Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PREDIKANT NAAR ARTIKEL 6 - LAAT JE ONS IN DE STEEK?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PREDIKANT NAAR ARTIKEL 6 - LAAT JE ONS IN DE STEEK?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen in het eind van 1990 in de kerken bekend werd, dat er een verandering kwam in mijn ambtelijke werk, kwamen er verschillende reacties. Sommigen zeiden: Moet dat nou? Anderen zeiden: Echt iets voor u. Maar er waren er ook, die de vraag stel-den: Gaat u nu uit de kerk? Iemand zei tegen mij: Laat u ons nu in de steek? Het is goed om er hier iets over te schrijven. Daar kan zakelijk iets over gezegd worden, maar tegelijk kan er ook alleen maar heel persoonlijk over verteld worden.

Persoonlijk

Laat ik daar maar mee beginnen. In mijn Haarlemse en in mijn Hoogeveense perioden was ik er al mee in aanraking gekomen. Toen ik uit Onstwedde in Haarlem-Noord kwam, was aan die gemeente ook nog steeds ds. J.C. Maris verbonden. Maar hij was in 1954 reeds naar artikel 6 van de kerkorde door de gemeente afgestaan om algemeen secre-taris van de Internationale Raad van Christelijke Kerken te worden. In Hoogeveen was het sinds jaar en dag zo, dat er predikanten aan de gemeenten verbunden waren, maar dan in dienst van de zending: ds. M. Geleijnse, dr. JA. van Rooy. En later werd dat ds. G. Drayer. Maar goed, dat was de zending en dat had in ons aller hart een warme plaats. Daar was ook een aparte regeling voor. In Hoogeveen kwam artikel 6 van de kerkorde aan de orde, toen ds. A.W. Wubs werd beroepen voor bijzondere arbeid als godsdienstleraar in Hoogeveen.

Tegenover allerlei vragen uit de gemeente, of je dit als predikant wel mocht doen, heb ik het altijd verdedigd, en er tegelijk bij gedacht: Maar het zou voor mij niets zijn. Verde-digd en uitgelegd, want je bent predikant en je blijft het, maar dan voor een bijzondere arbeid. Dat is geen kwestie van weglopen voor het ambt, maar van persoonlijke gaven predien bekwaamheden, die de Here geeft en die iemand een bijzondere geschiktheid geven om een speciaal werk in zijn Koninkrijk te gaan doen. Soms wordt daartoe een weg geopend en het is goed, dat die weg dan wordt gezien en gegaan.

Voor mezelf heb ik altijd gedacht: God heeft voor mij de weg gebaand om predikant te mogen worden; ik heb die roeping, ondanks enkele andere mogelijkheden, steeds in het gewone gemeentewerk gevonden en ik heb me daarin thuisgevoeld. Ik zou dat tot aan de tijd van mijn emeritaat willen blijven doen, als God mij in het leven spaart.

Maar kijk, dan gebeurt er iets in je leven. Elke levensperiode heeft zijn eigen mogelijkheden èn beperktheden. Dat is in ieders leven weer verschillend en iedereen kan alleen maar over Gods leiding in zijn eigen leven spreken. Soms al tastend, soms heel duidelijk, ga je een weg die de Here je wijst en opent. En zo is het gebeurd, dat in deze periode van mijn leven mijn plaats geheel onverwacht die werd van geestelijk verzorger, predikant zeg ik Never, in een verpleeghuis: ”De Egmontshof” in Oud-Beijerland. De bijzonderheden daaromheen hoef ik hier niet allemaal te verteilen.

Regelingen

Wat komt erbij kijken? Artikel 6 zegt dat als iemand geroepen wordt tot een bijzondere arbeid in Gods Koninkrijk, hij verbonden moet blijven aan een gemeente. Verder is een hoofdregel dat het werk dat hij gaat doen, gekenmerkt moet blijven door de dienst des Woords, dus zeg maar prediking en pastoraat. Als er een bepaald werk binnen je gezichtskring komt, moet dus de eerste vraag zijn: Kàn dit? Dus, denk ik, niet in de eerste plaats: Heb ik nog mogelijkheden om op de zondagen hier en daar te blijven preken, maar: wordt mijn eigenlijke werk gestempeld door de dienst des Woords? En dan kan het, dat de kracht van de een meer ligt in het pastoraat, van de ander meer in het theologisch nadenken over nieuwe ontwikkelingen, van een derde in het lesgeven, van een vierde in het omgaan met zwakzinnigen of andere gehandicapten, van een vijfde in het op eigentijdse manier overbrengen van het evangelie in de gevangenis of in militaire dienst. Maar altijd zal de hoofdlijn vastgehouden moeten worden.

