Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JOHN G. PATON

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JOHN G. PATON

Van Tanna vertrokken.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vermoeid was Paton zekere avond al vroeg naar bed gegaan. Hij sliep spoedig, maar de verdiende rust zou niet lang duren. Ongeveer tien uur sprong Clutha, de trouwe hond, boven op zijn slapende meester. Het dier rukte aan Patons kleren, alsof het wou roepen: „Meester, word wakker!"

De zendeling sprong uit bed en maakte ook Mathieson en zijn vrouw wakker. Gevaar moest er zijn. Clutha zou zich niet vergist hebben. En jawel: wilden liepen rondom het zendingshuis en de kerk.

Paton en zijn metgezellen maakten geen licht en hielden zich stil. Ze bevalen zich in de hoede des Heeren, waar de enigste en beste toevlucht is te vinden.

Het zou echter niet donker blijven in de kamer. Brandende fakkels laaiden fel op. Woeste mannen droegen ze en in enkele minuten stond de kerk aan alle kanten in brand. Ook de rieten schutting, die het kerkgebouw met het woonhuis verbond, had vlam gevat, zodat straks ook dit gebouw in vlammen zou opgaan.

Paton begreep terstond de gevaarlijke situatie, waarin hij zich met zijn vrienden bevond. Eén ogenblik dralen zou verschrikkelijke gevolgen hebben. Hij pakte een revolver, die ongeladen was, en een Amerikaanse strijdbijl en ging naar de deur. „Doe die deur direct achter me dicht als ik buiten ben, " riep hij tegen Mathieson.

„Blijf hier, " antwoordde zijn vriend, „laat ons samen sterven. Ge zult nooit terug keren!"

Maar de zendeling stond al buiten en sprak:

„Laat dat aan God over. Straks staat ons hele huis in brand en dan kan niets ons meer redden."

Buiten gekomen, hakte Paton de brandende schutting van boven tot beneden door en wierp het hele geval in de vlammen, zo ver mogelijk van het huis vandaan. Doch op hetzelfde ogenblik stonden een stuk of zeven mannen te zwaaien met knotsen. „Slaat hem dood! Slaat dood!" werd er geschreeuwd.

De zendeling richtte nu zijn revolver op de man die hem wou grijpen en riep: „Slaat, als ge durft. Mijn God zal u straffen. Hij beschermt ons en zal u straffen, omdat gij Zijn kerk verbrandt. Wij hebben u allen lief en daarom wilt ge ons doden. Denk er aan., dat onze God hier is om ons te beschermen en u te straffen."

Op dit ogenblik, zo uiterst hachelijk voor de zendeling, greep de Heere in. Plotseling kwam van de zuidkant een geraas als van een grote machine, als gerommel van de donder, al nader en nader. De woestelingen lieten hun knotsen zakken. Een grote beving" voer door hun leden. Ze wisten bij ervaring wat het geluid beduidde. Een vreselijke orkaan met geweldige regenval kwam aan.

En zie, hoe wonderlijk! De storm blies de vlammen juist van het woonhuis af. De kerk lag in enkele minuten in de as. En even daarna was het of de wolken braken, zo geweldig was de regen, die de brandende puinhoop bluste en het huis zo doornat maakte, dat het niet meer in brand kon geraken.

Wat hier in enkele ogenblikken plaats vond, ontzette de wilden zó, dat ze de gedoofde fakkels weg wierpen en het bos in vluchtten. Enkele riepen verschrikt uit:

„Dat is de regen van Jehova. God strijdt voor hen. Laat ons maken dat we wegkomen!"

Alleen in het noodweer stond Paton de Heere te danken voor Zijn wonderbaarlijke hulp. Vervolgens stapte hij bedaard naar het zendingshuis. „Doe open en laat mij binnen. Ik ben nu geheel alleen."

De deur werd geopend en juichend riep Mathieson:

„Als onze God ooit in tijd van nood Zijn dienstknechten op hun gebed hulp en bescherming zond, dan heeft Hij het nü gedaan! Gezegend zij Zijn heilige Naam!"

„Hoe dikwijls heb ik, " schrijft Paton in zijn dagboek, „na die tijd nog tranen van dankbaarheid geweend over Zijn liefde en genade, in deze uitredding ons bewezen; en gebeden dat elk ogenblik van mijn leven voortaan geheel gewijd mocht zijn aan mijn dierbare Zaligmaker en Vriend!"

De volgende dag kwamen de wilden opnieuw naar het zendingshuis. In de verte was het schreeuwen en tieren al te horen en dat voorspelde niet veel goeds.

Doch ook nu greep God genadig in. Toen het gehuil van de woestelingen het toppunt had bereikt, klonk boven het grote rumoer het geroep: „Een zeil! Een zeil!"

Voor Paton en de zijnen geleek het wel een droom.

Het geroep van „een zeil" was geen loos alarm. Er naderde een schip. Het was de Blue Bell, met kapitein Hastings als gezagvoerder.

Het geschreeuw van de vijanden hield nu plotseling op en de ganse menigte was in enkele minuten verdwenen uit het gezicht.

.Kapitein Hastings was speciaal uitgezonden om zendeling Paton van Tanna te halen en te brengen naar het andere eiland Aneitium. De zendelingen Geddie en Inglis op dat eiland hadden de kapitein gesmeekt om alles in 't werk te stellen om Paton van het gevaarlijke Tanna te verlossen.

De volgende dag reeds was de zendeling in veiligheid op Aneitium gebracht.

In zijn dagboek schrijft Paton hier over:

„De kaars was uitgeblust, maar Godlof! de kandelaar werd niet weggenomen.

In de donkerste ogenblikken twijfelde ik toch nooit, dat de eindelijke zegepraal, zowel dd& r als overal elders, aan de zijde van onze Koning Jezus zou blijven, vast gelovende, dat de ganse aarde met de heerlijkheid des Heeren vervuld zou worden. Alleen vreesde ik, dat ik die gelukkige dag niet beleven zou.

Maar door de goedheid van mijn genadige God héb ik hem beleefd, en heb ik gelezen en gehoord en gezien, dat er op Tanna een Evangelische Gemeente gesticht is, en het Heilig Avondmaal er gevierd wordt met een vergadering van Tanne.se Christenen, op dezelfde plaatsen, waar eens het goede zaad, waarvan men nu zulk een heerlijke oogst begint te zien, met bloed en tranen gehaaid werd."

Patons voornemen was om rustig op het eiland Aneitium te blijven, en wanneer de kans gunstig was, weer naar Tanna terug te keren. Zijn vrienden hadden echter een ander plan. Over enige dagen zou een schip vertrekken naar Australië. „Ga mee, " zeiden ze; „en vertel daar in de koloniën over het zendingswerk. Tracht geld in te zamelen om te komen tot het aanschaffen van een zendingsschip, dat in deze streken zo hard nodig is."

De zendeling ging mee. Na biddend beraad aanvaardde hij zijn nieuwe taak.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juni 1952

Daniel | 8 Pagina's

JOHN G. PATON

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juni 1952

Daniel | 8 Pagina's