Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 12 : 2 en 3

En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte wil van God is.

Want door de genade die mij gegeven is, zeg ik een iegelijk die onder u is, dat hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn, maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als God een iegelijk de mate des geloofs gedeeld heeft.

HOPENDE: Over de wereldgelijkvormigheid waar de apostel over spreekt in het 2e vers is nog wel heel wat te zeggen. De vorige keer hebben we al even in het kort onze gevoelens hierover kenbaar gemaakt. We kunnen over elke tekst geen preek gaan doen, want dan wordt onze samenspraak over de zendbrief van de apostel aan de Romeinen veel te lang. We moeten dus in het kort zomaar onze gedachten over elke tekst zeggen, mocht het zijn tot een weinig stichting van elkaar en ook voor degenen die ons gesprek afluisteren. De apostel Paulus laat ons hier een waarschuwing horen om deze wereld niet gelijkvormig te worden. De andere apostelen hebben in hun zendbrieven ook gewaarschuwd tegen wereldgelijkvormigheid. We denken dan ook aan wat de apostel Johannes schrijft in zijn eerste zendbrief, als we in die zendbrief lezen: "Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit den Vader, maar is uit de wereld". Het is dus maar één van beide, de liefde Gods des Vaders is in ons of die is niet in ons. Als we de wereld liefhebben, is de liefde des Vaders niet in ons.

UITZIENDE: Daarom heeft de apostel aan de vermaning om deze wereld niet gelijkvormig te worden, toegevoegd: "maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte wil van God is". Met de vernieuwing des gemoeds heeft de apostel een nieuwe geboorte op het oog, die zich in de vrucht naar buiten openbaart. Daarom spreekt hij ook over een veranderen door de vernieuwing des gemoeds. Het is dus een vernieuwing des gemoeds die zich van het ogenblik af dat God de mens inwendig door Zijn Geest vernieuwt, verder het gehele leven door naar buiten zal openbaren. De vermaning die de apostel in deze tekst laat horen geldt dus ook in het bijzonder degenen die de vernieuwing des gemoeds al deelachtig mogen zijn. Voor elk mens is het nodig om tot God bekeerd te worden. Wat de Heere Jezus tot Nicodemus heeft gezegd, geldt voor elk mens en dient dus door een ieder ter harte genomen te worden: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. Er kunnen vele veranderingen zijn, die buiten de vernieuwing des gemoeds omgaan. Aan de vrucht zal de boom gekend worden. Maar de apostel spreekt in de tekst de broeders aan, wat me dus aan de ware gelovigen doet denken. Zij werden er dus door de apostel toe aangespoord om de verandering door de vernieuwing des gemoeds steeds te blijven openbaren in een niet der wereld gelijkvormige wandel. Zo moesten ze dus openbaren dat de liefde des Vaders in hen was.

HOPENDE: Daarom voegt de apostel er ook aan toe: "opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte wil van God is". Met die wil van God wordt hier natuurlijk niet de besluitende wil van God bedoeld, maar de bevelende wil. God eist niet dat we Zijn verborgen wil zullen onderzoeken. Gods Kerk mag wel door genade een vermaak vinden in het overdenken van de verborgen wil van God, want de Heere wil Zijn volk wel inleiden in de verborgenheid van Zijn eeuwige verkiezende liefde en in het besluit dat wij de Raad des Vredes of het Verbond der verlossing noemen. Ten opzichte van dat besluit is er ook wel sprake van een goede en welbehagende en volmaakte wil van God. De Kerk is soeverein verkoren tot de zaligheid, waarin niet het minste onrecht is, zoals we bij de overdenking van de inhoud van deze zendbrief al hebben nagegaan. En wat het besluit betreft dat het Verbond der Verlossing wordt genoemd, hoe zoet mag het de ziel zijn, als ze eens krijgt te overdenken hoe een Drieënig God daarin werkzaam is geweest in het bepalen van de weg waardoor de Kerk tot de zaligheid komt. Die weg is een rechte weg, want de Kerk wordt eerlijk zalig. In die eeuwige Vrederaad hebben de Goddelijke deugden elkaar ontmoet en is de vrede met een kus van het recht begroet. Maar de tekst wijst ons nu op wat de Heere ons in Zijn Woord openbaart. Zijn wil die Hij ons in Zijn Woord openbaart, is een goede wil. Voor de door de zonde gans verdorven mens is die wil niet zo goed. Men wenst zich naar die wil des bevels niet te gedragen. Wat voor het vlees behagelijk is, acht men beter dan wat God ons als Zijn bevelende wil openbaart. Door de vernieuwing des gemoeds mag het echter anders worden. We weten dat het Paulus eerste vraag was als God hem staande hield: "Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal? " Dat had hij tevoren nimmer gevraagd, want dan had hij de gemeente Gods niet vervolgd. De wil van God wordt hier ook een welbehagende wil genoemd. Deze wil stemt met de allerzuiverste liefde die er bij God is tot Zichzelf overeen. Zijn volmaaktheid drukt Hij erin uit. En zo is die wil dan ook een volmaakte wil. En nu zegt de apostel dat we die goede en welbehagende en volmaakte wil van God moeten beproeven. Dat kan echter alleen door de vernieuwing des gemoeds, waarom de apostel dan ook zegt: "maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoed, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende en volmaakte wil van God is". We hebben het nauwkeurig te onderzoeken, zo wil het zeggen, welke die goede en welbehagende en volmaakte wil van God is. Dit houdt dus wel een gebedsleven in. Het betekent dat men de Heere om licht en genade smeekt om Zijn wil in Zijn Woord te mogen ontdekken.

