Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarom zou ik naar de kerk gaan? (1)

Wanneer men zijn oor te luisteren legt in de kerkelijke wereld, dan kan men daar allerlei geluiden opvangen. Onder die geluiden vindt men ook een zekere aandrang om de kerkgang eigenlijk maar af te schaffen, in het algemeen geen kerken meer te bouwen omdat men „het religieuze" ook wel in andere vormen kan beleven. Men vindt de kerkgang eigenlijk uit de tijd. Onze nieuwe tijd vraagt ook weer nieuwe vormen voor de godsdienstige beleving. Maar men vergeet daarbij dat dit helemaal geen nieuwe geluiden zijn. Al tientallen jaren zegt men immers: „men kan toch wel christen zijn al gaat men niet naar de kerk." Of ook wel „in het kerkgaan zit het niet". Waar het dan wel in zit komt menigmaal niet uit de verf. Maar het is wel duidelijk dat we echt niet met iets nieuws te maken hebben wanneer men de kerk en de kerkdiensten maar liever af wil schaffen. Men wil dan terug, zegt men wel eens, naar de apostolische tijd van de zogenaamde „huisgemeenten". Mensen die elkaar liggen en verstaan moeten zich bij elkaar aansluiten in een wat los verband en samen komen wanneer men dat wil om de verschillende vragen en problemen die zich aan ons voordoen te bespreken.

Nu is het een feit dat de kerkgang in het algemeen sterk terugloopt, vooral in de grote steden en in die dorpsgemeenschappen die door een snelle groei en door de komst van veel mensen uit andere streken van het land hun eigen karakter verliezen. Vooral ook in de rooms-katholieke kerk is die teruggang goed te bespeuren. Statistische cijfers die zo nu en dan in de bladen verschijnen maken wel zeer duidelijk dat zich daar een geweldige geestelijke revolutie voltrokken heeft, vooral ook in het roomse zuiden. Vroeger legde men zozeer de nadruk op de „zondagsplicht" en was er zo'n sterke discipline in die kerk, dat alle roomsen trouw naar de kerk gingen en dat er eigenlijk maar enkele „buitenbeentjes" waren die het zo nauw niet namen met die „zondagsplicht."

in enkele jaren is dat wel zeer sterk veranderd, een proces dat nog steeds doorgaat. Het is geen wonder dat de bisschoppen van Nederland alles doen om de ontwikkeling bij te houden en op deze manier nog een en ander te redden. Ook in de Gereformeerde Kerken was er een strenge discipline wat de kerkgang betrof. Wanneer men gereformeerd was ging men tweemaal per zondag naar de kerk. En om hun trouw in de kerkgang werden de gereformeerden menigmaal zeer geprezen. Maar ook xlaar ziet men ineens een sterke teruggang in de kerkgang komen en ook een heel andere waardering van de kerkdienst.

Vanuit onze eigen hervormde kerk hoeven we eigenlijk niet eens te spreken. De hervormden zijn nooit zo bijzonder „kerks" geweest, behalve dan de rechtse stromingen. En juist daar is de kerkgang over het algemeen goed gebleven ook in onze tijd nu er zoveel bedreigingen zijn van de kerkgang. Denk maar eens aan de recreatiemogelijkheden waardoor zeer velen er elke zondag op uit trekken en daarbij de kerk natuurlijk vergeten. Toch kunnen we de kerkgang niet missen voor ons geestelijk leven. Wanneer we weten dat we alleen van de genade Gods kunnen leven, van de bediening van de Heilige Geest, hebben we de verkondiging van het Woord nodig, de prediking van de rijke Christus voor de arme zondaar daar de Heilige Geest het immers uit Hem neemt om het ons te schenken. En zij die de kerk en de kerkdiensten eigenlijk maar liever af willen schaffen weten niet wat zij doen wanneer ze daarvoor ijveren. Trouwens ook diegenen die door hun afwezigheid in de kerkdiensten ook brokkelen aan de muren van de kerk en de kerkgang laden een zeer zware verantwoordelijkheid op zich. Nu reeds worden kerken gesloten, nu reeds zijn er in verschillende dorpen alleen nog maar morgendiensten, terwijl in de steden van de vele kerken 's avonds nog slechts een enkele kerk open is. Eigenlijk moet het „alarmsein" reeds geheven worden, al zullen we dat in onze hervormd gereformeerde gemeenten nog niet zozeer merken.

