Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Besprekingen van de Heilige Oorlog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Besprekingen van de Heilige Oorlog

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

51

Met grote vreugde en heerlijke geschenken had vorst Immanuël Mensziel verblijd door haar te stellen in het licht van Zijn vriendelijk aangezicht. Het licht van de Vader der lichten straalde door alles heen zodat alle angst voor Koning El-Schaddai was teniet gedaan. Delend in de zalving van de Heilige Geest werd de stad als van dag tot dag bevestigd in de staat der genade. Ja, door deze heerlijke verzegeling mocht zij delen in de verzekering deelgenoot te zullen worden van de eeuwige zaligheid.

En toch is de Vorst die in de naam van Zijn Vader in deze stad Zijn bediening zo heerlijk gemaakt had, in Zijn liefde gekrenkt. Door zorgeloosheid werd men de wereld gelijkvormig in biddeloosheid, zodat de vernieuwing van het gemoed niet gezocht werd om Gods wil kinderlijk te betrachten.

Naar recht had de Vorst zich ineens kunnen onttrekken toen Mensziel met Vleselijke Gerustheid avondmaal kwam te houden, zodat Hij niet meer te vinden was, maar dat deed Hij uit kracht van Zijn liefde tot haar niet.

Hij kwam eerst aanstalten te maken om terug te keren naar Zijns Vaders hof, opdat de stad het kwade en de schade van haar vleselijke zorgeloosheid zou leren bekennen en bewenen. Terwijl de Vorst nog in Mensziel was hield Hij Zich wat meer verborgen en teruggetrokken, dan Hij tevoren wel gedaan had.

Zijn toespraken, wanneer Hij nu in hun gezelschap kwam, waren niet zo vriendelijk en gemeenzaam als eertijds.

Hij zond hun nu niet meer zulke heerlijke en zielsverkwikkende gerechten van Zijn tafel als Hij in vorige dagen gewoon was te doen.

Als zij zo nu en dan eens bij Hem kwamen om Hem te bezoeken gelijk zij nog wel deden, zo konden zij Hem niet zo gemakkelijk te spreken krijgen als voor dezen, ’t Gebeurde nu wel dat ze tweemaal kloppen moesten en dat Hij Zich hield alsof Hij het niet aanstonds bemerkt had, terwijl Hij tevoren als Hij naar hun voetstappen hoorde, ogenblikkelijk opstond en halverwege tegemoet liep om hen aan Zijn hart te drukken. Zie, zo gedroeg zich Immanuël nu jegens hen. Trachtte hen door dit Zijn gezag tot inkeer en nadenken te brengen. Maar ach, het werd niet opgemerkt daar Mensziel door haar zorgeloosheid al lusteloos geworden was. De lust om het licht van Zijn vriendelijk aangezicht te zoeken, begon steeds meer te verflauwen, terwijl Mensziel het zo duidelijk ervaren had de lust van Zijn ogen te zijn.

Immanuël ging dus op een bedekte en heimelijke wijs zich onttrekken. Hij begaf zich eerst van Zijn paleis naar de poorten van de stad en en zo ging Hij heen van Mensziel af, opdat de stad tot bezinning zou komen door schuldbesef getroffen, om Hem met ernst en droefheid te zoeken.

De heer Vrede Gods, u weet het wel dat hij een man was van grote betekenis in de stad, legde zijn ambt terstond neer. Wilde van wege de smaad Immanuël aangedaan zijn ambtelijke bediening in Mensziel niet langer waarnemen. Hij ging over dit gedrag van de stad in rouw, kon het niet verdragen dat deze beledigingen zijn Heer werden aangedaan.

Maar ook dat hielp niet. Het gemis van het zoet en zacht geruis, dat de vrede Gods in de stad verspreidde, werd niet beseft en nog veel minder beweend. De adem van Vleselijke Gerustheid had de stad van alle kanten al dermate bedwelmd, zodat het vertrek van hun Vorst hen niet aandeed, en dus niet tot inkeer bracht.

’t Gebeurde nu op zekere tijd, dat deze mijnheer Vleselijke Gerustheid wederom een maaltijd aanrichtte in de stad Mensziel om haar te belagen. En dat, alsof het was een gaan in de weg van Vorst Immanuël daar geestelijke feestmaaltijden door Hem waren ingesteld.

Nu was er ook een mijnheer Vreze Gods in Mensziel, iemand, die nu niet veel achting genoot, hoewel hij in vorige tijden hoog in aanzien stond. De hoogste levenswijsheid die is in het haten en laten van het kwade om het goede te doen, werd door hem verkondigd. Hij was zeer stipt in het dienen van de Vorst en dat tot eer van Koning El-Schaddai. Was derhalve zeer afkerig van alle vleselijke gerustheid, daar de heilige activiteit van het geloof hem alleen behaagde.

Maar Vleselijke Gerustheid dacht ook hem met machteloosheid te slaan gelijk hem dat bij veel burgers van de stad al gelukt was. Daarom werd hij ook met zijn vrienden en geburen op het feest verzocht.

Toen nu de bepaalde dag daar was ging ook hij met de rest der genodigden daarheen. Aan de tafel gezeten, aten en dronken zij met elkander en maakten goede sier, behalve alleen deze edele gast de Vreze Gods. Hij zat er bij of hij vreemd was zonder te eten of te drinken of enige vreugde te bedrijven.

Nauwelijks merkte Vleselijke Gerustheid dit op, of hij sprak hem aldus aan: „Mijnheer Vreze Gods, zijt gij niet wel? ’t Is of uw lichaam of uw gemoed kwalijk gesteld is, misschien schort het u wel aan beide. Het spijt ons voor u dat ge met ons geen feestvreugde kunt bedrijven. Ik heb voor u tot bevrijding van deze neerslachtigheid een hartsterking van de heer Vergeethet-Goede. Zo ge slechts een druppel daarvan neemt zult ge u spoedig lustig en opgewekt gevoelen en volkomen geschikt voor dit vrolijk gezelschap.”

Maar de goede oude edelman antwoordde met beslistheid des harten: „Ik dank u voor uw beleefdheid. Doch uw hartsterking zal ik niet gebruiken. Liever spreek ik een woord tot de ingeborenen van Mensziel.” „Oudsten en voornaamsten van deze stad, ’t komt mij zeer vreemd voor u dus blijde en lustig te zien, terwijl ge in zulk een beklagelijke toestand zijt.”

Aan deze plaats is de Vreze Gods de enige die de moed heeft tegen al die vleselijke godsdienstigheid te getuigen. Een kwaad waartoe de oprechte burgers van de stad gekomen zijn door de zonde en nalatigheid. Het zoeken van de Vorst om te zitten aan Zijn voeten, werd allengskens steeds meer verzuimd. En eindelijk kon men het met wat uitwendige godsdienst stellen, wat het nieuwe leven der genade deed kwijnen. Een beklagenswaardige toestand daar de stad er zich door beroofd heeft van haar wettige regering en de rechte bescherming. Laat ons de vermaningen van de Vreze Gods biddende ter harte nemen.

Nijkerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Besprekingen van de Heilige Oorlog

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 oktober 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's