere plaats, „dat dit lichaam niet van ons is en dat het evenwel te voorschijn zal komen, ook wanneer het niet de Heere heeft gediend. Want ook de lichamen van hen, die niet de Heere hand en hart hebben gegeven, zullen onverderfelijk en onsterfelijk uit het graf te voorschijn komen, maar niet in heerlijkheid, maar aan de duivel en zijn engelen worden overgegeven, toebereid om eeuwig te branden."

Wanneer nu echter, in het heden van de genade Gods alle dingen, lichaam en ziel, aan de voeten van Christus mogen worden gelegd, „dan hebben wij ook de waarachtige troost, dat wij vol vreugde en blijdschap voor het open graf kunnen staan, doordat wij weten: al wordt ook het lichaam begraven en in de aarde gelegd, eens komt het daaruit toch weer te voorschijn, zoals de aar, de volle, uit de aarde opgerezen aar, op de halm prijkt. En waar dit lichaam verteerd wordt door zwakheid en ziekte, zo strekken wij toch getroost de voeten uit en spreken: Mijn Heere en mijn God! Gij hebt mij verlost, Gij God der waarheid!"

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 september 1975

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Kohlbrugge over de wederkomst

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 september 1975

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's