Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DOCH....!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DOCH....!

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Samuël 2

Steeds luider worden de klachten over de toestand van de kerk gehoord. De malaise schijnt algemeen te zijn. leder uit op zijn manier steeds weer dezelfde weeklachten. Als waren het cliché’s. Dat alles heeft iets vermoeiends en schijnbaar noodwendigs in zich. Het lijkt erop, dat de zaken onomkeerbaar zijn. Het moet nu eenmaal zo gaan.....

Is dat zo? Móet het écht zo gaan? Is de hoop uitgeblust? Nee, er zijn heel donkere momenten in de kerk geweest, terwijl er toch in latere tijden weer hoop mocht gloren, nieuwe hoop. Het gebeurde soms zo, soms ook niet. Wij kennen de toekomst niet. Wel het verleden. Ik sla met u een donkere bladzijde uit Gods Woord op, waaraan we onderwijs kunnen ontlenen aangaande onze dagen.

Er staat in 1 Samuël 2 driemaal het kleine woordje “doch”. Het kan ook als “en” weergegeven worden.

Het staat allereerst in vers 12: “doch de zonen van Eli waren kinderen Belials; zij kenden de Heere niet”. U leest het daarna nog weer in de verzen 18 en 22. Driemaal doch! Het woordje houdt een zekere tegenstelling in, zoals u dat ook leest in Lukas 2. Daar staat driemaal de bekende zinsnede: “en het geschiedde”, wat ook vertaald zou kunnen worden met: “maar het geschiedde”.

De eerste tegenstelling heeft te maken met de lofzang van Hanna. Prachtig hoe een eenvoudige vrouw zo rijk kan zingen, zo voluit Messiaans in de dagen waarin er geen openbaar gezicht was. Een lofzang buiten het heiligdom. Hanna zingt als Maria in Lukas 1 Het gaat ten diepste om de Heere Jezus Christus, Die komen zou in donkere dagen. Alles beweegt zich vanuit Hem en Zijn genade.

Doch....de zonen van Eli...

Schrille tegenstelling. In de kerk is het niet zo best. Het oordeel begonnen in het huis Gods. We weten van de zonen van Eli. Ook wat het betekent dat ze kinderen Belials waren, nietswaardige en ijdele ambtsdragers. Hun zonden gingen heel ver: hoererij en aantasting van de offers in het heiligdom.

Het kan in de kerk heel donker zijn! Later zal een profeet spreken over de benauwdheid der woning Gods. Wat een sprekende aanduiding voor toen en nu.

Wat horen we niet veel van een verschijnsel als misbruik in allerlei ambtelijke relaties. Hoe donker was het in de Middeleeuwen in pauselijke kringen in Rome. Hoe ver was toen deze zonde doorgedrongen. Ook wij zien alom dingen gebeuren, die doen huiveren. Gods knechten staan bloot aan grote verzoekingen; zij staan in de vuurlinie van de hel. Wie zou zich hier durven verheffen boven anderen? Dat neemt de ernst en de zwaarte van deze zonden niet weg. Heeft ook de omarming van de zonde van homofilie hiermee niet veel te maken?

Daarnaast werden toen de offers aangetast. Er werd een ordinair stuk handelswaar van gemaakt, zoals in de dagen van de Heere Jezus, toen de kooplui de heiligheid van Gods huis overschaduwden.

De priesters van toen bedreven de zonde uiterst brutaal. Het hart van de eredienst, de verzoening, voorgesteld in de offers, werd verduisterd.

Vorige tijden waren vaak niet beter. De dingen komen in een treurige regelmaat telkens weer terug. Als we het kleine woordje “doch” hier wat handen en voeten moeten geven, is dat niet moeilijk. Noem maar op: doch (of maar) de kerken worden gesloopt, de diensten minder bezocht, de preken worden oppervlakkiger, de mond is vaak gesloten, de wandel is slordig, de rechtzinnigheid is loos en voos, de wereld lijkt zo machtig.....

Het is als in Lukas 2: en het geschiedde dat het bevel van Augustus uitging.....

Maar daarna volgt weer een: “en het geschiedde dat zij baarde....”.

