Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SAMENWERKEN JA, SUPRANATIONAAL NEE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAMENWERKEN JA, SUPRANATIONAAL NEE

29 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

De eerste verdragen van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) dateren uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Tussen een beperkt aantal Europese landen (Frankrijk, West-Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg) is toen een meer dan vrijblijvende samenwerking op vooral economisch terrein van de grond gekomen. Deze Europese samenwerking heeft zich in de loop der jaren enerzijds steeds meer verdiept tot een zeer nauwe economische samenwerking en anderzijds ook sterk verbreed tot een politieke unie die zich met veel meer dan alleen economische samenwerking bezighoudt. De samenwerking en integratie op economisch terrein heeft namelijk die op vele andere geïnitieerd. De verdieping van de economische samenwerking heeft geleid tot de vorming van een gemeenschappelijke interne markt zonder binnengrenzen (met vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal), waaruit vervolgens de muntunie met de euro als gemeenschappelijk betaalmiddel is ontstaan. De vorming van de interne markt heeft ook de Europese integratie op de aan de interne markt verwante beleidsterreinen een sterke impuls gegeven. Te denken valt onder meer aan belangrijke delen van het landbouwbeleid, het visserijbeleid, het milieubeleid, het transportbeleid, het immigratie- en asielbeleid en de grensbewaking. Tevens is er sprake van een in de diepte groeiende Europese samenwerking op niet direct aan de interne markt verwante beleidsterreinen zoals het buitenlands beleid, het veiligheidsbeleid en het defensiebeleid. Reeds bestaat er een zogenaamd 'Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid' (GBVB) en een 'Europees Veiligheids- en Defensiebeleid' (EVDB). Verder vindt er samenwerking plaats op het terrein van binnenlandse veiligheid en justitie. Dit betreft met name de gezamenlijke bestrijding van racisme, mensenhandel, drugshandel, wapenhandel, terrorisme en dergelijke zaken. Gelukkig zijn er ook nog beleidsterreinen of beleidson-

derdelen waarvan het primaat (nog) bij de nationale staten ligt. De EU heeft tot op heden op die terreinen nog weinig tot geen verdragsrechtelijke bevoegdheden. De handelingen van de EU mogen op die terreinen alleen het beleid van de lidstaten ondersteunen, coördineren of aanvullen. Tot deze categorie behoren onder andere belangrijke delen van het onderwijsbeleid, het cultuurbeleid, het sociaal beleid, het binnenlands beleid en ook de zogenaamde ethisch omstreden onderwerpen zoals abortus en euthanasie. Niettemin houdt het Europees Parlement (EP) zich ook met deze terreinen en onderwerpen bezig. Onder andere door met enige regelmaat resoluties en evaluerende rapporten over onderwerpen uit deze categorie op te stellen en die rapporten, na daarover gedebatteerd te hebben, aan te nemen. Langs deze weg probeert het EP toch het beleid van de lidstaten te beïnvloeden en, naar we vrezen, de macht over deze beleidsterreinen of beleidsonderdelen langzaam maar zeker naar zich toe te trekken.

Kortom, binnen de EU is en wordt met vereende krachten gewerkt aan het bereiken van de in de Europese verdragen genoemde belangrijke doelstelling: 'een steeds hechter verbond van volken' tot stand te brengen. Over de principiële bezwaren tegen dit inmiddels omvangrijke Europees verbond willen we het in dit artikel hebben, waarbij we met name op twee aspecten zullen inzoomen, namelijk op de overdracht van belangrijke delen van de nationale soevereiniteit aan 'Europa' (1) en op het opnemen van in meerderheid antichristelijke staten in dit verbond (2). Op de eerste reden zullen we uitvoerig, op de tweede relatief kort ingaan.

1. Overdracht van soevereiniteit

Zoals al gezegd, heeft in de afgelopen vijftig jaar een stapsgewijze uitbreiding van de werkterreinen van de EU plaatsgevonden, alsook een als maar verdergaande centralisatie van bevoegdheden richting de Europese instellingen. Dit is reeds ten koste gegaan van een belangrijk deel van onze nationale soevereiniteit en helaas is deze trein nog steeds niet tot stilstand gekomen. Nog steeds gaat deze integratie en centralisatie stap voor stap door. De voorgestelde Europese Grondwet moge dan afgewezen zijn, het in de plaats daarvan opgestelde en naar verwachting ergens in Deo volente 2010 in werking tredende 'Verdrag van Lissabon' is inhoudelijk daaraan nagenoeg gelijk 1 ^ en vormt derhalve onmiskenbaar een grote stap voorwaarts op weg naar een verenigd Europa. Nationale parlementen krijgen in dit verdrag weliswaar iets meer mogelijkheden om op de rem te trappen, maar daar staat tegenover dat de invloed van de Europese organen op een aantal bestaande terreinen van integratie en samenwerking groter wordt, dat op een aantal tot voor kort nationale beleidsterreinen de EU nieuwe bevoegdheden krijgt en verder dat de slagvaardigheid van de Europese instellingen toeneemt 2) . Een en ander betekent dat 'Brussel' steeds meer (de) touwtjes in handen krijgt. Inmiddels komt al zeker meer dan de helft van de Nederlandse wetgeving uit Brussel. De klauwen van het Europese monster grijpen steeds dieper in in onze nationale politiek. Het proces van Europese integratie is reeds tot de kern van onze nationale bevoegdheden doorgedrongen. Denkt u alleen maar aan het vervangen van de nationale munt, het symbool van onze zelfstandigheid, door de Europese munt en het daaraan verbonden Europees monetair beleid dat ter uitvoering opgedragen is aan de Europese Centrale Bank (ECB). Grote en wezenlijke delen van onze oorspronkelijk nationale bevoegdheden zijn dus reeds overgedragen aan 'Europa'