Waarom zou ik naar de kerk gaan? (2)

Tot het bovenstaande ben ik gekomen door een boek dat onlangs verschenen is onder deze titel van de hand van Prof. Dr. A. A. van Ruler*), een boek dat op de vele vragen rondom de kerkdienst ingaat en dat eigenlijk een lofzang op de kerkdienst is geworden. Natuurlijk zou ik verschillende dingen anders hebben gezegd, maar toch wil ik graag uw aandacht vestigen op dit boek, daar het ons bewust tracht te maken van wat de kerkdienst eigenlijk is en ons doet nadenken over de verschillende onderdelen van de liturgie. In de hervormd gereformeerde diensten houdt men over het algemeen van een sobere liturgische vormgeving. Niettemin heeft die liturgie ook daar zijn betekenis. Toch legt Prof. van Ruler de nadruk op de prediking van het Woord Gods. Want die verkondiging is toch wel het centrale van de kerkdienst. .

In zijn boek valt van Ruler zo met de deur in huis. Zijn eerste antwoord op de vraag waarom men naar de kerk zou gaan luidt: Om een kans op bekering te lopen. Hij noemt dit zelf „een respectabel en wezenlijk antwoord" alhoewel niet het enige antwoord. Hij schrijft: „Bij de uiterste rechtervleugel van het Gereformeerd Protestantisme is dit zelfs het meest gangbare antwoord. Tenminste als men daar tot een antwoord komt. Men gaat naar de kerk. Men gaat getrouw naar de kerk. Men gaat er ook massaal naar de kerk. Het hoort tot de geestelijke adat. Het hele leven draait min of meer om de kerkgang. Dat houdt ook in dat men domweg gaat. De vraag naar het waarom komt nauwelijks boven. Maar als zij naar boven komt en als zij dan beantwoord wordt... dan kan men in deze kringen vanuit de kijk die men heeft op het geheel van het geestelijk leven, moeilijk anders antwoorden dan zo: we gaan zo trouw naar de kerk, omdat we daarmee de kans lopen, dat we tot bekering komen... Niet dat deze gedachte tot de uiterste rechtervleugel van het Gereformeerd Protestantisme beperkt is. Ze werk in de hele linie door in de Gereformeerde christenheid. Veelszins onbewust beheerst zij ook grote

delen van wat wij tegenwoordig gewend zijn te noemen de midden-orthodoxie. Wel is de gedachte -— als ik goed zie — typisch Gereformeerd van stempel. In de wereld van het Lutheranisme, het AngMcanisme, het Rooms-Katholicisme en de oosterse orthodoxie zal men niet zo gemakkelijk op de gedachte komen dat men daarom naar de kerk gaat: om bekeerd te worden. Die gedachte doet daar bepaaldelijk vreemd aan. Nu stamt zij ook niet zozeer van Calvijn, de vader van het Gereformeerd Protestantisme, zelf. Ze heeft vooral vorm en nadruk gekregen in een latere, de piëtistische fase van de Gereformeerde vorm van het christendom. Maar in onze volksziel heeft ze diep wortel geschoten.

Maar wat verstaat : men onder „bekering"? Dat staat nooit helemaal precies vast. Er zitten verschillende kanten aan de zaak.

Men kan bijvoorbeeld zeggen: bekeerd worden, dat is zichzelf gaan ontdekken als zondaar die door zijn schuld voor eeuwig verloren is en dan zichzelf kwijtraken aan de eeuwige genade in die éne middelaar.

Gewoonlijk speelt daar een andere opvatting doorheeen. Dan zegt men: bekeerd worden, dat is, dat een mens zichzelf innerlijk en naar vermogen ook uitwendig afwendt van het aardse, wereldse leven en zich met hart en ziel gaat toewenden naar het innerlijke geestelijke, hemelse leven. Er zit bovendien van oudsher in het woord „bekering" ook de klank van: breken met het heidendom en met de zonde, of positief gezegd: de wereld weer als schepping, dus als Gods wereld en het hele leven weer als bewuste, positieve dienst van God gaan beleven. Maar hoe men dit nader dan ook precies bedoelt, de hoofdzaak ligt ergens anders. Namelijk hierin, dat men naar de kerk gaat, omdat men zo de kans loopt dat het gebeurt: dat men — tot in de kern van zijn hart — getroffen, dat men van binnen aangeraakt, dat men innerlijk krachtdadig omgezet wordt. Men wordt dan een „ander mens". Men wordt dan een „bekeerd mens".