Zo ook volgt hier een tweede “doch”. Doch Samuël diende voor het aangezicht des Heeren, omgord met een linnen lijfrok (vers 18). Hij was naar het heiligdom in Silo gebracht toen hij nog heel jong was; er staat letterlijk in 1:24: het kind was nog een kind.

Er staat in vers 19 dat zijn moeder ieder jaar een nieuwe “kleine” rok bracht. Hier volgen twee conclusies uit: Samuël zag zijn ouders eenmaal per jaar en hij was nog in de groei van zijn jaren. Zijn kleding moest telkens een maatje groter zijn, vanwege zijn lichaamsgroei.

Hoe is dat dan toch mogelijk? Hier mag het woordje “doch” wel echt en terecht vermeld worden. Een kind, zo eenzaam en alleen, temidden van zoveel verleiding en verzoeking, en tegelijk zo geheel anders, terwijl de opvoeding van zijn ouders geen dagelijkse bescherming bood. Hij staat in de lijn van zijn godvrezende moeder, hoewel hij ver van haar verwijderd was.

Als we dit kind verder volgen in dit hoofdstuk, staat er telkens weer dat hij groeide in de genade; zie de verzen 18, 21 en 26. Precies, dat lezen we ook van de Heere Jezus en ook van Johannes de Doper. Hier breekt de heerlijkheid van de Heere Jezus door de duisternis van de tijd en de gruwelen van kerk en tempel. Hoe zijn die twee grote jongens, Hofni en Pinehas met dat kind omgegaan? Hoe hebben ze wellicht gespot met zo’n groen kereltje, zoals Ismaël spotte met de kleine Izak? En ondanks dat tóch zo sterk en groots?

Niemand zou op een dergelijke wending hebben durven hopen. Ja, misschien als het de bejaarde Eli had gegolden, maar het gaat hier om een kind, met zijn eenvoudige moeder, die op afstand in het gebed haar kind mocht bereiken. Dus het kan wel! Het is niet zo dat het noodwendig zo moet gaan. Zulke verrassingen zijn er toch ook nog weer. We mogen de dag der kleine dingen niet verachten. Het is tot versterking van het ingezonken geloof dat we dit mogen opmerken.

Daarmee is het algehele verval niet goedgepraat of bezworen. Toch gaat de Heere door dit jonge kinderleven grote dingen doen, evenals het kind Jezus een onomkeerbaar teken is van een betere toekomst.

Hoe kan het bestaan dat dit kind zich zuiver bewaarde in een zo decadente omgeving?

Lag de oorzaak hiervan bij zijn moeder, van wie een grote invloed ten goede moet zijn uitgegaan? Ongetwijfeld had dat er veel mee te maken, vooral met haar voorbede en met het feit dat zij dit kind de Heere had toegewijd. Opvoeding kan zo heel veel doen. Het jeugdleven heeft veel te maken met ouders. Heel het leven van de jonge Samuël was ingeweven in het gebedsleven van moeder Hanna. Dat was al begonnen voor zijn geboorte Niet zozeer bij vader Elkana. Zoals dat het geval was met de moeder van Timotheus, die zelfs een heiden als vader had, terwijl zijn moeder Eunice een overtuigd christin was. Monica, de moeder van Augustinus, stond met haar opvoeding in dezelfde lijn. Maar het gaat anderzijds lang niet altijd zo. Waar het hier om gaat is, dat een donkere tijd zo sterk beïnvloed wordt door kleine en geringe tekenen van Gods trouw. Wat is immers zwakker dan zo’n kind temidden van de goddeloze tempel en wat is nietiger dan een kinderloze vrouw?

