Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boegbeeld voor Nederlandse veteranen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boegbeeld voor Nederlandse veteranen

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder oud-militairen is Bronbeek een begrip. Het hele jaar door worden er herdenkingen en reünies gehouden. Het hoofdgebouw biedt een permanente tentoonstelling en wisselexposities over het koloniale verleden. Maar het hart van het landgoed klopt in het verzorgingshuis voor veteranen, die hier in militaire sfeer hun levensavond delen. „Je begrijpt elkaar zonder woorden.

Samen zitten ze voor het hoofdgebouw van Bronbeek. De ene veteraan kan zijn laatste haren tellen, de andere draagt een felrode baret. Tegen de zon. Enige relatie tussen het hoofddeksel en zijn militaire verleden is er niet. Hij diende bij de Marine.
Met zijn baret brengt hij bezoekers zonder militaire kennis in verwarring en dat ligt hem wel.
Het parkachtige terrein rond het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen is bezaaid met herdenkingstekens. Bij het monument voor hen die bezweken tijdens de aanleg van de Birmaspoorweg en de Pakan-Baroespoorlijn hangen nog de kransen van de laatste herdenking. Verderop worden stoelen neergezet voor een nieuwe kranslegging. Tal van speciieke groepen die streden tegen of leden onder de Jap worden hier herdacht.
Binnen trekt een rumoerige schoolklas via de trap naar de eerste verdieping van het pand.
Het hele jaar door is daar de tentoonstelling ‘Het verhaal van Indië’ te zien. Alleen de lanken van het gebouw zijn niet toegankelijk voor publiek. Daar hebben de bewoners hun kamers. Overdag zijn ze meestal te vinden in de publieke ruimte of op een bankje voor het prachtig gelegen tehuis. Een tiental veteranen zit rond de salontafel aan de voet van de trap.
Hun gelach stijgt via het trapgat omhoog. Een groepje schoolmeisjes reageert met gegiechel.

Pensioen
Maarten de Roode (91) behoort tot de snel uitstervende groep die nog in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) diende. Belangrijkste motivatie was de opbouw van een deugdelijk pensioen. „Mijn opa heeft 37 jaar bij Wilton Feijenoord gewerkt. Toen belandde hij in de ziektewet en kwam hij uiteindelijk bij het maatschappelijk hulpbetoon terecht. Zijn kinderen moesten ook bijdragen. Dat gaf onderling geruzie. Ik dacht: Dat moet ik niet hebben als ik een oude man ben.”
Een aiche met het opschrift ‘Ook dát kunt gij bereiken’ attendeerde hem op een loopbaan bij het koloniale leger in Nederlands Indië. „In 1939 ben ik naar de Oost gegaan. Ik kwam daar in een heel vreemd land. Met lieve mensen - de inlandse bevolking - en met moeilijke mensen: de Nederlanders in Indië. Die hadden het allemaal hoog in de bol. De soldaten van het KNIL zagen ze liever gaan dan komen. Ik kwam met de boot aan in Soerabaja. Bij een groot café stond een bord met ‘Verboden voor honden en militairen’. Dat was mijn toekomst.”
Aan de in Nederland gedane belofte dat hij bij de Luchtmacht zou worden geplaatst, hadden ze in Indië geen boodschap. „De man die me dat vertelde, vroeg ik: ‘Weet de Koningin dat het hier zo toegaat?’ Ik was een jongen van achttien jaar, zo groen als gras.”

Telegraist
Op advies van een brigadier van de genie meldde hij zich aan voor de opleiding tot luchtvaarttelegraist.
In die functie trok hij in januari 1942 met de troepen ten strijde tegen de Jap. Twee maanden later was de ongelijke strijd beslist. Met tal van lotgenoten verdween de jonge Nederlandse militair achter het prikkeldraad van verschillende interneringskampen, tot hij vanuit Batavia per boot en trein naar Thailand werd vervoerd. Om daar aan de Birma-Siamspoorweg te gaan werken.
„Soms stierven er twintig per dag aan dysenterie. Ik had het geluk dat ik in een hechte groep zat. We hielpen elkaar erdoor. Toen de Birmaspoorweg klaar was, brachten ze ons naar Cambodja. Voor de aanleg van een vliegveld.”
Na de bevrijding trok hij op eigen houtje naar Makassar. Daar werd hij ingedeeld bij een compagnie die op Zuid-Celebes werd geplaatst. „Driekwart jaar later plaatsten ze me over naar Palembang, op Sumatra.” In 1948 werd zijn oorspronkelijke wens gehonoreerd en kwam hij alsnog bij de Luchtmacht terecht. „Een jaar later ben ik volledig afgekeurd. Ik was helemaal op. Inmiddels had ik wel twintig pensioenjaren in mijn zak, want tropenjaren tellen dubbel.” De rest van zijn militaire loopbaan werkte hij als monteur op de vliegbases van Gilze Rijen, Woensdrecht, Twente en Ypenburg.
„Met mijn negenenveertigste zwaaide ik af als adjudant, met een vol pensioen.”
In het voorjaar van 2009 kwam de veteraan naar Bronbeek. Vaak rijdt hij met zijn scootmobiel over het landgoed. Een betere plek zou hij niet weten, maar van het
KNIL-gevoel dat hij er dacht aan te trefen, is weinig over.
„De andere Knillers zijn allemaal stokoud. Neem Ottevanger. Dat is een ijne jongen, maar hij is inmiddels 97.”

