Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het aantal Ambten in de Christelijke Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het aantal Ambten in de Christelijke Kerk

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Naast de apostelen treden evangelisten op. Over hen kunnen wij kort zijn. Zij waren helpers der apostelen, door de gemeente onder de leiding des Geestes uitgezonden voor de verkondiging van het Evangelie. Zij komen met de apostelen hierin overeen, dat zij geroepen en gezonden zijn om een ambt te dragen in de gehele kerk, terwijl ook zij deelnemen aan de grondlegging der gemeente. Met de apostelen, wier hulpkrachten zij waren, verdwijnen zij en sinds de tweede eeuw wordt de naam evangelist uitsluitend gebruikt voor de schrijvers van de evangeliën, die als het ware, de personen der evangelisten overbodig maken. De evangelisten nu hadden gedeeltelijke zelfstandigheid, maar waren toch aan ctè apostelen onderworpen. Zo lezen wij b.v., dat Paulus Timotheus zendt, waarheen hij het nodig oordeelt. Ten dele treden zij alleen op, ten dele in gezelschap der apostelen. Voor ons doel is het genoeg, te weten, dat de evangelisten een ambt en een bepaalde taak in de christelijke gemeente hadden en dat zij helpers der apostelen waren. Hun naam betekent: boodschapper zoals ook van Christus gezegd wordt, dat Hij de boodschap des heils en der verlossing brengt. Ook de evangelisten ontlenen hun gezag aan Christus, zij het door middel van de apostelen. Zij hebben te bouwen op het fundament der apostelen, n.1. de lering en vermaning des Heeren.

Een derde soort van arbeiders in de gemeente, die naast apostelen en evangelisten genoemd worden, zijn de profeten.

Deze Nieuw-Testamentische profeten worden soms nog voor de evangelisten genoemd. In rang zullen zij dus boven hen staan. In het optreden der profeten hebben wij te zien de werking van de Heilige Geest op Pinksteren uitgestort. Met dit feit werden er vele bijzondere gaven aan de gemeente geschonken. Het spreken in vreemde talen, de gaven der „profetie", enz. Deze gaven zijn langzamerhand weer opgehouden, krachtens hun bedoeling, welke was de bevestiging van de leer der apostelen. Zij worden aangeduid met het Griekse woord voor genadegaven: charismata. In de profeten van het Nieuwe Testament hebben wij dan een voorbeeld van zulk een charismatisch ambt.

Laat ik in het voorbijgaan mogen opmerken, dat het woord profeet niet betekent: iemand, die de toekomst voorspelt; althans deze betekenis heeft het niet uitsluitend. Het woord profeet betekent: iemand, die in het openbaar spreekt. In de Heilige Schrift heeft het dan de betekenis van: iemand, die in het openbaar spreekt over God. Daarom bevatten de profetieën (denk aan het Oude Testament) woorden over God in het verleden: deze en die daden heeft God voorheen gedaan. Daarnaast spreken 3e prpfeten over God in het heden: God zal de zonden die men bedrijft, straffen, het geloof der verdrukte vromen met genadeloon kronen. Tenslotte doorboort het profetenoog ook de toekomst: De Heere komt en Zijn Rijk zal aanbreken door de weeën van het gericht heen in heerlijke luister.

Wij moeten bij de profeten dus slechts zeer zelden duidelijke uitspraken over de toekomst verwachten, maar veeleer het Godswoord in het algemeen: Het gaat de rechtvaardige wel en het gaat de goddeloze kwalijk.

