Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naarde katechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naarde katechisatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

133

DE WET DES HEEREN (3).

In de vorige les hebben we opgemerkt, dat de Wet, de 10 geboden, in onze Heidelberger wordt gezien als KENBRON van onze ellende-staat (Zondag 2) en als LEEFREGEL der dankbaarheid. (Zondag 34).

We zien ons genoodzaakt, hierop nader en breder terug te komen.

Wanneer de H. Katechismus de vraag stelt: waaruit kent gij uwe ellende, is haar antwoord kortweg: uit de Wet Gods. Dit antwoord is zuiver gegrond op Gods Woord. De Apostel schrijft in Romeinen 3 : 20: „want door de Wet is de kènnis der zonde”. En in Rom. 7 : 7: „want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de Wet niet zeide: gij zult niet begeren.”

Dit blijkt door velen niet meer gezien en aanvaard te worden. Want men gaat uit van het standpunt: eerst het Evangelie en dan de kennis der zonde. Eerst bij het kruis van Christus leer je je zonde zien en kennen.

Nu willen we niet gaarne ontkennen, dat er bij eöp waar gelovig zien op het kruis van Christus geen zonde-kennis wordt verkregen. Maar... dat is niet de kennis der zonde, die de ontdekte zondaar krijgt, wanneer hij staande gehouden wordt of levend gemaakt. Ach, wat weet hij bevindelijk van Jezus en van Zijn offerande aan het kruis. Terecht is de opmerking gemaakt: we hebben niet maar eerst tegen Jézus gezondigd, maar tegen God!

Zo heeft de Heere Zijn heilige Wet gegeven aan Israël, opdat het in de spiegel van die Wet ZICHZELF zou leren kennen, opdat er plaats zou komen vóór Christus, Die in de schaduwdienst van de offeranden en priesterdienst werd afgebeeld en verkondigd. Maar dit geldt ook voor ons, in de Nieuw-Testamentische bedeling. We hebben al gewezen op de blijvende e i s der Wet, zoals Zondag 4 laat uitkomen. Zeker, die Wet is vervuld door Christus, maar.... voor degenen, die deel aan Hem krijgen door een oprecht, zaligmakend geloof. Dan wordt die Wet een „liefde-Wet”. Zie Psalm 119. Van nature zijn wij „onder de Wet”. Rom. 3 : 19: „Wij weten, dat al wat de Wet zegt, zij dat spreekt tot degenen, die onder de wet zijn, opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemlijk zij.” Galaten 3 : 10: „Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder de vloek; want daar is geschreven: vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het Boek der wet, om dat te doen.”

De Heilige Geest nu bedient Zich van de Wet, om de zondaar te ontdekken aan zijn zonde en ellende. De hoofdsom van de Wet laat zien, wie de mens moet z ij n voor God. Ook dit hebben we besproken.

De Heidelberger vraagt ook in Zondag 44: Waarom laat ons dan God alzo scherpelijk de tien geboden prediken, zo ze toch niemand in dit leven houden kan? En dan antwoordt zij: Eerstelijk, opdat wij ons leven lang onze zondige aard hoe langer hoe meer leren kennen en des te begeriger zijn om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken.”

Al is het waar, dat Gods kind later dieper zijn zondige aard leert kennen, in beginsel wordt men toch al bij de aanvang ontdekt aan zijn verlorenheid en aan de boosheid van zijn hart. Daarom moet ook iedere Zondag in de Dienst des Woords de Wet, de tien geboden, worden voorgelezen. Onze kerk heeft bij artikel 64 van de D.K.O. de bepaling gesteld: „in elke gemeente zal des Zondagsmorgens de Wet des Heeren.... worden gelezen.” Verwezen wordt naar de synode van 1899 en 1906.

Mag dan in de eredienst des Zondags niet de HOOFDSOM van de Wet uit Mattheus 22 : 37 40 gelezen worden inplaats van de 10 geboden uit Exodus 20, gelijk wel plaats heeft?

Volgens hetgeen we hierboven uit Gods Woord en de Belijdenis aanhaalden, niet. Dit zullen onze vaderen op hun synode van 1899 en 1906 ook zeker niet bedoeld hebben, namelijk de „hoofdsom” te lezen.

Het lezen van de hoofdsom der Wet verraadt de gedachte, dat de Tien geboden geen „normatieve” waarde meer voor ons hebben, daar zij door Christus vervuld zijn. Maar zulks leren Schrift en Belijdenis niet. We hebben dit besproken.

Er is echter nog een andere zaak over dit punt te bespreken, namelijk wanneer de Wet des Heeren wél ’s Zondags wordt gelezen uit Exodus 20, maar waarbij de vraag naar voren komt: hoe beschouwt men de Wet? Hoe verklaart men die?

In deze geest wordt openlijk van de kansel verkondigd, dat de wet van God niet in de eerste plaats gegeven is om ons geboden op te leggen en te dwingen, maar om ons te bewaren bij de belofte van God, om ons bij het spoor te bewaren. Het gebod geeft richtlijnen. Het geeft aan, waar de gevaren liggen.

Daar moeten we ons over bedroeven. Hoe zielsmisleidend voor de eeuwigheid. Hierbij is geen plaats voor het spreken over de verlorenheid des harten, over schuldbesef vanwege ons verdorven bestaan. En hoe kan een mens Gods geboden „bewaren”? Zeker, hij blijft volkomen verantwoordelijk, maar anderzijds toch diep afhankelijk van de werking van Gods Geest. De dichter van psalm 119 had die Geest steeds nodig. In heel de psalm blijkt dit. Zie maar b.v. in de verzen 4 en 5: „Heere, Gij hebt geboden, dat men Uw inzettingen zeer bewaren zal. Och, dat mijn wegen gericht werden om Uw inzettingen te bewaren.” Vers 32: „Ik zal de weg Uwer geboden lopen.... als Gij mijn hart verwijd zult hebben.

Nu kan erkend worden, dat we buiten het geloof niets hebben maar om welk geloof gaat het? Er is toch ook een slechts „verstandelijk” weten, historisch geloof genoemd. Zie bij koning Agrippa.

Het separerende element ontbreekt. De mensen worden opgewekt om met God te leven, zich in vertrouwen aan Hem over te geven, iedere dag weer en het geloof te richten op de Heere, in de wetenschap, dat men dan een goede toekomst tegemoet gaat en de wet van God bij het spoor wil bewaren.

Arme gemeenten, waar zó gepreekt wordt. Is ’t wonder, dat zij, die de Heere ootmoedig vrezen en uit de zuivere waarheid van Gods Woord wensen onderwezen te worden, zich van zulk een prediking distanciëren?

Boven de poort van het Koninkrijk der Hemelen staat als met gouden letters geschreven het woord van Christus: „Voorwaar, voorwaar zeg ik u, tenzij dat iemand wederomgeboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.”

Urk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 maart 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naarde katechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 maart 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's