Jager
Een wisselexpositie op de begane grond biedt informatie over zeven markante Bronbekers uit het verleden, onder wie de in 1896 geboren Wouterus Albertus Hompes.
Van 1915 tot 1921 diende hij in het KNIL. Toen hield hij het daar voor gezien en maakte hij naam als jager op groot wild. Met gevangen dieren begon hij in een buitenwijk van Soerabaja een dierenpark, waarmee hij de basis voor de dierentuin in de Javaanse stad legde.
Na de bezetting van de kolonie door Japan werd Hompes tewerkgesteld aan de Birmaspoorweg.
In ’49 repatrieerde hij naar Nederland, dertien jaar later emigreerde hij naar Suriname. De laatste negen jaar van zijn leven bracht hij door in Bronbeek, waar hij op 21 juni 1993 overleed. Een schilderij in de stijl van Van Gogh toont de jager in zijn levensavond. Een patriarchale iguur, die groot gezag had onder de Bronbekers.
Frans Stevens, onder zijn kameraden bekend als Flip de Fluiter, bezorgde het tehuis een minder fraaie naam. De notoire drinker vulde zijn dagen met het bezoeken van dranklokalen, het luiten naar mooie vrouwen en het promoten van voetbalclub Vitesse.
Na talloze vermaningen door de commandant werd hij in ’59 op straat gezet.

Bruine bonen
Van de huidige bewoners diende meer dan de helft kortere of langere tijd in Indië. Negen veteranen vochten in Korea, zeventien werden uitgezonden naar Nieuw Guinea. Sommigen streden op meerdere plekken.
Op het bankje naast het informatiepaneel over de dorstige Flip zitten twee hedendaagse Indiëveteranen. De een, kort en stevig, diende op West-Java. De ander, lang en mager, op Oost-Java.
„Leuk was anders”, laat hij weten, „maar met elkaar probeerde je er wat van te maken.” Met gevoel voor pathos citeert hij een regel uit een Engels soldatenliedje. De korte declameert de volgende passage.
„Is er morgen wat te doen?” vraagt de lange.
„Ze hebben buiten heel veel stoelen gereed gezet. Dat wordt weer opzitten en pootjes geven.”
Net heeft hij een stevig gesprek gehad met een medewerker van de keuken, over de warme maaltijd van deze dag. „We krijgen straks bruine bonen. Hoe krijg je het in je hoofd met deze temperatuur. Volgens mij heerst in de keuken tropenkolder.”
„Die man kan er waarschijnlijk niets aan doen”, relativeert zijn makker. „Hij krijgt zijn orders ook van bovenaf.”

Hôtel des Invalides
De staf van Bronbeek houdt kantoor in het oorspronkelijke landhuis. Het commando is sinds 2009 in handen van kolonel der cavalerie G.H.J. Noordanus. Hij geeft niet alleen leiding aan alle onderdelen van het instituut, maar fungeert ook als vraagbaak en vader voor de veteranen. „De post van commandant Bronbeek is een heel bijzondere binnen de krijgsmacht”, erkent hij. „Ik ben waarschijnlijk gevraagd vanwege mijn belangstelling voor de militaire historie en mijn betrokkenheid op de veteranenwereld. Deze functie past me als een jas.”
Zes bewoners dienden nog bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. „Die worden door ons gekoesterd”, lacht Noordanus. „Een aantal draagt bij speciale gelegenheden het oude KNIL-uniform. Over een paar jaar zie je dat niet meer. Dan is de laatste oud-KNIL-militair overleden.”
Frankrijk en Engeland kennen een vergelijkbaar tehuis voor veteranen.
In Parijs ligt het beroemd Hôtel des Invalides, in 1671 gebouwd in opdracht van Lodewijk XIV. Het Engelse Royal Hospital Chelsea dankt zijn bestaan aan koning Charles II, die het in 1682 liet bouwen. Noordanus acht het waarschijnlijk dat koning Willem III beide tehuizen in gedachte had toen hij voor zijn veteranen een geschikt onderkomen zocht. „Incidenteel zijn er contacten. Dit voorjaar hebben we een aantal Engelse veteranen van het Royal Chelsea Hospital op bezoek gehad. Dat wil ik betrekken bij de festiviteiten rond ons 150-jarig bestaan, in 2013.”