Supranationaal en intergouvernementeel

Voor een goed begrip van de nu ontstane situatie is het nodig dat we kort ingaan op de wijze waarop de EU haar macht uitoefent en haar wet- en regelgeving tot stand laat komen. Globaal genomen kunnen we hierin twee vormen onderscheiden, namelijk een supranationale en intergouvernementele besluitvorming.

De supranationale vorm, ook wel communautaire vorm genoemd, houdt globaal genomen drie zaken in. Ten eerste dat voor een bepaald beleidsterrein of beleidsonderdeel de Europese Commissie het exclusieve initia-

tiefrecht tot regelgeving heeft. Ten tweede dat de besluitvorming over de door de Commissie voorgestelde wetten en regels plaatsvindt bij een gekwalificeerde meerderheid door de Raad van Ministers en bij meerderheid door het Europees Parlement. En ten slotte dat het Europees Hof van Justitie op naleving door de nationale staten van de uitgevaardigde Europese wetten en regels toeziet. Een en ander houdt concreet in dat voor de beleidsterreinen of beleidsonderdelen waarop deze besluitvormingsmethode van toepassing is, de nationale bevoegdheid of soevereiniteit grotendeels in handen van de Europese Unie is gelegd.

Bij de andere methode, de intergouvernementele methode, is dit veel minder het geval. Bij die besluitvormingsmethode is namelijk de rol van de Europese Commissie, het Europarlement en het Europese Hof beduidend zwakker en de Raad van de lidstaatministers en de Europese Raad (de regeringsleiders en staatshoofden van de verschillende lidstaten) veel dominanter. Het belangrijkste kenmerk van deze methode is dat de besluitvorming in de (Europese) Raad bij unanimiteit plaatsvindt. Is er maar één land tegen, dan gaat een voorstel niet door. Daarbij zijn overigens de ministers, die de belangen van hun lidstaat behartigen, wel weer gemachtigd om met de besluiten die zij bovennationaal als Raad nemen, de nationale regeringen te binden! Met name de Europese samenwerking op het terrein van defensie en buitenlandse zaken is zo vormgegeven.

Het feit dat bij de supranationale methode de besluitvorming in de Raad van Ministers door middel van een gekwalificeerde meerderheid (de stem van grote landen heeft meer gewicht) plaatsvindt, betekent dat een individuele lidstaat of een groepje kleine lidstaten gemakkelijk overstemd kan worden. Nederland als kleine lidstaat wordt dan gemakkelijk gedegradeerd tot een zogenaamde 'vijfde wiel aan de wagen'. Is Nederland ergens op tegen, maar een gekwalificeerde meerderheid van de EU-landen niet, dan heeft Nederland zich maar te schikken. Dan is, om met de woorden van ds. Zandt te spreken, de oude stelregel weer van toepassing: 'Wij beslissen bij u, over u en zonder u' 3) ! Het feit dat het supranationale regime bepaald niet voor de minst belangrijke beleidsterreinen of beleidsonderdelen geldt, maakt de situatie nog ernstiger. Zo geschiedt de besluitvorming over de interne markt en de daaraan verwante beleidsterreinen (economisch en monetair beleid, concurrentiebeleid, handelsbetrekkingen, landbouwbeleid, internationaal transport, grenscontroles enz.) supranationaal. Dit geldt eveneens voor de onder Europees toezicht vallende onderdelen van het asiel- en immigratiebeleid (minimumnormen voor procedures en opvang) en sociaal beleid (bijvoorbeeld: minimumregels voor vrij verkeer van werknemers en voor arbeidstijden). Verder valt ook de justitiële samenwerking in burgerzaken onder dit regime. Bij het inwerking treden van het 'Verdrag van Lissabon' komen daar de justitiële en politiële samenwerking in strafzaken nog bij. Daarbij moet men vooral denken aan zaken als de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat, drugs- en wapenhandel, georganiseerde misdaad, terrorisme, mensenhandel en van misdaden tegen kinderen.

Ook een aantal beleidsterreinen waarop de EU met het 'Verdrag van Lissabon' voor het eerst bevoegdheid krijgt, gaan onder het supranationale regime vallen (energiebeleid, diensten van algemeen economisch belang, ruimtevaart enz.).