Natuurlijk zegt van Ruler de dingen hier eenzijdig. Er zijn natuurlijk ook verschillende andere antwoorden te geven op de vraag waarom men naar de kerk gaat, ook door de „rechtervleugel". Maar hij raakt hier toch wel een moment uit de antwoorden op een bijzonder klare wijze.

*) Waarom zou ik naar de kerk gaan? , door Dr. A. A. van Ruler. Uitgave van Uitgeverij G. F. Callenbach N.V. te Nijkerk. Prijs ƒ 12, 50.

Waarom zou ik naar de kerk gaan? (3)

Over het algemeen vindt men in moderne kringen de hervormd gereformeerde kerkdiensten ouderwets. Men kan niet begrijpen dat er zoveel mensen naar toe gaan. Misschien komt dat vooral daardoor dat men niet weet van de „schrik des Heeren". Ook van Ruler gaat op deze dingen in: In onze moderne tijd doen al deze overwegingen verschrikkelijk ouderwets aan. Het zijn dingen van de Zwarte-kousen-gemeente. Zo horen thuis in lang vervlogen eeuwen. In onze verlichte en vooral in onze sociaal bewogen tijd passen ze niet meer. Is dat zo? Ik meen van niet. Ik ben van oordeel, dat deze ouderwetse vraagstellingen griezelig actueel zijn. Laat ik proberen ze in moderne taal te vertalen. Is de mens zichzelf niet tot een probleem? Is hij zelf niet het allereigenlijkste probleem, waarmee hij omtobt? Moet hij niet met zichzelf in het reine komen, vrede vinden, verzoend worden — zodat hij zichzelf totaal aanvaard en beaamt. En is de kern van de moeilijkheden die hij ondervindt om zover te komen, niet gelegen in zijn geweten, in het bewustzijn dat hij mis is (geweest) in zijn schuld? Moet niet ook zijn schuld verzoend worden? Is dat niet de eigenlijke vraag voor elk mens: hoe vind ik een genadige God? , hoe worden God en ik met elkaar verzoend? , hoe wordt God verzoend?

Dat zijn specifiek religieuze vragen. Maar het komt mij voor dat dit de eigenlijke en wezenlijke vragen van het mensenleven als zondanig zijn. Nu is er tegenwoordig wel een merkwaardige stroming die van het „religieuze" (als iets aparts) niets meer wil weten. Deze stroming doet zich vooral voor onder de avantgardistische theologen en christenen. Maar het zou ook kunnen zijn dat deze ultra-vooruitstrevende gedachten over „het wereldlijke en niet het religieuze" alleen maar een alibi zijn, om aan de eigenlijke vragen van het mens-zijn te ontkomen. Goed, de mensen van de twintigste eeuw zoeken niet meer, zoals die van de zestiende, een genadige God. Maar zitten ze niet met zichzelf als de eigenlijke moeilijkheid en de moeite in de handen? Èn is dat, goed beschouwd, iets anders? Helpt men ze definitief om ze puur het wereldlijke leven in te sturen? Is dit niet eerst recht opium, nu niet voor het volk, maar voor de mens? Een prediking en een pastoraat die werkelijk actueel willen zijn en ter zake, zullen daarom ook met de mens in zijn zelfsheid en met de radicale problematiek daarvan bezig moeten zijn.

Maar dan keert van Ruler tot zijn onderwerp terug. De prediking werkt niet automatisch de bekering:

De bekering is iets wat in de mens moet gebeuren. Zij is het werk van de Geest. Maar liet Woord, met name het gepredikte Woord, kan... een speciale kans voor de Geest zijn om zijn werk te doen. Meestal schuilt daar ook het besef in: als de Geest gaat werken in het hart van een mens, dan doet Hij dat door middel van het Woord. Het Woord is dan niet alleen een occasie (gelegenheid) maar ook een instrument voor de Geest.

In ieder geval is de mens gebonden aan het Woord, aan het vleesgeworden Woord, aan het Schriftgeworden Woord en aan het gepredikte Woord. Een mens moet „in de weg van de middelen" blijven, die door de Heere zijn gesteld... Al deze gedachtengangen staan gewoonlijk in het krachtenveld van het geweldige vraagstuk van de praedestinatie. God is een willend en handelend God. Hij wil en handelt in zijn vrijmachtig welbehagen. Er is verkiezing. Er is ook verwerping. Ben ik verkoren? En zal ik dat merken? Als dat gebeurt, dan heb ik in mijn bestaan een vastheid, die onvoorstelbaar groot is: de draad van

mijn tijdelijk bestaan wordt dan gespannen vanuit de eeuwige raad tot in het eeuwige rijk.