4. De blijvend^ ambten in het N.T.

Uit het voorafgaande is ons gebleken, dat de christelijke kerk nooit zonder regering is geweest. Zelfs voordat er van een kerk in de eigenlijke zin van het woord sprake was, troffen we reeds het apostelambt aan. Het is volkomen te begrijpen, dat naast de apostelen in de gemeente die mensen in ere waren, die de Heere Jezus hadden gekend naar zijn menselijke natuur en reeds in Hem hadden geloofd tijdens zijn verblijf op aarde. Zij worden „de oudsten" genoemd. Dat zij in de gemeente een vooraanstaande positie innamen, behoeft ons niet te verwonderen. Evenwel bekleden zij geen ambt. Het is noodzakelijk, dit naar voren te brengen, omdat de Statenvertaling het woord presbyter wel eens vertaalt als „ouderling", wanneer er van deze oudsten sprake is. Met de presbyters als oudsten maken wij kennis, zonder dat zij eerst duidelijk zijn omschreven. Het meest waarschijnlijke is wel, dat zij de apostelen ter zijde stonden. Tegenover deze oudsten horen wij van de jongelingen. In Hand. 5:6, 10 lezen wij van deze jongelingen, dat zij diensten voor de apostelen verrichten. Zij zijn het, die Annanias en Saffira ten grave dragen. Wij zullen wel niet ver mistasten, als wij in de eerste christengemeenten een zelfde indeling

verwachten als in de Joodse synagoge. In de synagogen treffen wij een staf aan van oudsten, beambten en dienaren. Hiermede laten zich de apostelen, presbyters en jongelingen vergelijken. Men vergete nooit, dat wij hier te maken hebben met de eerste schreden, welke de kerk gezet heeft op het laijge pad, dat zij door de eeuwen heen had af te leggen. Het was in het begin een zoeken en tasten om de juiste weg te vinden. Maar de Heilige Geest woonde in rijke mate in de apostelen èn in de leden der gemeente, zodat de ingeslagen wegen maatgevend zijn gebleven voor de ganse kerk. Of liever de door de apostelen genomen besluiten had-. den maatgevend behoren te zijn, maar de

kerk is al spoedig van het apostolisch getuigenis afgeweken. De apostelen kennen dus de oudsten als helpers en de jongeren als dienaren bij zich.

Het zal evenwel duidelijk zijn, dat de groei der gemeente niet alleen in Jeruzalem, maar in alle plaatsen in Judea en Samaria de vraag naar een groter aantal geestelijke leiders deed ontstaan. De apostelen bleven te Jeruzalem in het begin. Zelfs daar in Jeruzalem hadden zij zeer veel werk. Ja, het werk in de heilige stad greep zo om zich heen, dat er al spoedig voor de armenzorg nieuwe maatregelen moesten worden genomen. Een enkele maal gaat een apostel de steden en dorpen bezoeken, waar door de prediking van het evangelie een gemeente was ontstaan. Het is ons reeds gebleken, dat evangelisten en profeten in het dienen der gemeenten een aandeel hebben gehad, maar ook deze ambten werden door een beperkt getal personen bekleed.

Hoe langer hoe meer komt het vraagstuk, dat wij tegenwoordig aanduiden als: de zelfstandigheid der jonge zendingskerken op het zendingsveld, aan de orde. Stellen wij ons de toestand in een kleine christengemeente goed voor ogen, om te kunnen begrijpen hoe de ambten zijn ontstaan. Een groter of kleiner aantal mensen zijn door de onbegrijpelijke genade Gods tot het geloof in de enige Middelaar gekomen door het gehoor van het gepredikte Woord. In de eerste tijd is het geestelijke leven voor ieder persoonlijk wel het alomvattende. Later doen zich echter vragen voor bij de regering der gemeente. De evangelist, zullen wij zeggen, had er het evangelie verkondigd. Er was een gemeente ontstaan en de evangelist gaat naar een andere stad. Nu doen zich in de eerste gemeente moeilijkheden voor, b.v. wanneer een lid der gemeente begon terug te vallen in het Jodendom of zonden bedreef. Wat te doen? Het meest voor de hand liggend was wel enkele mensen uit de gemeente naar de evangelist om raad te zenden. Zulk een zending zal men hebben toevertrouwd aan hen, die in de gemeente het eerst tot het christendom waren bekeerd. Wij zagen, dat dezulken presbyters, oudsten, werden genoemd. De evangelist zal hen raad hebben gegeven en overeenkomstig werd in de gemeente gehandeld. Hoewel deze handelwijze nogal omslachtig was, bood het toch nog geen moeilijkheden, wanneer een betrouwbaar drager van het ambt in de nabijheid was. Indien dit geval zich niet voordeed, was het moeilijker. Dan zullen de presbyters zelf een beslissing hebben moeten nemen. Daarom deed zich de noodzaak gevoelen om in de gemeente zelf personen te hebben, die opzieners waren en gezag hadden.

