Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Milde handen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Milde handen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

B. Oosterom

'Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen, ja ook wederhorigen om bij U te wonen...' Psalm 68:19^ ' ...en heeft de mensen gaven gegeven... Efeze 4 : ^

Het is nodig en ook nuttig voor de gemeente in deze 'nadagen' van Pinksteren te mediteren over Wie de Heilige Geest gegeven heeft, Wie de Heilige Geest is, wat Hij heeft en wat Hij geeft. Bij dit laatste denken we aan de vele 'gaven' van de Geest, terwijl de Heilige Geest zelf ook een gave is uit de milde handen van de Vader en de Zoon.

Voor deze trinitarische volheid kunnen we terecht in het Nieuwe Testament, maar hier en daar valt eveneens het Oude Testament dienaangaande voor ons open.

Psalm 68 : 19 is zo'n voorbeeld.

Psalm 68 is een moeilijk lied voor vertalers en voor exegeten. Calvijn vertaalt anders dan Luther; de statenvertaling legt, door enkele toegevoegde woorden, een bepaalde gedachte in vers 19 die verschilt van die uit de nieuwe vertaling.

Wel is duidelijk dat God zijn volk gedragen had door de strijd heen. Of David hierbij denkt aan zijn eigen tijd en zijn eigen strijd met o.a, de Filistijnen, dan wel aan de strijd uit het verleden met vijanden als Egypte en Moab is niet duidelijk. Vers 8 doet dit laatste vermoeden.

Sommige uitleggers brengen dit lied in verband met het opbrengen van de ark naar Jeruzalem. Een meer recente exegese meent dat David dichterlijk Mozes' opgaan tot God om de wet te ontvangen, bezingt.

Hoe het zij. Psalm 68 is één groot loflied op de naam en de daden van de HEERE Heere.

Ik schrijf met opzet hier de dubbele naam, want in vers 19 zelf gebruikt David

de naam HEERE, de weergave van de vier letters JHWH, de verbondsnaam: Ik ben; Ik ben die Ik beloofd heb te zullen zijn.

Maar net vóór vers 19 en net erna staat de naam Heere.

Adonai, de waardigheidsnaam, de erenaam voor onze God.

Adonai, dat betekent: die gezag heeft, die rechten heeft.

Rechten op ons leven en onze liefde; ons lichaam en onze ziel; ons hart en ons hoofd, ons geld en ons goed.

Adonai.. .in wiens hand het leven is en de dood; die de dageraad gebiedt en de duisternis; in wiens hand onze tijden zijn.

Deze JHWH Adonai heeft gaven in ontvangst genomen onder de mensen. Of wij hier moeten denken aan de gaven die de wederhorige Filistijnen met het terugzenden van de ark meegaven, de gouden builen en muizen, is onzeker. Evenzeer mag gedacht worden aan gaven van dank en lof, gaven van aanbidding en doxologie van de zijde van Israël.

De HEERE Heere heeft gaven genomen.

Zo mag het vertaald en verteld worden.

We hebben onszelf wel te onderzoeken of ook wij de Heere zulke gaven brengen voor de vele weldaden ons bewezen.

En toch.. .er is een andere uitleg.

Rijker, voller.

Niet JHWH Adonai néémt gaven onder de mensen, maar Hij gééft gaven aan de mensen.

Het gaat om Hem en Zijn gaven!

Driemaal staat er in vers 19 Gij... Gij... Gij....

Ineens moet ik denken aan wat de predikant Overduin leerde: 'niet ik maar Gij'. Dat had de prediker David ook al geleerd: driemaal Gij.

Dat leren allen die buiten God niet kunnen.

Zij uiten dat ook.

Waar het hart vol van is, loopt toch de mond van over: Gij... Gij... Gij....

'Gij hebt gaven genomen om uit te delen...' of zoals een andere vertaling weergeeft: 'Gij hebt gaven verworven om te geven...'

Wij worstelen met de vraag: wanneer was dat en welke gaven zijn bedoeld? De heilige apostel Paulus kende deze vragen niet zo.

Verlicht door de Heilige Geest schreef hij deze woorden in de Efeze-brief en laat ze slaan op onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus.

Een ouderling in onze gemeente zegt weleens: 'Als ik in het eerste vers van een psalm zie staan: van David, denk ik er altijd bij: en van Davids grote Zoon.

Dat is mooi uitgedrukt.

