Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZICHTBARE LIEFDE VAN CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZICHTBARE LIEFDE VAN CHRISTUS

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vrijwel niemand zal vandaag de dag willen stellen dat het diaconaat een zaak is van alleen de diakenen. Alle dragers van zowel het bijzondere ambt alswel van het algemene ambt der gelovigen hebben daarin een taak en verantwoordelijkheid. Het is daarom een goede gedachte om het thema ‘Zichtbare liefde van Christus’, ontleend aan de titel van het boek dat als handreiking moet dienen van de diaken, in bredere kring aan de orde te stellen. Want wil de gemeente een diaconale gemeente zijn, dan zullen de ambtsdragers die haar daartoe moeten toerusten, moeten weten waar zij mee bezig zijn. Moeten zij weten wat de inhoud en de vorm van het diaconaat is. Het boek ‘Zichtbare liefde van Christus’ geeft daartoe goede aanzetten.

Als ouderling, bij het lezen van het boek en terugdenkend aan de tijd, dat was 1968, dat we zelf als diaken aantraden, bedacht ik dat de diaken van nu op dit punt toch wel te benijden is. Wij hadden toen ‘enkel maar’ van Von Meyenfeldt ‘De diaken als componist der gemeenschap’, wat op zich toch wel waardevol was. Wat later kwam daar van T. Brienen het boek ‘Onderlinge dienst’ bij, waarin veel diaconale aspecten voorkwamen. Nog later volgde van deputaten ADMA het losbladig Diakonaal Handboek met veel bezinnende en praktische artikelen. Maar het was allemaal verspreid en wat fragmentarisch. Nu is er een boek dat alles omvat. Een stuk bijbelse bezinning, geschiedenis van het diaconaat en een goed opgezet praktisch deel. En dat uit eigen kring. De diaken kan en mag hier best blij mee zijn.

leder heeft zijn eigen voorkeur, mijn grootste interesse hadden het bezinnende deel en vervolgens het praktische gedeelte. Dat wil niet zeggen dat het historische overzicht niet van waarde zou zijn. De vraag die daarbij naar boven kwam, was of de golfbewegingen van het diaconaat zich nog zullen voortzetten of dat we nu mogen verwachten dat er een zekere consistentie zal zijn in de opgaande lijn van het diaconaat.

Diakenen zullen echter vooral veel belang hebben bij het eerste, bezinnende en het laatste, praktische deel. Met aandacht heb ik het hoofdstuk ‘Bijbelse achtergronden’ gelezen met een goede bijbelse fundering van het diaconaat. Daarbij trof mij weer, ook bij het diaconaat, de eenheid van Oud en Nieuw Testament. Het is goed om te constateren dat in de huidige ontwikkeling van het diaconaat de bijbelse lijn aanwezig is, al zijn we nog lang niet op het punt dat het daaraan conform is. Mooi getekend werd de samenhang bij de bijbelse begrippen, liefde, barmhartigheid en gerechtigheid, waarin de dienst in woord en daad tot uiting mag komen.

In ‘De diaken en de diaconale gemeente’ kwam in de praktische benadering en de daarbij gegeven voorbeelden en modellen goed tot uiting hoe het ambtelijk diaconaat moet functioneren en daarbij een stimulans kan zijn voor het gemeentediacomaat. Men vindt er voor de diakenen goede aanzetten in voor een goed in en met de gemeente bezig zijn, waarbij het zicht op de samenleving niet werd vergeten en de bijbelse lijn niet werd losgelaten.

Het is een boek dat iedere diaken en misschien wel elke ambtsdrager ter lezing en verdere bestudering in handen zal moeten hebben. Hiermede spreek ik tevens een groot stuk waardering voor het boek uit.

Zonder daarop iets in mindering te willen brengen wil ik toch wat opmerkingen plaatsen, meer naar aanleiding van dan over het boek. Niet als een soort kritiek maar meer als een stukje aanvulling tot een verdere bezinning. Zij betreffen enkele factoren die mede het functioneren van het diaconaat bepalen.