UITZIENDE: Daartoe is er dus wel een verloochening van zichzelf nodig. Hier is een kruisiging van zijn eigen ik, zin en wil aan verbonden. Het vlees wil immers altijd anders dan dat God het wil. Daarom is zulk een beproeven of onderzoeken waarover de apostel nu spreekt ook nooit mogelijk buiten de vernieuwing des gemoeds, zoals u al terecht hebt opgemerkt. Maar o vriend, wat heeft de vermaning van de apostel ons dan toch veel te zeggen! U hebt er al op gewezen, dat de andere

(vervolg op blz. 268)

apostelen ook gewaarschuwd hebben tegen wereldgehjkvormigheid. Het is in betrekking ook tot die wereldgehjkvormigheid dat de apostel hier spreekt over een beproeven van wat de goede en welbehagende en volmaakte wil van God is. Welnu, dan hoor ik de apostel Petrus ook in zijn zendbrief zeggen: "Om nu niet meer naar de begeerlijkheden der mensen, maar naar den wil van God, den tijd, die overig is in het vlees, te leven. Want het is ons genoeg, dat wij den voorgaanden tijd des levens der heidenen wil volbracht hebben en gewandeld hebben in ontuchtigheden, begeerlijkheden, wijnzuiperijen, brasserijen, drinkerijen en gruwelijke afgoderijen". Maar hij laat aan die vermaning dan ook nog voorafgaan: "Dewijl dan Christus voor ons in het vlees geleden heeft, zo wapent gij u ook met dezelve gedachte, namelijk dat wie in het vlees geleden heeft, die heeft opgehouden van de zonde". Och, mochten we toch het beeld des Zoons Gods maar meer gelijkvormig zijn!

HOPENDE: Juist vriend, we zullen Zijn voetstappen moeten drukken. We kunnen ook alleen maar een Christen te noemen zijn, als we Zijn beeld vertonen. Dan zullen we alle valse pad haten, zoals David daarover spreekt in de 119e Psalm. Wat heeft het stro dan nog met het koren te doen? Christus behoor­ de niet tot de wereld en de kerk behoort ook niet tot de wereld. We horen Hem in Zijn hogepriesterlijk gebed zeggen: "Zij zijn niet van de wereld, gelijkerwijs Ik van de wereld niet ben". Die dierbare Persoon heeft het in alles betoont, dat Hij lust had om Gods wil te doen. Maar dat kostte Hem ook vlees, al was Zijn vlees geen Godevijandig vlees. Maar Hij heeft in het vlees geleden, zoals de apostel Petrus zegt in de door u aangehaalde woorden. Als we de zeden en gewoonten van de wereld aannemen, dan is daar geen lijden in het vlees aan verbonden. Dan biedt de wereld ons alles wat voor het vlees aangenaam is. Maar dan drukken we daarin niet de voetstappen van de grote Herder der schapen. En die moeten we nu juist leren drukken in de verloochening en de vernedering van onszelf Daarom laat de apostel er ook nog op volgen, wat nu voor ons heel begrijpelijk moet worden: "Want door de genade die mij gegeven is, zeg ik een iegelijk die onder u is, dat hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn, maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als God een iegelijk de mate des geloofs bedeeld heeft". Aan de overdenking van deze woorden komen we nu niet meer toe, maar we hopen ook in de daarop volgende woorden de apostel daarin verder te mogen gaan volgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1997

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1997

De Wachter Sions | 8 Pagina's