Drs. S. Luitwieler, CU'er en deskundige op het gebied van Europese verdragsvorming, schrijft in zijn publicatie De ChristenUnie en het Verdrag van Lissabon (2008) dat al met al het aantal gevallen waarin de Raad met gekwalificeerde meerderheid in plaats van met unanimiteit besluit, met het inwerkingtreden van het 'Verdrag van Lissabon' "behoorlijk" wordt uitgebreid 4) , terwijl er voortaan ook nog eens minder voorstemmers nodig zullen zijn om een gekwalificeerde meerderheid te bereiken, waardoor het nog gemakkelijker wordt om een kleine lidstaat als Nederland te overstemmen.

Een dieptrieste teloorgang

We kunnen dus niet anders concluderen dan dat het aantal beleidsterreinen waarop wij ons uitgeleverd en verkocht hebben aan 'vreemde heren' die over ons heersen en beslissen, inmiddels groot is en nog steeds toeneemt. Dit droeve proces gaat nog steeds volop door. De EU is in velerlei opzichten in de praktijk plaatsvervangend voor de lidstaten gaan optreden. Belangrijke nationale bevoegdheden, belangrijke delen van onze nationale soevereiniteit, zijn overgedragen aan Europese instellingen. Naast het vervangen van onze Nederlandse gulden door de euro is ook het feit dat er inmiddels een rechtsorde is ontstaan waarbij ons nationale recht ondergeschikt is aan het Europese recht, daar een droef voorbeeld van. Het Europese Hof van Justitie kan als rechtsprekende macht de naleving van dat Europese recht afdwingen. Kortom, er is sprake van een zeer verregaande, dieptrieste teloorgang van onze nationale soevereiniteit!

Van God geschonken

Is verlies van belangrijke delen van onze nationale soevereiniteit dieptriest? Ja, want de Heere heeft tijdens de Reformatie de banier van het zuivere Evangelie onder ons volk geplant en rondom de ware religie als een schutsmuur de staat der Nederlanden doen ontstaan. Ons zelfstandig volksbestaan, onze soevereiniteit, is ons samen met het Huis van Oranje door God geschonken, dwars door de onmogelijkheid heen. Althans onmogelijk naar menselijke berekening, want bij God zijn alle dingen mogelijk. Naar de mens was het onmogelijk dat zo'n klein land en volkje als de Nederlanden de Spaans-roomse wereldmacht van die dagen zou kunnen verdrijven, maar de Heere heeft ons in die zeer ongelijke strijd, waarin onze vaderen grote offers van goed en bloed hebben gebracht, de overwinning geschonken. In die tijd, maar ook daarna zijn wij als volk van Nederland door God met vele bijzondere geestelijke en tijdelijke weldaden overladen. Tegen deze achtergrond van het wonderlijk ontstaan en voortbestaan van ons land is en blijft het weggeven van de 'erve der vaderen' aan de Europese machten van on- en bijgeloof een dieptrieste, ja snood ondankbare zaak! Ondankbaar tegenover de Heere Die ons een zelfstandig volksbestaan schonk! Terecht zegt dan ook het huidige SGP-beginselprogram in artikel 29:

"Gelet op de bijzondere (ontstcians-)geschiedenis van ons land dient de zelfstandigheid van ons land gehandhaafd te blijven. Er zal geen overdracht van de bij Nederland als zelfstandige natie behorende bevoegdheden aan bovennationale organisaties of gemeenschappen plaatshebben. Derhalve wordt het streven naar Europese eenwording onder een bovennationale regering afgewezen (...)".

In de officiële Toelichting op dit program wordt hierbij ter verduidelijking onder meer opgemerkt:

"Internationale samenwerking kan volgens de SGP noodzakelijk zijn om bepaalde vraagstukken te kunnen oplossen. Die samenwerking kan zich begeven op verschillende terreinen, maar mag er niet toe leiden dat Nederland zijn eigen soevereiniteit en identiteit inlevert. Daarom zal op zichzelf gerechtvaardigde internationale samenwerking slechts via intergouvernementele samenwerking tot stand dienen te komen. Verdere [bedoeld is: een verdergaande; AV] overdracht van nationale bevoegdheden aan supranationale organisaties, met name de Europese Gemeenschap, wordt principieel afgewezen [vet; AV]" 5) .

Zowel het supranationale beleid van de EU als haar supranationale organen (Europese Commissie, Europees Parlement, Europese Hof van Justitie enz.) dienen dus principieel te worden afgewezen vanwege de overdracht van delen van onze soevereiniteit dat onlosmakelijk aan al het supranationale verbonden is. Dat is de lijn van het SGP-beginselprogram en van de officiële toelichting daarop, en daarmee zijn wij het eens!

Een diepe kloof

Gelet op deze duidelijke stellingname in het SGP-beginselprogram en in de bijbehorende toelichting mag men toch met het volste recht van de SGP verwachten dat zij in de praktijk op alle EU-beleidsterreinen zich principieel tegen een supranationaal vormgegeven EUbeleid zal keren en dat zij bij onze Nederlandse regering er steeds krachtig op aan zal dringen dat supranationaal beleid veranderd dient te worden in nationaal beleid of op zijn minst omgezet dient te worden in een zuiver intergouvernementeel beleid. Maar helaas, de werkelijkheid is zo anders. De werkelijkheid is dat het onverkort afwijzen van supranationaal beleid niet meer de lijn is die in de in 2003 verschenen SGP-publicatie Boodschap aan Europa. SGP-visie op de Europese Unie wordt uitgedragen en dat dit authentiek Staatkundig Gereformeerd geluid evenmin uit de mond van de CU/SGP-eurofractie gehoord wordt.