Dan komt het punt aan de orde, dat je met twee ”bazen” te maken krijgt. Je komt in dienst, officieel, maatschappelijk gezien, bij de instelling die je gaat benoemen. Maar in kerkelijk opzicht blijf je of word je verbonden aan je kerkeraad. Kan dat? De eerste vraag, die tijdens de benoeming speelt, is: Men haalt een christelijk-gereformeerd predikant in huis. Wordt dat geaccepteerd? Kan ik hier zonder gewetensbezwaar als zodanig functioneren? Kan ik mijn predikantschap, zij het aangepast aan de situatie, niet aangepast aan de ideeën van mijn werkgever, zó uitoefenen, dat ik tegenover de Here verantwoord ben en Hem om een zegen kan vragen en Hem kan danken? Dat moet doorgesproken worden.

Het volgende is: Wil mijn kerkeraad mij voor deze bijzondere taak afstaan? Of: Is er een kerkeraad die mij voor dit werk wil beroepen? In mijn geval kwamen beide vragen aan de orde. Omdat ”De Egmontshof” een grote plaats heeft in de Hoeksche Waard, lag het helemaal voor de hand, dat de kerkeraad van Oud-Beijerland mij zou beroepen. Daar is dan een goede onderlinge regeling voor nodig tussen het bestuur van het verpleeghuis en de beroepende kerkeraad. Die regeling is er in goede harmonie gekomen. En dan is het ook nog nodig, dat de kerkeraad aan de gemeente de goedkeuring vraagt om tot deze bijzondere beroeping over te gaan. De kerkeraad van Oud-Beijerland heeft de gemeente heel uitvoerig ingelicht en haar in de gelegenheid gesteld om te vragen wat er maar nodig was. Daarbij bleek hoezeer ”De Egmontshof” leeft, ook in de gemeente van Oud-Beijerland.

En dan is het onder ons ook nog nodig, dat het deputaatschap, dat zich bezig houdt met de begeleiding van predikanten voor een bepaalde arbeid, instemming betuigt met de gang van zaken; dus het deputaatschap Kerk en Onderwijs, of Geestelijke verzorging van militairen, of Gehandicaptenzorg en ziekenhuispastoraat.

Je preekt enkele keren per jaar in de gemeente waaraan je verbonden bent, je levert periodiek een verslag van je werk en bij de kerkvisitatie komt ook het werk van de predikant naar art. 6 K.O. ter sprake.

Dat brengt mij dan nog op de taak van de classis. De kerkeraad brengt de plannen en de regelingen op de tafel van de classicale vergadering en de classis zal de toestemming geven om het beroep uit te brengen of een bestaande beroepsbrief te wijzigen, nadat ze zich ervan overtuigd heeft, dat aan de gemaakte kerkordelijke regelingen is voldaan.

Laat je ons in de steek?

Ik ontken niet, dat dat het geval zou kunnen zijn. Het is niet ondenkbaar, dat er een vluchten uit het gewone gemeentewerk zou zijn. Dat zou ook niet eens zo onbegrijpelijk zijn. Ik denk dikwijls, dat niet dié predikanten de grootste dienst in Gods Koninkrijk bewijzen, die veel in de krant komen en in allerlei vergaderingen en commissies zitten, maar juist diegenen, die in alle trouw, en vaak met veel gezwoeg, hun onopgemerkte dienst verrichten. Dat vol te mogen houden in de jaren, die God je geeft, tot aan je emeritaat, dat gerust op je 65e mag zijn, is een gave en een talent apart. Het komt het meeste overeen met wat de Here Jezus zei: Maar Ik ben in uw midden als een die dient. Neen, ik wil niemand tekort doen.

Maar heb je een bijzondere levensleiding, ook gedurende je ambtswerk? Misschien zo, dat anderen je daarop opmerkzaam maken? Verricht dan je dienst ook ten volle. Om met de Statenvertaling te spreken: Maak, dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij. Dat betekent, dat je wel enige dingen loslaat of die meer van een afstand meemaakt: het bezoeken van kerkelijke vergaderingen, hoewel je het recht behoudt om er te blijven komen, of het ingeschakeld blijven in deputaatschappen of bij kerkvisitaties, hoewel je het recht en soms ook de plicht behoudt om er wèl aan mee te doen.

Misschien houd je tijd over om in de kerk op een andere manier ook nog te dienen, zoals ik zelf. Je blijft dominee voor je hele leven en voor heel je tijd, evenals voorheen. Het is heerlijk om te blijven preken, hetzij in het verpleeghuis, hetzij in de gemeenten, al is het heel nuttig om af en toe kerkganger te zijn.

Nog één persoonlijke ervaring. Toen ik mijn intrededienst gehouden had in het verpleeghuis, zei mijn oudste zoon tegen mij: Pa, ik dacht eerst ook: Moet u dit nou gaan doen? - maar, toen ik u zag staan tussen al die bewoners, moest ik ineens denken, dat de Here Jezus ook midden tussen ongelukkige mensen te vinden was. Ik denk dat het goed is, dat u dit werk nog bent gaan doen.

Ik was er heel gelukkig mee.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1992

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

PREDIKANT NAAR ARTIKEL 6 - LAAT JE ONS IN DE STEEK?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1992

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's