Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Caspar Olevianus over Wet en Evangelie (16)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Caspar Olevianus over Wet en Evangelie (16)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

We volgden Olevianus, wanneer hij de catechismus toelicht voor de gemeente, in zijn zeer uitvoerige verklaring van Zondag 31, waarin de Kerk des Heeren haar geloof belijdt omtrent de sleutelen van het hemelrijk. Ook een kind des Heeren, dat moet wandelen in nieuwigheid des levens in ware dankbaarheid en gehoorzaamheid, maar dagelijks struikelt in velen, heeft nodig, dat in de prediking van de leer van de Wet de zonden ten strengste veroordeeld worden en dat Gods Geest dagelijks brengt tot oprecht berouw.

In het vorig artikel zagen we, dat Olevianus dan een bedenking te horen krijgt: Hebben zij, die geloven in de Zoon van God, die prediking van de leer der Wet wel nodig? Moeten ook zij daardoor toch telkens wéér opgeroepen worden tot bekering? Moeten ook zij telkens weer verschrikt worden in hun consciëntie vanwege heimelijke of ook openbaar bedreven zonden? Is het niet genoeg, dat ze telkens weer gewezen worden op het Lam Gods, Dat de zonden der wereld wegdraagt?

Olevianus wijst er op, dat naar Joh. 3:16 zeer zeker de beloften van het Evangelie alleen maar aangenomen kunnen worden door hen, die geloven. Wie in de Zoon van God gelooft, spreekt de dienaar van het Evangelie vrij. Wie niet in de Zoon van God gelooft, heeft het leven niet.

Ook Johannes de Doper getuigde van de vrijspraak van de zonden aan hen, die de Vader aanziet in de volkomen offerande van Zijn Zoon. (Joh. 1:29). Hij wist, dat het Lam doopt met de Heilige Geest. Door Zijn kracht wordt de zondaar opgewekt tot een nieuw leven, wordt het geloof in het hart geschapen door de Heilige Geest en mag hij in de oefeningen van het geloof, gewerkt door de Geest van Christus, de aangeboden genade omhelzen. (Joh. 1:12). Nooit kan de mens dit doen uit eigen kracht. (Joh. 1:13). De Heilige Geest schept dan tegelijk in de ziel een aanvankelijke gerechtigheid, een lust en liefde om naar Gods Wet in dankbaarheid en gehoorzaamheid te leven. Om zich te bekeren tot God.

De Schrift zegt in Heb. 2:4 en Rom. 1:17 (zie ook Gal. 2:20): "De rechtvaardige zal uit het geloof leven." Want de Heere wekt de uitverkoren zondaar op uit zijn geestelijke doodsstaat, schenkt hem de gave van het geloof, èn begint in hem een gelijkvormigheid met God. (De bekering). Maar de oorzaak van die opwekking is niet die aanvankelijke bekering, maar de liefde des Vaders, geopenbaard in de Zoon, Die de vloek wegnam van de Zijnen door de offerande van Zijn Zoon.

Is het dan wel nodig, dat deze begenadigde zondaar geplaatst wordt voor de leer der Wet? En dan afgescheiden van het verbond der genade?

Ja, zeker, antwoordt Olevianus. Immers, de bediening van het Evangelie met zijn beloften betreft niet alleen de vergeving der zonden. De Heere wil ook Zijn volk reinigen tot goede werken (Tit. 2:14). Hij wil in de Zijnen in dit, en in het toekomende leven verheerlijkt worden.

We mogen niet vergeten, dat het genadeverbond twee delen omvat: het vergeven van de zonden, maar ook het verwekken door Gods Geest van een lust tot gerechtigheid. En dit laatste geschiedt steeds na overtuiging van de gruwelijkheden van de opkomende verdorvenheden uit het verdorven vlees, die een begeerte wekt, met God verzoend te worden. We hebben de "gehele" Christus nodig, niet alleen om vrijspraak te ontvangen van onze zonden, maar ook de Christus, Die niet door Zijn Geest Zijn zoen- en kruisverdiensten toepast met betrekking tot zonden, welke niet bestraft zijn, welke geen mishagen hebben teweeggebracht over zoveel kwaad- tegenover zoveel goed van Gods zijde.

Het mag dan ook nooit uit het oog verloren worden, dat van bekering gewag gemaakt wordt vóór de vrijspraak van zonden. Dat brengt de natuur van God mee, Die geen zonden vergeeft, die Hij niet eerst bestraft heeft en waarover de mens met hartelijk leedwezen zichzelf niet mishaagt.

In een volgend artikel moeten we de redenen hiervan nog even in het kort nagaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1984

De Saambinder | 8 Pagina's

Caspar Olevianus over Wet en Evangelie (16)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1984

De Saambinder | 8 Pagina's