In 1957 sprak ds. P. Zandt in de Tweede Kamer bij de behandeling van het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap - waartegen hij zich krachtig verzette! - uitdrukkelijk zijn blijdschap erover uit dat de toen op te richten Gemeenschap nog geen supranationale organen omvatte, daar die zonder meer afbreuk zouden doen aan ons zelfstandig volksbestaan dat ons na een zware strijd van tachtig jaar als een onverdiend, kostbaar geschenk Gods geworden is, en daaraan wenste hij beslist geen medewerking te verlenen^. De lijn die in het huidige SGP-beginselprogram verwoord is, werd dus toen wel in de praktijk uitgedragen. Duidelijk blijkt dit ook uit de volgende woorden die ds. Zandt schreef in De Banier van 10 november 1955:

"Een iegelijk, die het dan (...) met ons land wel meent en zijn zelfstandigheid niet prijsgegeven wil zien, heeft zich dan ook met hand en tand tegen deze super-nationale organen te keren [vet; AV]. Bovenal omdat ons eigen volksbestaan ons als een geschenk en weldaad van God geschonken is".

Thans, ruim 50 jaar later, wordt in de genoemde SGPnota en in de praktijk openlijk gekozen voor een supranationaal vormgegeven EU-beleid als het gaat over de interne markt, het concurrentiebeleid, de handelsbetrekkingen en over belangrijke delen van onder meer het landbouwbeleid, het visserijbeleid, het transportbeleid, het milieubeleid enz. De SGP acht op deze terreinen zulk een nauwe samenwerking niet alleen onontkoombaar, maar zelfs vaak ook geboden 7) ! Weliswaar verzet men zich tot op zekere hoogte nog wel tegen een verdere uitholling van de nog overgebleven onderdelen van de Nederlandse soevereiniteit, tenminste zolang een nationaal beleid daarvoor volgens de SGP nog toereikend is, maar van een krachtig principieel protest tegen al de bestaande, reeds verregaande supranationale Europese integratie is echt geen sprake meer. Een en ander betekent dat er inmiddels een forse principiële kloof gaapt tussen enerzijds het standpunt dat de SGP vanouds ten aanzien van de EU innam, zoals ook verwoord in het SGP-beginselprogram, en anderzijds het standpunt dat de SGP nu inneemt!

Onontkoombaar?

Ter verdediging van het huidige SGP-beleid voert men wel aan dat op een aantal, hierboven reeds genoemde beleidsterreinen thans een supranationaal vormgegeven EU-beleid eenvoudigweg onontkoombaar is gezien de grensoverschrijdende problemen die zich op die terreinen voordoen. Ook zijn er zelfs, hetzij binnen of buiten de SGP, die beweren dat in deze tijd van globalisering, van toenemende wereldwijde economische, politieke, sociale en culturele betrekkingen, zo'n klein land als Nederland zonder de huidige, zeer nauwe Europese samenwerking en integratie niet eens meer als land zou kunnen blijven bestaan. Dergelijke argumenten zijn niet nieuw. Voorstanders van de Europese integratie in de tijd van ds. P. Zandt voerden deze ook al aan. Maar ds. Zandt besefte terdege dat met deze argumenten een onbijbelse weg van verzwagering met machten van on- en bijgeloof, zoals dat in EU-verband plaatsvond, geenszins goed te praten viel.

Wezenlijk heil voor ons land en volk is niet langs zulk een vleselijke weg van verzwagering te verwachten, maar alleen in een weg van afbreken van onze zonden en een schuldig, met boete en berouw wederkeren tot Hem, de Springader des levenden waters. Tot Hem Die ons in weerwil van alle Spaans-roomse vervolgingen en bloedige aanvallen, een zelfstandig volksbestaan geschonken heeft. En Zijn arm is ook nu nog niet verkort. Wanneer Nederland God zou eren, zou God Nederland eren (1 Sam. 2:30) gelijk in vorige dagen. Met God kan Nederland alleen staan, maar zonder God uiteindelijk niet bestaan, ook al trekt men af naar de vleespotten van Egypte. Die lijn heeft ook ds. Zandt steeds in woord en geschrift uitgedragen. In De Banier van 18 april 1957 schreef hij bijvoorbeeld:

"Het doet bij tallozen van ons volk grotelijks opgeld, dat ons land zonder deel te nemen aan de Europese gemeenschap, geen toekomst beschoren is, ja zelfs reddeloos verloren zou zijn. Dat zulk een beschouwing een totale miskenning van de levende God inheeft en lijnrecht tegen diens geopenbaarde Woord indruist, behoeft geen nader betoog. Het

vertoont ons een bedroevend teken van de donkere dagen, welke wij beleven, waarin de mens op de troon verheven wordt en God, de Almachtige en Waarachtige, er afgestoten wordt. Het Ken Mij in al uw wegen, en Ik zal uw paden recht maken' achten tallozen een verouderde leer en begrip, ? nogelijk goed voor verleden tijden, toen het volk nog niet zo verlicht en beschaafd was, maar in onze dagen van verlichte en beschaafde mensen - zo oordeelt men in de verblinding van eigen wijsheid en eigengerechtigheid - is dit niet meer nodig".