Goede naam
Hoewel hij ook verantwoordelijk is voor het museum, de herdenkingen en de reünies op Bronbeek, beschouwt Noordanus de zorg voor de opgenomen veteranen als zijn primaire taak. „Daarvoor is het instituut opgericht. Ik functioneer hier niet als afstandelijke manager, maar zie de mannen elke dag. We drinken samen koie, ik ken ze bij naam en weet wat hun achtergrond is. Om goede zorg te kunnen verlenen, moet je een persoonlijke band met je mensen hebben.”

Dat neemt niet weg dat de mannen tegen hem opzien als hun bevelhebber. „Volgens het reglement heb ik ook bepaalde bevoegdheden. Zelfs om strafen uit te delen als dat nodig zou zijn. Door de Marinemensen wordt ik aangesproken als ‘commandant’, door de veteranen van andere krijgsmachtonderdelen als ‘kolonel’. Ik reageer op beide.”
De gemiddelde leeftijd van de Bronbekers ligt momenteel op 85 jaar. Met leegstand heeft het tehuis nooit te maken. Er is altijd een bescheiden wachtlijst, zodat lege plaatsen meteen kunnen worden opgevuld. „We hebben een goede naam in de wereld van de veteranen”, verklaart Noordanus. „Ze weten dat we veel voor onze bewoners doen. We gaan naar herdenkingen, taptoes, open dagen van Defensie, onze mensen krijgen een speciaal Bronbeektenue en een uniform. Voor velen voelt dat als een terugkeer naar de maatschappij waarin ze jaren hebben gediend en zich vertrouwd voelen.” Formeel zijn de rangen van weleer niet meer van betekenis. „Maar men kijkt natuurlijk wel naar wat een nieuweling op zijn uniformjas heeft staan.”

Angst
De kamer van Pieter Zandee (86), laatste telg uit een gezin van acht kinderen, biedt uitzicht op een van de twee bronnen waaruit de beek van Bronbeek ontspringt. „Moet je eens kijken wat daar zit”, wijst hij. „Een eendengezin: tien stuks. Ik heb moeder gevraagd hier te gaan broeden. ’s Morgens om zes uur roept het hele stel al: ‘Piet, Piet, Piet...’ Dan willen ze iets te bikken hebben.”
Tussen de foto’s aan de wand hangt een amateuristisch kiekje van een grafmonument, met daarop zes namen. Voor de veteraan heeft het grote waarde. „Dat zijn de mensen van onze compagnie die in Indië zijn achtergebleven.” Zelf ging de boerenzoon uit Woensdrecht in ’46 als dienstplichtig militair naar de exotische kolonie. Om de opstand onder Soekarno de kop in te drukken.
Hij leerde er rijden op brakke drietonners, nam deel aan de politionele acties op Java en kwam in ’49 gedesillusioneerd terug naar Nederland.
„Thuis hadden ze geen benul van wat ik had meegemaakt. Dat vertelden we niet. En dat vertellen we nóg niet. Ik heb er heel veel angst gehad. Soms kwam ik rillend uit mijn bed, omdat ik wist dat ik naar een plek moest waar het niet zo best was. Als ik erover ga praten, komen de herinneringen terug. Dan kun je ’s avonds niet in slaap komen. Daarom kun je er maar beter over zwijgen.”

