Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestig en soms ongeestelijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestig en soms ongeestelijk

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog heel goed herinner ik mij, vanuit mijn jeugd, een fel afwijzende reactie van mijn predikant op een boek van ds. Okke Jager: "De humor van de Bijbel". Nu heb ik nooit het boek van Okke Jager gelezen, maar ik denk dat er ook weinig voorbeelden van opzettelijk humoristisch taalgebruik in de Bijbel zijn aan te wijzen. De enige voorbeelden die ik kan bedenken, zijn misschien het ironisch taalgebruik van Jotham in Richteren 9 en de sarcastische spot van Elia met de Baaipriesters in 1 Koningen 18.
Intussen maken deze voorbeelden wel duidelijk dat het geestige spel met woorden, dat humor eigenlijk is, niet per definitie ongeestelijk behoeft te zijn. Ik denk zelfs dat we mogen zeggen dat de humor een kostelijke gave, een gave van God, kan zijn. Het is alleen wel van belang hóe deze gave gebruikt wordt. Jacobus wijst op het gebruik van de tong, waarmee wij God en de Vader kunnen loven, maar ook de mensen kunnen vervloeken die naar de gelijkenis van God gemaakt zijn.
Zo is het ook met de humor. Een prachtige gave, als ze goed gebruikt wordt. We kunnen ze gebruiken in de vorm van milde (zelfjspot om eigen of andermans vermeende gewichtigheid te relativeren of de ernst van de problemen waarmee we worstelen wat te verlichten. Humor wordt in dit verband nogal eens genoemd het spel van de lach en de traan.

Andere kant
Ik moet in dit verband vaak denken aan de schrijfsels van ds. Doornenbal. Een man van grote levensernst. Ernst omdat hij de godvruchtige omgang met God en met zijn naaste kende en beoefende. Ook loodzware levensernst vanwege zijn karakter, geaardheid en levensomstandigheden. Een man die daardoor veel geleden heeft. Maar die ook weet had van de vreugde die alle leed overstijgt. Vreugde vanwege de soms kennelijk ondervonden vrede met God èn met de naaste èn ook, naar het woord van Job, met de natuur. Maar ook een man die de gave van de humor kende. „Ze is", zo schrijft hijzelf, „een glimlach die doorbreekt door de tranen van ons levensleed en onze levensstrijd. Zonder humor was ons leven toch heel triest en troosteloos." Nameloos arm voelde hij zichzelf vaak, maar wat was hij toch ook rijk. Ook door de gave van de humor die God hem had gegeven. Er zit aan de gave van de humor, het geestig spel van woorden, ook een andere kant. Een heel gemene kant. Woorden kunnen, naar het gezegde van de Spreukendichter, een medicijn zijn. Maar wat kunnen woorden ook pijn doen en kwetsen. Wat kunnen woorden verwonden, soms voor een heel leven.
Vooral woorden waartegen we ons niet kunen verweren. Ik denk aan het kwaad van de laster. Maar ook juist aan die zogenaamd grappige woorden, waarmee we een spelletje spelen met iemand. Schijnbaar een heel onschuldig spelletje. „Het is toch maar een grapje?" Maar grapjes kunnen dodelijk zijn! Ook taalgrapjes, als ze vaak en steeds tegen dezelfde persoon gebruikt worden. Vooral als het slachtoffer niet over de taalvaardigheid beschikt om de bal terug te kaatsen. Ik denk dat bijvoorbeeld heel wat faalangst bij sommige jongeren daar zijn bron vindt. Faalangst die zo'n zware domper kan zetten op alle levensvreugde (schrijver dezes spreekt uit eigen ervaring!) Beseffen we dat als jongeren, ouderen en leerkrachten?

Norm
Ik las onlangs de in dit verband rake woorden van Calvijn, als hij in zijn Institutie het negende gebod uitlegt: „Ja, ook hiertoe strekt dit gebod zich uit, dat wij niet streven naar platte geestigheid, die van bittere schimp doortrokken is, waardoor de fouten van een ander, onder schijn van spel, bijtend worden gehekeld (zoals sommigen plegen te doen, die, terwijl ze een ander schaamrood doen worden en doen zuchten, zelfde lof van geestigheid najagen), aangezien tengevolge van zulk een lichtzinnigheid de broeders soms in niet geringe mate beschimpt worden."
Wat is nu de norm voor het goede en verkeerde gebruik van de gave van de humor? De eerder genoemde Jacobus reikt ze ons aan in zijn brief, als hij, sprekend over het gebruik van de tong, wijst op de zachtmoedige wijsheid. Dat is de wijsheid die niet aards, natuurlijk en soms zelfs duivels is, maar een wijsheid die van boven is. De wijsheid van de vreze des Heeren, die de naaste geen kwaad doet.

Afscheid
Ik wil die uitspraken van de Heilige Schrift en van enkelen van haar uitleggers graag ter overdenking en betrachting meegeven in mijn laatste Beurtelingsartikel. Beurtelings moet na acht jaar ook wat mij betreft echt beurtelings worden. Wel wil ik graag een enkel afscheidswoord schrijven. Vooral aan jongeren en ouders en ook aan leerkrachten onder mijn lezers. Ik wens ze graag zachtmoedige wijsheid en de bron daarvan, de vreze des Heeren, toe. Die wijsheid, die zachtmoedigheid en die vreze zijn tot eer van God en tot welzijn van onze naaste. En die zijn tenslotte toch ook tot welzijn van onszelf Als ik dit zo schrijf, moet ik ook zelf in de spiegel kijken. Ik hoop toch ook met een milde glimlach. Er was soms of misschien wel vaak ook dwaasheid en gebrek aan wijsheid in wat ik schreef Ik hoop dat de lezers, met een eveneens milde glimlach, dat vergeven. En als er ooit iets van wijsheid, van troost of onderwijs in was: dan was het van de Heere. Hij vergeve het mijne en Hij zegene het Zijne.
Twee dingen wil ik nog noemen: allereerst dat ik destijds met de redactie heb afgesproken dat ik, vanwege mijn werkdruk als docent taalonderwijs en godsdienst aan de Driestar en als ambtsdrager in een grote gemeente, niet zou reageren op brieven naar aanleiding van mijn Beurtelingsstukjes. Het spijt me echt dat ik die afspraak moest maken, maar het kon niet anders. Het tweede is dat ik met vreugde mijn plaats inruim voor een van mijn oud-leerlingen, dr. J. van der Wal. Ik wens hem in alles de zachtmoedige wijsheid toe die ontspringt uit de bron van de vreze des Heeren. j< />

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 november 1996

Terdege | 80 Pagina's

Geestig en soms ongeestelijk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 november 1996

Terdege | 80 Pagina's