Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vierhonderd jaar Confessio Belgica 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vierhonderd jaar Confessio Belgica 3

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De geloofsbelijdenis was door Guido de Brés niet alleen bedoeld als een getuigenis voor de wrede koning Ellips II, aan wie De Brés de belijdenis immers had geadresseerd toen hij deze in de nacht van 1 op 2 november 1561 over de muur van het kasteel te Doornik wierp. Immers, De Brés heeft ook gehoopt, dat zijn geloofsbelijdenis „formulier van eenheid" zou worden, om de eenheid onder de protestanten in de Nederlanden te wekken en te versterken. In die hoop is hij niet beschaamd. Reeds In 1563, nog geen twee jaar na de verschijning, wordt op de synode van de kruiskerken in Armentières over de belijdenis gesproken. Daar wordt er over gehandeld, „dat men de belijdenis, die onder ons is aangenomen, zal ondertekenen". Daarmee willen we echter niet zeggen, dat de belijdenis, die door De Brés was opgesteld, door de kerk nu aanstonds zo hartelijk werd overgenomen en bejegend. Integendeel, de tegenstand was hier en daar zelfs vrij groot. Dit is ook weer te begrijpen. Want de hervormden, die de Geloofsbelijdenis als eersten in handen kregen, waren nog de eerste generatie na de Hervorming. Zij kwamen dus uit de 'roomse berk, een kerk dus, die niet centraal op de Heilige Schrift is betrokken en daarom ook niet op een belijdenis. Van huis uit had dus niemand van deze eerste protestanten de liefde tot een belijdenis meegekregen. Daarbij kwam, dat men beducht was een nieuw soort traditie te krijgen, zoals de roomse kerk die kent en die boven de Schrift staat. Men vond daarvan reeds symptomen bij de Luthersen. Dezen hadden namelijk hun Augsburgse Konfessie, welbe voor de Luthersen weinig minder dan volmaakt was en die door de Duitse keurvorsten met de macht van het zwaard werd opgedrongen. Bij de Luthersen kwam deze Augsburgse Konfessie niet naast, maar haast boven de Schrift te staan. Vandaar dan ook de vrees bij de gereformeerden, die bang waren dat het beginsel der Reformatie, namelijk „sola Scriptura", dat is „alleen de Schrift", door een bindende belijdenis op de achtergrond zou raken. Bovendien was ook de doperse invloed in ons land vrij sterk tn die dagen. En deze dopersen zien door hun dualisme in een belijdenis al heel gauw een „dode letter", die de „Geest" belemmert. En ook 'hadden deze dopersen zich geërgerd aan de gematigde toon, die de Nederlandse Geloofsbelijdenis tegen Rome voert. Men wilde het veel scherper gezegd hebben. Uit de kring der dopersen zien we dan ook een tegen-belijdenis voortkomen, namelijk de „Oorte belijdinghe" van 1566. Deze belijdenis wilde een radikalere, sterk dopers getinte korrektie van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zijn. Ze werd echter vrij spoedig vergeten, welk feit toch eigenlijk weer pleit voor het protestantisme in de lage landen, waar men toch vrij sterk de „doperse" gedachten kon vinden.

Hieruit is dus duidelijk, dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis nogal wat tegenstand heeft ondervonden. Toch is ze al vrij spoedig algemeen erkend geworden als formulier van eenheid. Immers, zoals we schreven, kende reeds de synode van Armentlères in 1563 de belijdenis als een stuk, dat men ondertekent. En op de synode van Antwerpen van 1565 horen we de belijdenis betitelen als „onze belijdenis", die men aan het begin van elke vergadering zal lezen, om te zien of er iets behoort veranderd te worden. Dan is het opmerkelijk, dat wel deze twee kruissynoden over die belijdenis spreken, maar dat daarna acht synodes er volkomen over zwijgen. Dat is een bewijs, dat de geloofsbelijdenis tijd heeft nodig gehaald om bekend en geliefd te worden, en dat men haar ontstaansgeschiedenis, die zich wel erg in de schemer afspeelde, weer spoedig was vergeten. De synode van Emden van 1571 spreekt echter weer over de ondertekening van de belijdenis. We lezen tn de notulen van deze synode, dat zij de geloofsbelijdenis aanvaardde om, zoals er staat: „die eendraohtigheydit in de Leere tussen de Nederlantsche Kercken te bewijsen, heeft het den Broederen goed ghedooht, de belijdinghe des Gheloofs der Nederlantsöhe Kercken te onderschrijven". Vanaf die synode was de ondertekening van de Belijdenis door lyredikanten, onderlingen, diakenen en schoolmeesters dan ook regel, tot daar in de Franse tijd weer een einde aan kwam.

Gouda

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 1961

De Saambinder | 4 Pagina's

Vierhonderd jaar Confessio Belgica 3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 1961

De Saambinder | 4 Pagina's