En in 1958 merkte hij in de Tweede Kamer tijdens de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken met het oog op het internationalisme veelzeggend op:

"Het is in deze ook weder, dat van de mens, diens kracht en rede, het heil wordt verwacht. Een verenigd Europa zou volgens velen uitkomst brengen. Sommigen hunner zijn daarin zelfs zover gegaan, te beweren, dat Nederland geen toekomst meer zou hebben, indien het niet in een Europees verband en verbond trad. Aan God, Die het kleine Nederland eenmaal door Zijn genade tot een belangrijke mogendheid heeft gemaakt, werd daarbij door hen niet gedacht. Zijn Naam werd niet eens genoemd en naar Zijn genade en bijstand werd niet gevraagd. Onze zo roemrijke historie werd daarbij vergeten. Dat verleden is daarom zo roemrijk, omdat het een gave Gods is geweest, dat wij na een lange, bange strijd van 80 jaren een zelfstandig volksbestaan hebben verkregen. Hij was het, Die ons kleine en toen zo schaars bevolkte land de macht gaf, alsof het een rijk van miljoenen inwoners was, zodat het aan de spits van de volkeren trad. Er werd toen, volgens de liberale [E.J.] Potgieter, geen belangrijk besluit onder de volkeren genomen, of Nederland werd er in gekend, terwijl, volgens hem, het advies van Nederland de evenaar menigmaal om deed slaan. Van deze hoogte zonk het, naarmate de vreze Gods onder het volk afnam en ons volk het oor ging lenen aan allerlei ongeloofstheorieën, zelfs geloof sloeg aan de zo verlokkelijke leuze der Franse revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap, gelijk ook thans weer zovele landgenoten door allerlei schoonklinkende leuzen geheel beïnvloed en overheerst worden. (...)

Neen, neen, de voor velen zo bekoorlijke en door velen zo hooggeroemde vereniging van Europa zal ons volk het welzijn niet geven. Slechts een schuldig wederkeren tot God en Zijn geboden zal ons volk in al zijn geledingen tot welzijn strekken [vet; AV]" 8) .

Desondanks menen thans ook vele SGP'ers dat een algehele afwijzing van de supranationale EU geen realistische optie meer is; het zou Nederland geheel in een isolement brengen! Maar was het afzweren van de koning van Spanje door onze vaderen dan wel een realistische optie? Menselijkerwijs gesproken niet, want wat konden zij nu tegenover zo'n grote Spaanse overmacht beginnen? Maar God was aan hun zij; daarom kon het toch! Inzake het Europese gebeuren is dan ook niet bepalend wat wij als mensen voor ogen zien en realistisch achten, maar in welk kamp het Europese gebeuren zich bevindt. Om des beginsels wil strijden wij tegen de revolutie en tegen rome, en dus ook tegen 'Europa', want juist de revolutie en rome vormen de drijfveren van het Europese gebeuren! Door te breken met de supranationale EU zou het inderdaad kunnen gebeuren dat Nederland deels in een isolement terechtkomt, maar ligt niet juist in ons isolement onze kracht, zoals mr. G. Groen van Prinsterer terecht opmerkte. Of zegt ons het reeds aangehaalde Schriftwoord niets meer: die Mij eren, zal Ik eren, maar die Mij versmaden, zullen licht geacht worden (1 Sam. 2:30b)! Hoe nodig is het dan dat ons land die Europese bakken die geen water houden, verlaat en wederkeert tot de Potentaat der potentaten!

Waarde miskend

De verschuiving in het Europa-standpunt van de SGP vindt haar aanleiding niet alleen in de vermeende onontkoombaarheid van een supranationale Europese samenwerking, maar men is ook wezenlijk anders gaan spreken en denken over de waarde van onze nationale soevereiniteit. Men kent nu aan het behoud daarvan veel minder waarde toe dan voorheen, met het als vanzelfsprekende gevolg dat men thans ook veel minder moeite heeft met een op supranationale leest geschoeide samenwerking.