Het behoeft dus ook niet zo te zijn dat er in donkere dagen gen kracht meer is om staande te blijven. Het kan toch dat mensen een lichtend voorbeeld zijn en dat ze schijnen als heldere sterren temidden van een krom en verdraaid geslacht. U zou het ook kunnen zijn, en ik en anderen met ons. Zolang er nog zulke tekenen zijn, is de Heere nog niet geweken. Dat geldt ook van onze tijd. Maar het is extra beschamend dat hoge bomen er dan zo vervallen bij staan, in vergelijking met dit jonge jonkske. Het geeft temeer de grote schuld en nalatigheid aan van hen die een voorbeeld zouden moeten zijn. Een rijsje uit de afgehouwen tronk! Zo was het in de dagen van de Heere Jezus. Gods werk begint nietig en zwak. Een steen afgehouwen zonder handen, tegen zo’n groot beeld. Maar Hem werd gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Is uiterlijke kleinheid en zwakheid niet altijd het kenmerk van Gods werk? De wereld werkt met grote getallen en machtige wolkenkrabbers van menselijk vertoon, maar de hemel heeft het kleen verkoren. Het geeft enige steun als druppelen die vallen op het nagras en als een handvol koren, waarvan de vrucht zal ruisen.

Zo kan het ook zijn in uw eigen leven. Ook daar niets dan kleinheid en zwakheid. Een gekrookt riet en een rokende vlaswiek. Die kleinheid is geen bezwaar, als er maar leven in zit, als het maar groeit, zoals we herhaaldelijk lezen van de kleine Samuël. Hij werd groot bij de Heere. Als we het dan niet kunnen zoeken in volle kerken en grote massa’s, dan mogen we hopen dat er hier en daar nog zijn, die het leven van Samuël uitleven en de God van Samuël dienen.

Maar dan staat er weer een “doch”. Het lijkt te golven als de zee. Hoog en laag, licht en donker, leven en dood wisselen elkaar af. “Doch Eli was zeer oud ...”

Tegen die kinderzwakte staat dan de ervaren priester, vergrijsd in de dienst des Heeren. De vader van die twee zonen. Helaas zag hij zijn zonen niet zuur aan. Toch waarschuwde hij hen wel duidelijk, maar niet voldoende. De man had zich misschien al neergelegd bij het verval. Zo gaat dat soms als mensen oud worden. De oude Eli deelt in het oordeel dat over de kerk ligt. De omgekeerde wereld. Een jong kind en een ervaren Godsman. Wel sprekend, maar toch te meegaand, te soft. Ik hoorde laatste nog spreken over de oudere generatie van onze kerken, waarvan zo weinig uit zou gaan. Dat geldt niet van ieder, maar we kennen het wel: ouderen die vooral willen meedoen met de jeugd en meegaan met de tijd, bang om voor star aangezien te worden. Als zo’n oude priester eens zou opstaan en eerlijk zou spreken, dan kon er nog veel ten goede gekeerd worden. Maar het is waar: wat kunnen ouderen uitgeblust en zouteloos in hun tijd en hun gemeente staan. Gelukkig ontmoeten we ook andere voorbeelden, maar zouden zij die het nog weten kunnen, niet meer moeten opstaan en spreken? Wie moet het anders de jeugd voorhouden? Maar misschien hebben die beide jongens hun oude vader gewoon afgeblaft en gedwongen te zwijgen, zoals veel jongeren dat tegenwoordig ook doen. Er is een wisselwerking.

Waar behoren wij bij? We zien de benauwdheid der woning Gods. Samuël toont ons dat er verrassende en hoopvolle tekenen kunnen zijn van het werk Gods. En weet u, die kleine jongen moet het straks als een oordeel die oude man aanzeggen. En Eli is het ermee eens, hij weet het, maar ondanks dat miste hij de geestkracht om op te staan. Toch was Eli een rechtvaardige. Ook Gods kinderen, ook zij, kunnen ingezonken hun weg gaan. Dat is zeker ook in deze dagen de grootste nood, het verval van Sions burgers. Zij en wij, wij weten het en zijn menigmaal verlamd door ongeloof en valse vrees.

Let op dat kleine kind, Samuël. Let op dat tere uitspruitsel, de Heere Jezus, Die aan het kruis terecht kwam. Daarin ligt de enige hoop. Zal Hij ook eenmaal tegen ons opstaan of is Hij ons een teken van het welbehagen Gods, dat door Zijn hand gelukkig zal voortgaan?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 2007

Bewaar het pand | 12 Pagina's

DOCH....!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 september 2007

Bewaar het pand | 12 Pagina's