Uit de aard der zaak werden deze gezaghebbende personen uit de presbyters, uit de oudsten gekozen en aangesteld. Zo ontmoeten wij dan in de christelijke

gemeenten naast elkaar presbyters, zij die tot de eerste christenen in de gemeente behoorden, en opzieners, die uit de presbyters waren aangesteld. De opzieners heetten in het N.T. ..episkopoi". Van dat woord is ons woord bisschop afgeleid. Terwijl dus de presbyters geen ambtsdragers waren, doch slechts een hoog aanzien bij de gemeente hadden, waren de episkopen wel ambtsdragers. Wij hebben dus tussen beiden wél te onderscheiden. „Alle episkopen zijn dus presbyters, maar lang niet alle presbyters zijn episkopen."

Tot zover is alles eenvoudig. Het moeilijke is echter dat de beide namen soms verwisseld worden. Ook dat is weer zeer begrijpelijk. Immers de episkoop was van ouds een presbyter geweest. Ook al was hij nu tot opziener aangesteld, bleef men hem toch de naam presbyter geven. Zodoende is er sprake-van opzieners, welke dan als presbyters worden aangeduid. Het komt dus voor, dat er van presbyters gesproken wordt, terwijl wij dan hebben te denken aan opzieners der gemeente. Zo lezen wij b.v. dat Paulus en Barnabas in verschillende gemeenten met opsteken der handen presbyters verkozen hebben. Daarmede zijn vanzelfsprekend opzieners bedoeld. Men kan niet verkiezen wie het eerst geloofd hebben. Maar uit degenen, die het eerst tot christen waren geworden, werden met opsteken der handen opzieners gekozen, dus episkopen.

Wij hebben hier derhalve te maken met wat wij het ouderlingenambt noemen. Om goed het ontstaan van dit ambt in het licht te stellen, hebben wij de historische groei en noodzaak beschreven. Maar dit moet niet worden opgevat alsof de instelling van het ouderlingenambt zonder meer uit de gemeente opkwam. Dit wordt reeds tegengesproken door het aangehaalde voorbeeld uit Hand. 14:23, waar de apostel Paulus de ouderlingen doet aanstellen met medewerking waarschijnlijk van de gemeente. Uit verscheidene plaatsen der Heilige Schrift blijkt het, dat het ouderlingenambt op een apostolische instelling teruggaat. Het wordt zelfs duidelijk uitgesproken, dat deze opzieners door de apostelen aangesteld, eigenlijk door de Heilige Geest zelve in het ambt gesteld zijn. Wanneer Paulus afscheid neemt van de gemeente te Efeze, zegt hij tot de opzieners: o hebt dan acht op uzelve en op de gehele kudde, waarover u de Heilige Geest als opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door zijn eigen bloed. Het ambt van ouderling berust op een daad des Geestes door middel van de kerk.

Zoals de Heere Christus de naam van Apostel draagt, zoals Hij de boodschapper van goede tijding, de grote Evangelist is, en zoals Hij is de hoogste Profeet, zo kent. de Heilige Schrift Hem ook de naam ouderling toe. Gij waart als dwalende schapen, maar zijt nu bekeerd tot de Herder en Opziener (Episkopos) uwer zielen (1 Petrus 2:25). De Heere zelf oefent het opzicht over de gemeente uit, maar wil daarvoor gebruik maken van opzieners. Dat hierin een grote troost voor de ouderlingen, die in de naam en de kracht des Heeren hun ambt waarnemen, wordt ervaren in het midden van de moeilijkheden, die aan het ambt verbonden zijn. Gelukkig de ouderling, die mag opzien temidden van zijn zware arbeid in de gemeente, naar de grote Ambtsdrager Christus! Het legt ook een dure verplichting op: e gemeente is door het bloed van Christus gekocht! Weidt dan de gemeente overeenkomstig de liefde Gods, die haar kocht en loste. Doch hierover zal in het vervolg nog nader gesproken worden.

R.

H. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 augustus 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het aantal Ambten in de Christelijke Kerk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 augustus 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's