Spraken de eerste SGP-voormannen met betrekking tot ons zelfstandig volksbestaan over een 'gave Gods', over een 'onverdiend, kostbaar Godsgeschenk', dat wij daarom 'op zeer hoge prijs behoren te stellen', en trokken zij daaruit terecht de politieke consequentie dat behoud

van de Nederlandse soevereiniteit steeds een van de eisen behoorde te zijn waaraan een samenwerking met andere landen dient te voldoen, nu redeneert men: 'God heeft alleen met Israël een verbond gesloten. Daarbuiten zijn alle volken gelijk. Het ene volk mag zich dus niet boven het andere verheffen. In het Nieuwe Testament staat niet langer de natie, maar het Koninkrijk van God centraal. Daaraan zijn politieke grenzen ondergeschikt. Onze overheid dient derhalve niet het behoud van onze zelfstandigheid voorop te plaatsen, maar zich in de eerste plaats af te vragen: hoe wordt de vrede en de publieke gerechtigheid het best gediend? Door een bepaalde bevoegdheid zelf te behouden of door deze (of een deel daarvan) af te staan aan het supranationale Europa? ' Voor een aantal beleidsterreinen (of onderdelen daarvan) acht men het afstaan van de bevoegdheden beter, zoals we eerder in dit artikel reeds gezien hebben. Op de geschetste redenering is echter veel af te dingen. Ten eerste is het verheffen van het ene volk boven het andere volk helemaal niet aan de orde. Een Nederlands nationalisme, ofwel het verafgoden van het Nederlandse volk, is niet de beweegreden om op te komen voor ons zelfstandig volksbestaan, maar de beweegreden is een hoogachten van wat God ons geschonken heeft! Hij heeft ons immers de weldaad van een zelfstandig volksbestaan geschonken en dat langs een geheel wonderlijke weg. Daarom mogen wij het erfgoed der vaderen niet gaan verkwanselen of blijven verkwanselen door een deel van onze nationale bevoegdheden maar over te dragen of overgedragen te laten blijven aan Europese machten van on- en bijgeloof!

Ten tweede, wanneer we ons gaan afvragen hoe de vrede tussen staten het best bevorderd wordt, dan moeten we daarbij wel bedenken dat de vrede met God voor dient te gaan op de vrede met mensen c.q. staten (Luk. 2:14; Matth. 6:33)! Zal dan de vrede met God bevorderd worden door delen van onze soevereiniteit te offeren op het altaar van een verenigd Europa waar meer dan ooit rome, humanisme en socialisme de dienst uitmaken? Zullen dan de Europese supranationale organen die werken op basis van humanistische en atheïstische verdragen, waarin volkssoevereiniteit het uitgangspunt is, waarin aan de Franse Revolutie met haar 'vrijheid, gelijkheid en broederschap' hulde wordt gebracht en waarin snoevende (machtsaspiraties als doel vermeld worden, de vrede met God beogen? En mogen we zulke EU-verdragen waarin God ronduit genegeerd wordt, in stand houden en steunen, onder andere door in het Europarlement te gaan participeren? Allemaal vragen waarop het antwoord duidelijk kan zijn!

Ten slotte merken we op dat God in reactie op Babels torenbouw de mensheid in vele volken en taalgroepen uiteen heeft doen vallen, hen verspreid heeft over de aarde en aan ieder volk zijn landpalen gesteld heeft (Deut. 32:8). Zou dan nu het tegenovergestelde, het meebouwen aan zulk een gigantisch grote Europese toren van Babel, onze plicht zijn?

2) Een nauw verbond met antichristelijke staten

Door het 'supranationale' onderscheidt de EU zich fundamenteel van andere regionale samenwerkingsverbanden in de wereld zoals de NAFTA, de ASEAN en de NAVO. De overdracht van grote delen van onze soevereiniteit aan 'Europa' zorgt ervoor dat het Europese verbond een veel nauwer verbond is dan dat van de NAF- TA, ASEAN of NAVO. Dit betekent dat we, principieel

gezien, ook veel hogere eisen dienen te stellen aan de samenwerkingspartners in dat EU-verbond. Immers, wanneer wij bijvoorbeeld als handelaar handeldrijven met personen die een antichristelijke religie aanhangen en met hen contracten afsluiten voor het leveren van onze producten, dan is daar op zich niets principieels op tegen. Maar gaan wij echter een huwelijk aan, wat een zeer nauw verbond is, met een vrouw die een antichristelijke religie aanhangt, dan is dat Bijbels gezien beslist te veroordelen. Trek geen juk aan met de ongelovigen, zegt de apostel immers (2 Kor. 6:14). Zo is het nu ook gelegen met het zeer nauwe samenwerkingsverbond dat de EU vormt. Bijbels gezien is het aangaan van zo'n zeer nauw verbond met antichristelijke landen beslist te veroordelen. En binnen de EU zijn er zulke landen nogal wat: Italië en Spanje zijn bijvoorbeeld grotendeels rooms, Polen is voor vijfennegentig procent rooms, Slovenië voor meer dan tachtig procent, Litouwen, Slowakije en Hongarije zijn eveneens in meerderheid rooms. En we moeten ook goed bedenken dat het instituut van het pausdom dé antichrist is, zoals eerder in dit blad helder aangetoond 9 ^ en ook algemeen bij de Reformatoren en Nadere Reformatoren terug te vinden is. Daarom moesten we eenieder persoonlijk en als land veeleer de ernstige en welmenende raad ter harte nemen die we in Openbaring 18 vers 4 aantreffen: Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt. Dus niet participeren in de Europese Unie en in haar organen, maar eruit wegblijven!