Dat is wat Luther bedoelde met zijn christologische exegese van de liederen Israels.

Dat is wat Calvijn er toe dreef bij Psalm 68 te schrijven: 'David heeft hier het beeld willen schetsen van de heerlijke majesteit, die ten laatste in de persoon van Christus onze Heere is verschenen.'

De psalmen zijn vol van Christus.

Ook Psalm 68.

Zo gelezen, gaat het ten diepste over de zegetocht van de Heere Christus. Zijn overwinning op de vijanden: de duivel en de dood; de zonden en de ziekten.

Vol van Christus.

Op Pasen is misschien Psalm 68 : 1 gezongen over de haters die wijd en zijd verstrooid werden. Tijdens de opstandingsmorgen is dat metterdaad gebeurd: e wachters werden als doden.

In de dienst van Hemelvaartsdag zong de gemeente wellicht vers 8 en 9^: 'Gij voert ten hemel op vol eer...'

Er is voortgang en vaart in het werk van Christus.

We beluisteren in Psalm 68 een climax, die Romeinen 8 eveneens kent: die gestorven is, wat meer is die ook opgewekt is, ... die ook voor ons bidt.

En niet alleen bidt de Heere Christus als de paracleet, de voorspreker bij de Vader, maar Hij deelt ook uit.

Het Nieuwe Testament exegetiseert het Oude.

Efeze 4 grijpt terug naar Psalm 68 en geeft voor alle tijden de zuiverste uitleg.

Hierbij valt op dat Paulus, die de Tenach beter kende dan wie van ons ook, vrijmoedig van de tweede persoon 'Gij' de derde persoon 'Hij' maakt.

Er zijn nogal wat uitleggers die dit Paulus eigenlijk kwalijk nemen; het zou te vrij, te rabbinistisch zijn. Maar de apostel wist dat het in het Oude Testament ten diepste gaat om de weg van Christus, het lijden van Christus, de overwinrming van Christus en zegetocht van Christus.

En allen die kritiek menen te mogen uiten op de exegese van de Heilige Geest bij penne van Paulus, worden verwezen naar de laatste regel van deze psalm: '.. .die geeft de volken sterkte en krachten...'

'Gaven genomen, verworven om te geven, uit te delen.

Aan wie?

Aan wie geven wij gaven, giften, kado's?

Toch aan die mensen die wij aardig vinden en vooral die óns aardig vinden. Die het verdiend hebben.

Aan onze vrienden, aan hen die ons liefhebben!

Maar nu de Heere.

'.. .ook aan wederhorigen'

'Ook...'

Niet alleen aan wederhorigen. Er waren en er zijn ook gelovigen die de wil van God leerden doen. Mensen die telkens neuriën: 'Leer mij naar uw wil te handelen...'

Die ontvangen gaven.

Maar ook 'wederhorigen'.

In vers 11 gebruikt David nog een ander woord: ellendige; waarom de kerk zingt: 'Gij hebt ellendigen dat land bereid'.

Dat is nu evangelie puur.

Er is niets, helemaal niets van ons bij en van ons in!

Geen 'voorwaarden-evangelie' zo in de zin van: de beloften van God worden ons wel toegezegd, maar nu moeten we eerst... en dan volgt een meer of minder lange rij voorwaarden.

Maar zo is het bij onze God niet en nooit.

In dit verband kan ik het niet laten een citaat door te geven van Philpot. Hij schrijft bij vers 19: 'Het is niet uw geduld, uw goedaardigheid, noch uw stille gemoedsgesteldheid, die de genade doet neerdalen in uw harten, maar... God de Vader heeft al de genade en alle giften van de Geest in zijn lieve Zoon gelegd en zij worden u gegeven, omdat gij deel hebt aan zijn bloed en zijn gerechtigheid'.

Honderd procent genade!

Niet omdat wij Hem al zo liefhebben.

Niet omdat wij reeds vrienden zijn.

Paulus zal later verkondigen: 'Hij heeft ons met zichzelf verzoend toen wij nog vijanden waren...'

Dat bedoelt ook Psalm 68 te zeggen: wederhorigen, verbeten opstandelingen...ellendigen.

Ineens horen we daar dezelfde Paulus belijden: zo ben ik. 'Ik ellendig mens... maar ik dank God'.

'Wederhorigen...'

Gold dat eveneens van de gemeenteleden uit Efeze?