1. Eenheid van verkondiging en diaconaat

Met prof.dr. Oosterhoff is te zeggen dat ‘liefde te betrachten behoort tot het wezen der verkondiging’ (blz. 48). Men zou kunnen zeggen dat in het betrachten van de liefde al een stuk verkondiging is. In Joh. 13 wordt ons verkondigd dat Jezus de zijnen heeft liefgehad tot het einde. Van die liefde heeft Hij iets laten zien in de voetwassing. Die liefde komt tot uiting in het dienen van Hem en zo is Hij ons daarin tot een voorbeeld. In vs. 34 en 35 wijst Jezus de discipelen er tot driemaal toe op dat zij elkander lief moeten hebben. En dat met de bedoeling dat ‘allen zullen weten dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander’. Met die ‘allen’ worden de buitenstaanders, de ongelovige wereld bedoeld en daartegenover staan de discipelen als representanten van de gemeente van Christus, aldus prof.dr. Versteeg in ‘Oog voor elkaar’. In de verklaring van deze woorden van Jezus verwijst ‘Tekst voor tekst’ nadrukkelijk ook naar Hand. 2 : 42 en v.v. waar gesproken wordt over het volharden bij het onderwijs der apostelen, de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden. Maar ook vs. 44 en 45 ‘zij hadden alles gemeenschappelijk’ en ‘zij deelden uit aan allen, die er behoefte aan hadden’. In dit liefdebetoon komt uit dat zij werkelijk discipelen van Jezus zijn. Dat dit gevolgen heeft blijkt, want ‘zij stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring die behouden werden’.

Hieraan kunnen we zien dat de beoefening van de onderlinge liefde in de gemeente opkomend uit de liefde van Christus, zichtbaar wordt naar buiten en de gemeente werfkracht geeft. Daarmee willen we echter niet zeggen dat de verkondiging met de daad losgekoppeld zou mogen worden van de woordverkondiging. Integendeel. Ik sluit mij echter aan bij wat prof.dr. Van ’t Spijker zegt: ‘Het getuigenis was dat van het Evangelie. Maar er ging niet minder een klaar getuigenis uit van het feit dat het christelijk geloof zich presenteerde via een zeer wezenlijke broederschap’ (blz. 73).

2. Eenheid van de ambten

Het boek, bestemd allereerst voor diakenen, legt veel nadruk op het specifieke van het diakenambt en daarom op de verscheidenheid van de ambten. Maar er is ook het collectieve, de eenheid van het ambt, al kan niet ontkend worden dat er hier en daar in het boek aan wordt gerefereerd. Met name in 1 Kor. 12 en Ef. 4 wordt gesproken over de verscheidenheid, niet alleen van de gaven in de gemeente, maar ook bij de ambten. Zij zijn door Christus gegeven om de gemeente te dienen. Maar daarbij valt de nadruk ook erop dat dit gebeurt in eenheid van het geloof. In de eenheid van de Geest, eenheid van bediening. En dat om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus. Met elkaar waren de ambten en diensten verantwoordelijk voor de groei en bloei der gemeente. Deze schriftuurlijke lijn vinden we terug in artikel 30 Ned. Geloofsbelijdenis, waar wij belijden ‘dat er moeten zijn.… opzieners en diakenen om met de herders de raad der Kerk te vormen en aldus de ware godsdienst in stand te houden en te zorgen dat de ware leer voortgang heeft’ enz. Duidelijk wordt daarin betoogd dat de ambtsdragers, ieder wel in hun eigen ambt, samen verantwoordelijk zijn voor de gemeente en alle arbeid die in en door haar gedaan wordt.

In het Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen (in de nieuwere lezing) vinden we deze lijn ook terug, wanneer nadrukkelijk gesteld wordt dat het Christus behaagt om door hun dienst de gemeente te bouwen en dat zij samen met de dienaren des Woords zorg hebben te dragen voor de gemeente. Het gestalte geven aan het diaconaat, al is dat allereerst een taak voor de diakenen, is tevens de verantwoordelijkheid van de gehele kerkeraad.

3. Samenwerking van de ambten

In ‘Zichtbare liefde van Christus’ wordt enkele malen aandacht gevraagd voor meer betrokkenheid van predikant en ouderling bij het diaconaat. Als ouderling zou ik dat pleit ook willen voeren. Binnen de eigenheid van het ambt zal er in prediking en pastoraat aandacht en inzet moeten zijn voor het diaconaat. Voor wat betreft de ouderling kan dat door, op basis van zijn taakvervulling omschreven in het Formulier, erop toe te zien dat leden der gemeente komen tot beoefening van de gemeenschap, tot onderlinge dienst. Hij kan meehelpen bij de inzameling van de gaven, vooral van de geestelijke. Bij het huisbezoek heeft hij een belangrijke signaalfunctie. Het zal de ouderling bij het aantreffen van een geestelijke nood niet onbekend zijn dat deze, zeker in deze samenleving, veelal samenhangt met een materiële of immateriële nood of daardoor gevolgd wordt. Waar er een wijkdiaken of diaconaal wijkteam is, is het goed om daarmee structureel contact te hebben. Verder kan de ouderling, zeker wanneer hij vroeger diaken was, aan de diakenen, veelal toch jongere broeders, goede adviezen geven. Niet bevoogdend of controlerend, maar stimulerend, om zo naar het woord van de Schrift, elkaar tot een hand en een voet te zijn.