Maar in ons land is het toch niet veel beter gesteld dan in die antichristelijke landen, zo brengt men hiertegen in. Hebben ook in ons land niet ongeloof en bijgeloof 'de sleutels in handen'? Helaas is dit zo, maar toch is dit geen juist argument. Want ten eerste dienen we uit te gaan van de situatie hoe ons land naar Gods Woord behoort te zijn - wij hebben als land geen recht om anders te zijn! - en ten tweede dienen we te letten op onze historie: eertijds was Nederland een Gereformeerd bestuurd land. Mogen we dit nog verder gaan verkwanselen?

Overigens moest ook het feit dat de Europese integratie de hartelijke instemming van rome heeft, ons op zijn minst al argwanend maken. Verscheidene pausen hebben hun blijdschap over de Europese integratie en verdere uitbreiding openlijk uitgesproken. De reden dat zij een Europese integratie toejuichen, is dat zij hopen langs deze weg weer een alleenheerschappij voor de roomse kerk in Europa te verkrijgen. Paus Johannes XXIII, paus van 1958 tot 1963, sprak over "de grootste katholieke superstaat van de wereld" 10 ^ Het waren ook vooral roomse staatsmannen die actief aan de wieg gestaan hebben van de Europese Economische Gemeenschap (EEG).

Samenwerken ja

De twee in dit artikel genoemde redenen van afwijzing van het supranationale EU-verbond, namelijk vanwege de soevereiniteitsoverdracht en vanwege de zeer nauwe samenwerking met overwegend antichristelijke landen, vormen tegelijk in het algemeen voor ons land het kader waarbinnen samenwerking met (naburige) landen geoorloofd of zelfs geboden kan zijn. Want afwijzen van het huidige supranationale EU-verbond houdt niet in dat alle samenwerking tussen Europese landen uit den boze is. Wie van de koek van samenwerkingsvormen en -gradaties het supranationaal beleid, de supranationale organen en de nauwe samenwerking met antichristelijke landen afsnijdt, houdt toch nog heel wat aan - weliswaar minder intensieve - samenwerkingsmogelijkheden over. Daarbij dient dan wel als derde criterium het subsidiariteitsbeginsel in acht genomen te worden: zaken die via een minder intensieve samenwerking of in een enger verband geregeld kunnen worden, moeten we niet via een meer intensief of breder samenwerkingsverband oplossen, want machtsconcentratie via samenwerking mag geen doel op zichzelf zijn of worden (Gen. 11:1-9, Deut. 32:8, Hand. 17:26). Bovendien wordt door toepassing van dit criterium zoveel als mogelijk voorkomen dat door samenwerking op het ene beleidsterrein of beleidsonderdeel ook samenwerking voor aangrenzende beleidsterreinen of beleidsonderdelen noodzakelijk wordt en er een kettingreactie ontstaat, zoals in de laatste decennia binnen de EU heel duidelijk het geval is geweest.

Daar waar nodig zijn we dus wel voor een zuiver intergouvernementele samenwerking.

Voorbeelden van geoorloofde verdragen

Op zich is het principieel geoorloofd om handelsverdragen te sluiten met andere landen, ook met overwegend antichristelijke landen, hetzij bilateraal hetzij eventueel zelfs regionaal. Afspraken maken over wederzijdse erkenning van eikaars (kwaliteits)documenten kan bijvoorbeeld ook moeilijk als principieel bezwaarlijk aangemerkt worden. En grensoverschrijdende milieuproblemen kunnen het wenselijk of zelfs noodzakelijk maken om met de regeringen van de omringende landen milieuafspraken te maken.

Zelfs kan op grond van Romeinen 12 vers 18: Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen, het afsluiten van vredesverdragen met antichristelijke landen, die daartoe strekken dat men elkaar als landen niet zal aanvallen noch elkaar schade zal berokkenen, niet veroordeeld worden, mits daarbij maar in acht genomen wordt dat de vrede met God altijd dient voor te gaan op de vrede met de mensen (Luk. 2:14; Matth. 6:33). Vredesverdragen of wat voor verdragen dan ook die strekken tot oneer van God, tot nadeel van de Gereformeerde religie of die een erkenning van andere godsdiensten inhouden, mogen vanzelfsprekend niet gesloten worden, ook al zou ons land daardoor naar menselijke inschatting grote (financiële) verliezen moeten lijden. Overigens zij nog opgemerkt dat het uit ongeloof en wantrouwen van God aangaan van verbonden, alsof wij als land zonder die verbonden niet langer kunnen functioneren of bestaan, uiteindelijk niets anders zal blijken te zijn dan een vertrouwen stellen op bakken die geen water houden. Is dat vooral niet met het EU-verbond het geval? Terwijl het een nuchter feit is dat Zwitserland en Noorwegen, beide geen EUlid, nog steeds bestaan.

Kortom, niet dat supranationale, maar wel samenwerking wanneer dat noodzakelijk is én voldaan wordt aan de genoemde principiële criteria.