Herdenkingen
Terug in Nederland koos hij voor een carrière als beroepsmilitair. Twee keer nam hij deel aan een uitzending naar Nieuw Guinea. Toen werd ook dat koloniale gebied ingepalmd door Indonesië. „Ja, dat deed wel pijn, maar het is niet anders.” In 1982 nam hij als adjudant afscheid van de krijgsmacht. Na het overlijden van zijn vrouw kwam hij naar Arnhem. „Ik had verschillende keren over dit landgoed gelezen en heb me ervoor aangemeld. Sinds 22 november 2009 woon ik op Bronbeek, en dat bevalt me geweldig. Mijn vrouw heeft jaren in een gewoon verzorgingshuis gezeten, ik heb gezien hoe het daar toegaat. Onvergelijkbaar met hier.”
Met de overige Bronbekers kan hij prima overweg. Het militaire verleden komt maar weinig ter sprake. „Dat hoeft ook niet. Je begrijpt elkaar zonder woorden. Je zult mij ook nooit in het museum zien. Waarom zou ik? Ik ben zelf in Indië geweest. Wel ga ik met de uitstapjes mee, vaak naar militaire herdenkingen.
Die moeten we in stand zien te houden. Als niemand ernaartoe gaat, worden ze afgeschaft en komen ze nooit meer terug.”

Zuinig
Kolonel Noordanus legt vele malen per jaar kransen bij de verschillende monumenten op het terrein van Bronbeek. Liefst samen met een Bronbeek-veteraan die iets van doen heeft gehad met het desbetrefende stukje geschiedenis. Dit jaar betrok hij Maarten de Roode bij de kranslegging voor de slachtofers van de Birma- Siamspoorweg. „Hij heeft er zelf aan gewerkt, dan is het logisch dat hij met mij die krans bij het monument legt.”
Op 19 februari, de verjaardag van Bronbeek, wordt de jaarlijkse groepsfoto van de bewoners met hun commandant gemaakt.
„Dan herdenken we ook degenen die ons in dat jaar zijn ontvallen en memoreren we het koninklijk geschenk door een bloemlegging bij het borstbeeld van koning
Willem III in de hal.”
Als het aan Noordanus ligt, blijven landgoed en tehuis tot in lengte van dagen open. „Bronbeek is het boegbeeld voor de Nederlandse veteranen. We zijn zichtbaar, we bieden een stuk zorg, we hebben een museum, mensen kunnen hier terecht voor een herdenking of een reünie. Kortom, we zijn de parel van het veteranenbeleid van Defensie. Daar moeten we zuinig op zijn.”


Van koninklijk landgoed tot militair invalidentehuis

Rond 1820 wordt Bronbeek aangelegd voor Hermen Stijgerwald. In 1854 koopt koning Willem III het landgoed bij Arnhem. Vijf jaar later vermaakt hij het aan de Staat der Nederlanden, onder voorwaarde dat achter het oorspronkelijke huis een koloniaal militair invalidentehuis zal verrijzen, dat nimmer een andere bestemming mag krijgen. Op 19 februari 1863, de verjaardag van Willem III, wordt het statige pand geopend. Een jaar later zijn alle tweehonderd plaatsen al bezet.
Ondanks de strenge tucht moeten geregeld bewoners worden ontslagen, vanwege wangedrag of structureel drankmisbruik. Ook buitenlandse oud-militairen vinden er onderdak. In 1904 telt Bronbeek 135 oud-strijders: 86 Nederlanders, 24 Belgen, 16 Duitsers, 5 Zwitsers en 4 Fransen.
Om er te worden opgenomen, moeten veteranen afstand doen van hun pensioen.
In ruil daarvoor ontvangen ze huisvesting, kleding, voeding en zakgeld. De grootte van de kamer en de hoogte van de inanciële toelage zijn afhankelijk van de militaire rang.
Anno 2012 biedt Bronbeek een onbezorgde levensavond aan maximaal vijftig oud-militairen van de krijgsmacht en het voormalige Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Alleen niet-oficieren zijn welkom, de rechten en plichten zijn voor alle bewoners gelijk. Het Ministerie van Defensie draagt de kosten van de exploitatie en instandhouding van Bronbeek. Daarnaast betalen de bewoners een eigen bijdrage.
In het militaire verzorgingstehuis is ook Museum Bronbeek gehuisvest. Het omvat een collectie van 55.000 objecten en een kenniscentrum over de koloniale periode in Nederlands-Indië. Jaarlijks trekt het zo’n 30.000 bezoekers. Het voormalige hospitaal van Bronbeek is omgevormd tot reünie- en congrescentrum Kumpulan.
Op het landgoed bij Arnhem vinden jaarlijks vele herdenkingen plaats voor de slachtoffers van de strijd in Zuidoost-Azië gedurende de Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende Indonesische onafhankelijkheidsstrijd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 september 2012

Terdege | 100 Pagina's

Boegbeeld voor Nederlandse veteranen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 september 2012

Terdege | 100 Pagina's