En van Ruler voegt hier dan aan toe:

Men kan over deze denkbeelden in christelijke en menselijke verontwaardiging tekeer gaan, zoveel als men wil. Maar zij geven in ieder geval een enorme spanning en intensiteit aan de kerkgang. Wanneer men naar de kerk gaat is men bij deze opvatting bewust: nu treed ik weer binnen in dat krachtenveld van de hoogspanning van de eeuwige praedestinatie en van het grote, Goddelijke werk van de Geest.

Daarom verwacht men in zijn kerkgang, dat nu het eigenlijke van zijn leven zal gebeuren... Men wordt voor eeuwig behouden, voor eeuwig verlost. Of men wordt dat niet. En dan is men voor eeuwig verloren.

Wie onbevooroordeeld en eerlijk naar de mensen van deze opvatting kijkt, kan niet nalaten er opmerkzaam op te worden, welke enorme waarden er in deze wijze van beleving van de dingen liggen. Ze geeft aan het leven niet alleen een ongehoorde, strakke ernst. Ze geeft er ook een absolute inhoud en zin aan... De spannende vraag van de eeuwige zaligheid geeft belangrijk meer inhoud aan 't leven dan de meest spannende voetbalcompetitie... Deze ernst doortrekt alles. Zij doortrekt het hele leven van deze mensen van jongsafaan tot in de hoge ouderdom toe. Zij doortrekt ook de kerkgang en hun hele kerkelijke leven.

In één woord: de boog van de tijdelijke existentie is tot het uiterste gespannen; het is de spanning van de eeuwigheid. Kan de tijd meer inhoud en zin hebben, dan zo, wanneer om met Kierkegaard te spreken — het accent van de eeuwigheid er op wordt gezet? Ja, men kan een stap verder gaan en vragen: houdt de tijd nog wel enige inhoud en zin wanneer dit accent er niet op gezet wordt?

Dan gaat van Ruler ook de nadelen en bezwaren opnoemen die aan deze opvattingen verbonden zijn. Gaat men niet uitsluitend voor de preek naar de kerk? Vergeet men niet dat men in de kerk bijeen is om God te dienen en te loven? Verschraalt de preek niet als ze alleen maar spreekt over de bekering? Gaat men niet dikwijls jarenlang trouw naar de kerk terwijl het Woord geen kracht meer doet en langs de kerkganger heengaat?

Maar toch wil van Ruler wijzen op hetgeen waar is in deze opvattingen: Hoort dit absolute moment van de bekering niet op de een of andere manier in het geestelijke leven? Ontleent de tijd niet zijn betekenis aan de eeuwigheid? Is dit niet de vraag voqr elk mens: wat voor 'n bestaan leid ik eigenlijk? , kan ik wel bestaan? , is het niet een zinloos, een absurd, een verloren, een verdoemd bestaan? , hoe kom ik ooit zover dat het een verlost bestaan is? ...

Van Ruler wijst er dan op dat dit toch eigenlijk nodig is dat de mens zich als een verloste leert kennen en dat daartoe het werk van de Geest nodig is. Ook hebben we nodig een voortgaande en duurzame bekering en ook met het oog daarop moet men regelmatig naar de kerk gaan. Het bovenstaande heb ik doorgegeven uit dit boek: Waarom zou ik naar de kerk gaan? , om u een indruk te geven van de wijze waarop van Ruler deze vraag behandelt. Hij geeft nog verschillende andere antwoorden: om een gewoonte vol te houden, om een traditie voort te zetten, om het heil te ontvangen, om tot het licht te komen, om in de gemeenschap te worden ingelijft, om in het openbaar mijn geloof te belijden, om de zin van de zondag te verwerkelijken, om rust te vinden, om gesticht te worden enz. Ik heb reeds gezegd dat we zeker niet op alle antwoorden die hij geeft positief zullen reageren. Toch kan ik zeggen dat van Ruler hier een boek heeft geschreven dat positief tegenover de kerkgang staat — en dat is al wat in onze tijd — en daarbij de diepste levensvragen aan de orde stelt. Het is dan ook goed om er kennis van te nemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juli 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juli 1970

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's