Ten besluite

We willen ten slotte dit artikel besluiten met een toepasselijk citaat uit een Tweede Kamerrede van oud- SGP-Kamerlid C.N. van Dis jr. Het gaat om de rede die hij gehouden heeft op 3 november 1992 in de Tweede Kamer tijdens het debat over het 'Verdrag van Maastricht'. In deze rede heeft hij helder de bezwaren tegen de geestelijke wortels van de Europese Unie opgesomd. Hij sprak onder andere:

"Wij hechten aan de zelfstandigheid, de eigen identiteit van Nederland. Vanuit de geschiedenis voelen wij ons verbonden met een zelfstandig Nederland, met name gezien de invloed die de gezegende Reformatie op onze samenleving heeft uitgeoefend. (...) In de geschiedenis en cultuur van de EG als geheel vinden wij niet veel terug van dat reformatorische erfgoed. En daar liggen voor ons uiteindelijk de diepste motieven tegen het proces van Europese eenwording. Bezwaren dus tegen de geestelijke wortels van de Europese Gemeenschap. Zij is voornamelijk een produkt van een liberaal-humanistisch denken, waarin de mens met zijn zelfontplooiing en autonomie centraal staat. Op economisch gebied zien wij dat in het vrije-marktprincipe. Het gevaar is niet denkbeeldig dat dit principe voor het gehele maatschappelijke leven wordt overgenomen. Het gaat om de mens die zijn eigen normen en waarden stelt. Voor een erkenning van de soevereiniteit van God over het hele leven, ook het politieke leven, is er binnen de EG geen plaats, evenmin als voor de erkenning dat de mens gehouden is aan de normen en waarden die God ons via Zijn Woord heeft gegeven. En die zijn het toch die het echte welzijn beogen. Moet het dan niet verdrieten dat die heilzame geboden als met voeten worden getreden? In geen enkel EG-document hebben wij daar ook maar één verwijzing naar aangetroffen. Moet dat niet tot grote terughoudendheid nopen? Wij zijn nog altijd diep ervan overtuigd dat de boodschap van de Bijbel alleen, met de daarop gegronde Gereformeerde belijdenisgeschriften, de Canones van Dordt, verre te verkiezen is, ook als het gaat om overheid en samenleving, boven bijvoorbeeld de uitspraken en anathema's van het Concilie van Trente. Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig om te beseffen wat ons ten diepste beweegt.

Men kan vragen: maar is de situatie in Nederland beter? Helaas in veel opzichten niet. Toch kunnen wij niet meewerken aan de afbraak van wat God in het verleden gegeven heeft. Eerder het tegendeel zou moeten, namelijk wederkeer tot Hem en een vragen naar Zijn wil. Daartoe wil ik ook nu opwekken. Wat klonken beide coupletten van ons volkslied in de Grote Kerk tijdens het 12, 5-jarig jubileum van onze Koningin plechtig en hartverwarmend. Met name de regel 'Mijn Schild ende betrouwen, zijt Gij, o God, mijn Heer' vraagt toch ook om een leven naar Zijn geboden! Dat klinkt wel heel anders dan het lied 'Alle Menschen werden Brüder' [het volkslied van de Europese Unie; AV],

In dit kader van overwegingen die ons ten diepste hebben geleid tot ons standpunt, mag ook genoemd worden de positie van ons koningshuis, het Huis van Oranje Nassau en daarnaast het teken van soevereiniteit bij uitstek, onze eigen munt, de gulden. Wij begrijpen dat wellicht wat het eerste betreft in ieder geval formeel geen wijziging wordt voorgesteld, maar materieel is er wel degelijk uitholling. Juist op dit cruciale punt van wellicht onomkeerbare besluiten, voelden wij ons gedrongen, uitgebreider stil te staan bij deze principiële noties. Het zijn echter wel de meest wezenlijke zaken die onze houding ten opzichte van de EG bepalen. En die wegen zwaarder dan mogelijke positieve aspecten die de EG ook heeft; dat willen wij niet ontkennen. Zoals ik al zei: alleen in de erkenning van God en het houden van Zijn geboden, is zegen te verwachten. En dat missen wij bij de EG" n) !

Noten:

1) S. Luitwieler, De ChristenUnie en het Verdrag van Lissabon. Kort Commentaar 14, Amersfoort 2008, p. 47

2) Luitwieler, a.w., p. 33-35 3) Zie: De Banier, 10 november 1955 4) Luitwieler, a.w., p. 24

5) Toelichting op het Program van Beginselen van de Staatkundig Gereformeerde Partij, Houten 2003, p. 115 en 118

6) Handelingen Tweede Kamer, 1957-1958, 1 oktober 1957, p. 51

7) K. de Groot, 'De Europese Unie is bijna voltooid', interview met ir. L. van der Waal, in: RD, 25 juni 2003

8) Zie: "Begroting van Buitenlandse Zaken", in: De Banier, 20 februari 1958

9) Zie: In het Spoor, oktobernummer 2005, p. 152-161 en decembernummer 2005, p. 219-227

10) H. Tijssen, 'Rome en Europa', in: In het Spoor, oktobernummer 2005, p. 165-169

11) Handelingen Tweede Kamer, 1992-1993, 3 november 1992, p. 17-1195-1196

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2009

In het spoor | 68 Pagina's

SAMENWERKEN JA, SUPRANATIONAAL NEE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2009

In het spoor | 68 Pagina's