4. Kerkelijke vergaderingen

De vergadering waarmee de diaken het meest te maken krijgt, is de kerkeraad. Bij een groot aantal kerkeraden is er, buiten de brede kerkeraadsvergaderingen, sprake van smalle en diaconale vergaderingen. Dat kan goed werken, maar het is m.i. goed om, als de kerkeraad zo functioneert, op beide laatste vergaderingen een wederzijdse afvaardiging te hebben, zodat men kennis kan nemen van eikaars werk. Wanneer dat niet het geval is, zullen diaconale zaken op de brede raad een vast agendapunt moeten zijn, zodat men van eikaars bezig zijn, als dat relevant is, kennis kan hebben.

Wanneer het diaconaat aan de orde wordt gesteld, mag van predikant en ouderling zeker een attente houding verwacht worden.

Bij de kandidaatstelling voor diaken zal het er in de eerste plaats niet om mogen gaan om de jonge broeder via het diakenambt een opstapje te laten maken naar een later ouderlingschap. Gekeken zal dienen te worden naar diaconale instelling en bewogenheid. Als een diaken goed functioneert, mag eraan gedacht worden hem een volgende ambtstermijn nog eens als zodanig te kandideren, om zo een stukje continuïteit in het diaconaat te verkrijgen.

In het hoofdstuk ‘De diaken en de kerkelijke vergaderingen’ maakt prof.dr. Van ’t Spijker enkele opmerkingen en stelt hij een aantal vragen m.b.t. de afvaardiging naar meerdere vergaderingen. Hij geeft daarbij echter geen antwoorden; of mag ook hier gelden: De vraag stellen is haar beantwoorden? Hij verwijst deze zaak echter naar de kerkelijke vergaderingen en daar behoren ze ook te worden behandeld. Daarom behoeven ze echter hier niet onbesproken te blijven.

Ik onderschrijf enkele opmerkingen voor wat betreft het functioneren van de diaken op meerdere vergaderingen. Uit eigen ervaring en uit gesprekken met vele diakenen weet ik dat het voor hen een moeilijk te verteren zaak is te merken dat hun aanwezigheid daar van geen of weinig nut is. Het geeft een gevoel van frustratie als zij merken dat ze, bij sommige vergaderingen, eigenlijk alleen van belang zijn om te dienen als stemvulling. Men vindt het welhaast discriminatie als men op die vergaderingen allerlei taken opgedragen krijgt die niets met het diaconaat te maken hebben, zoals o.m. het optreden als stemcommissie. De diaken als knecht van de bisschop hebben wij terecht afgeschaft, maar via de achterdeur van de meerdere vergaderingen is hij weer binnengehaald. We zwijgen nog maar over het feit dat het wel eens voorkomt dat, wanneer dan eens het punt diaconale zaken aan de orde is, de diakenen bezig zijn met bijv. het tellen van de stemmen.

Tenslotte

Deze opmerkingen werden gemaakt om te komen tot een verdere bezinning. Het zal tot gevolg moeten hebben een goed functioneren van de diaken, zodat deze, met medewerking van de andere ambten, de gemeente zal stimuleren tot het zijn van een dienende gemeenschap. Een gemeente die er als vrucht van het werk van Christus door de Heilige Geest is als een lichtend licht, een zoutend zout. Opdat Christus ook in en door het bezig zijn van ons allen verkondigd wordt. Ik sluit af met wat gezegd is in 1 Petrus 4, verwoord in één van onze Schriftberijmingen”

‘Laat als u spreekt uw woord steeds zijn

een echo van Gods stem

en laten diensten, groot en klein

een weerschijn van Gods daden zijn,

verricht in kracht van Hem’.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1993

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

ZICHTBARE LIEFDE VAN CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juni 1993

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's