Ja, Paulus was heel eerlijk in zijn brief.

Net als van de mens uit Psalm 68, net als van hemzelf, net als van ons, gold ook van de Efeziërs dat zij van zichzelf uit '... dood waren door misdaden en de zonden... doende de wil van het vlees en van de gedachten' (Ef. 2 : 1 en 3). En God had niet gewacht totdat de 'wederhorige', horig. God onderhorig, dienend, horend was geworden alvorens 'gaven uit te delen'.

Bij Paulus had de Heere daar niet op gewacht, integendeel Saulus was blazend dreiging en moord.

Bij de Efeziërs wachtte de Heere al evenmin tot het moment dat zij uit zichzelf 'levend zouden zijn geworden' (Ef. 2:1).

Nooit zou Hij dan zijn gaven kwijt gekund hebben.

Hij kwam en deelde uit aan wederhorigen, dwarsliggers ten tijde van David.

Hij kwam in het leven van de vervolger en hater Saulus en deelde uit.

Hij kwam en deelde de gave van het leven uit aan allen die dood waren daar te Efeze.

Troost dit ons?

Wat een evangelie!

Wat een Heere!

'Gaven'

Eén gave is daarnet genoemd: Leven.

Maar in Psalm 68 en Efeze 4 staat het in het meervoud: 'gaven'. In de context van Psalm 68 mogen we minstens denken aan de gave van de ark, dat betekent de gave van Gods wet en de gave van de dienst der verzoening rondom die ark.

Daarnaast de gaven van bewaring en onderhouding, terwijl Israël steeds maar weer murmureerde, wederhorig was. De gaven van manna en water.

David zelf had brood en wijn uitgedeeld aan het volk als feestgaven voor het volk van God.

Brood en wijn.

Ook in dit geven was David een type van Christus. In Efeze 4 Iaat Paulus ons daarover niet in het onzekere.

Heel de brief is vol van de gaven die gestalte krijgen in de ambtelijke dienst der verzoening. Christus immers schonk zowel apostelen als profeten, zowel evangelisten als herders en leraars.

Dat wil zeggen, de voortgaande verkondiging van het profetische woord is een gave van de verhoogde Heere.

De bediening van de sacramenten, met water, met brood en wijn is ook zo'n gave.

Niet minder spreekt Paulus in de Efeze-brief over de gave van de Heilige Geest, zelfs over de verzegeling met de Geest.

En door deze Geest velerlei gaven in het leven van elk gemeentelid.

Wat is het verrijkend voor het persoonlijk leven, het gezinsleven, het gemeentelijk leven en dat van de kerk in zijn geheel, vk'anneer we in deze weken na Pinksteren wat meer lezen en leren over de vele gaven die Christus uitdeelde en uitdeelt. Meer spreken en preken over, met name, de gave van de Heilige Geest voor het totale leven van zondag tot en met zaterdag. De gave van de Heilige Geest in de persoonlijke omgang met God; als de diepste band in de gezinnen, opbouwend de gemeente, maar ook diezelfde gave van de Geest voor het leven van kunst en cultuur, in onderwijs en verpleging, in ons staan en gaan in en door de wereld.

En naast deze gave van de Geest en alles wat de Geest meebrengt heeft de Heere nog zoveel meer te geven. De genade van de verbijstering over onze zonden, wanneer we toch weer gevallen zijn. De genade van de verbrijzeling van ons weerbarstige hart, dat leert vragen: wat wilt u dat ik doen zal?

De gave van de overgave.

Overgave aan God van het eigen leven, het leven van kinderen en kleinkinderen, van de gemeente, van ons volk.

Maar ik voel me soms zo ellendig, omdat er dit en dat in m'n leven gebeurde en weer gebeurt. Ik kan Paulus zo goed begrijpen wanneer hij belijdt: het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik. Wat ben ik toch voor een mens, wat ben ik voor een dominee. Ik durf voor God niet te komen.

We wijzen elkaar op Hem, op Hem alleen.

Onze Heere van Psalm 68, van Efeze 4.

Hij deelt uit en deelt uit ook aan ellendigen, wederhorigen.

En dat met milde handen.

Godlof, of zoals David bovengenoemde psalm afsloot: 'Geloofd zij God!'

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992

Theologia Reformata | 347 Pagina's

Milde handen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1992

Theologia Reformata | 347 Pagina's