Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

THEODORUS VAN DER GROE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

THEODORUS VAN DER GROE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Theodorus van der Groe werd nu ruim drie eeuwen geleden op 3 september 1705 te Zwammerdam geboren. Hij was predikant van 1730-1784. In Rijnsaterwoude mocht hij arbeiden van 1730-1740. In deze gemeente is Van der Groe tot waarachtige bekering gebracht. Daarna heeft hij gearbeid in Kralingen van 1740- 1784, zijn sterfjaar. Hij mocht getrouw zijn tot de dood en de kroon des levens ontvangen.

Levensloop

Theodorus van der Groe werd 3 september 1705 te Zwammerdam geboren. Hij is één van de bekendste vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie. Hij wordt wel gezien als de laatste vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie. Het is een bekende uitdrukking: ‘Van der Groe deed het hekje toe.’ Zijn vader was ds. Ludovicus van der Groe, predikant in Zwammerdam. Theodorus had een oudere zuster, Eva, en een jongere broer, Simon. Zijn vader, Ludovicus van der Groe, overleed op bijna veertigjarige leeftijd na een lang en smartelijk ziekbed. De weduwe moest verder voor haar kinderen zorgen. Na de lagere school doorlopen te hebben, ging Theodorus naar de Latijnse school (te vergelijken met het gymnasium). Daarna studeerde hij theologie in Leiden. Na zijn beroepbaarstelling duurde het een half jaar voordat hij een beroep kreeg van de gemeente van Rijnsaterwoude. Hij werd daar tot predikant bevestigd op 19 maart 1730. Maar de jonge predikant was onbekeerd. Hij predikte Christus en wees de enige Weg aan. Maar zelf kende hij Christus niet en was blind in de weg die de Heere met Zijn uitverkorenen houdt. Er was een vrouw die af en toe bij Van der Groe kerkte en het middel mocht zijn in Gods hand tot zijn bekering. In de herfst van 1735 werd hij op 30- jarige leeftijd krachtdadig bekeerd. Hierdoor werd zijn prediking verdiept. Diep daalde hij af in de doodstaat van de mens. Hij peilde de arglistigheid van het verdorven hart. Zelfonderzoek ging hij sterk beklemtonen. Hij riep zijn hoorders op zich te toetsen aan de Bijbel. Het ging ook doorklinken in zijn prediking alles schade en drek te achten om de uitnemendheid van de kennis van Christus. In een preek gehouden 19 augustus 1736, dus na zijn bekering, lezen we als slot: “Ziedaar, mijne toehoorders, zo hebben we u dan voorgesteld en opengelegd, hoe velerlei valse en bedrieglijke soorten van schijnbekeringen er wel in de wereld zijn. Daarom, met recht vraagt de onderwijzer met zoveel nadruk zijn leerling naar de ‘waarachtige’ bekering.” Op 10 juli 1740 werd hij predikant van Kralingen. Hij werd bevestigd met de woorden uit Openbaring 2:10 “Zij getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens.” Tot zijn dood toe heeft hij mogen arbeiden in Kralingen. Op 49- jarige leeftijd trad hij in het huwelijk met Johanna Bichon, die 45 jaar oud was. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.

Groot verval

De Gouden Eeuw, de eeuw voordat Theodorus van der Groe leefde, was een tijd van bloei geweest. Dit geldt zowel het maatschappelijk terrein als het kerkelijke leven. Veel vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie leefden in de 17e eeuw. Denk bijvoorbeeld aan de bekende Voetius. De 18e eeuw was daarentegen een eeuw van verval. Het ging economisch bergafwaarts. Dit klinkt door in de biddagpreken van Van der Groe. In deze biddagpreken riep Van der Groe ernstig op tot wederkeer en bekering. Ook kerkelijk waren er grote zorgen. Als boetgezant legt Van der Groe de vinger bij het droevig verval in Gods kerk: het ontbreekt bij velen aan de ware bevinding. Als oorzaak van het verval ziet Van der Groe het gebrek aan geestelijke kennis. Er is maar weinig kennis van God, van Zijn waarheden, van Zijn wegen en van Zijn werken. Er is in zijn dagen sprake van veel geesteloze en schoolse letterkennis, waardoor alleen de woorden en de uitwendige vormen van Gods Woord worden bewaard, zonder waarachtig licht van genade, van kracht, van geest en leven in het hart. Er is sprake van openbare zonden en goddeloosheden, waartegen Van der Groe krachtig waarschuwt in zijn biddagpreken. Er is geveinsdheid en huichelarij, onwetendheid, lauwheid en twijfel, verdorvenheid en geesteloosheid. In een biddagpreek over Jesaja 29:10 lezen we het volgende: “Dat dodelijk verval in kennis, in geloof, in heiligheid en in alle delen van de godsdienst, dat nu overal gevonden wordt onder de leraars en andere dienaren van de kerk: een verval zo droevig, zo groot en zo algemeen dat het nauwelijks te noemen of te beschrijven is.” Van der Groe vroeg zich af of er nog wel kennis was van tweeërlei genade en overtuiging. De tijd waarin hij leefde kenmerkte zich naar zijn gevoelen vooral door duisternis, dwaling en verleiding. De waarheid struikelde op de straten.

Toetssteen

In de jaren 1752/53 gaf Theodorus van der Groe zijn levenswerk uit onder de titel “Toetsteen der waare en valsche Genade.” In de Toetsteen wordt onderscheid gemaakt tussen de zaligmakende genade en de gemene gaven of werkingen van de Heilige Geest. De Toetsteen bestaat uit vier hoofdstukken, uitgegeven in twee delen. Het eerste hoofdstuk is een inleiding tot het gehele werk. In de andere drie hoofdstukken is de Heidelberger Catechismus gevolgd In de Toetsteen loop de bespreking van de algemene, niet zaligmakende bevindingen gelijk met de behandeling van de zaligmakende bevindingen. In het wezenlijke verschil tussen de tweeërlei werking van de Heilige Geest ligt de scheiding tussen het geestelijke leven en de geestelijke dood. In de Toetsteen wordt ook geschreven over de rechtvaardigma-king, over de bekering en over de Wet. Het gaat in de Toetsteen over het verschil tussen het zaligmakend werk des Geestes in de harten der oprecht gelovigen en het schijngees-telijk werk van de geveinsden en tijd-gelovigen. De kennis in ware gelovigen en wedergeborenen is heel anders dan die in tijdgelovigen en onwedergeborenen. De ware gelovigen hebben een ware kennis, ware bevinding, van God en Zijn Woord. Zij hebben een ware geestelijke kennis door de verlichting van de Heilige Geest in hun gemoed. De tijdgelovigen en onwedergeborenen kunnen enige kennis van God en van de waarheden van het Evangelie hebben, maar het is geen ware kennis, geen ware bevinding. Het is alleen maar een algemene en natuurlijke kennis door de algemene verlichting van de Heilige Geest. Er kan wel enige ware uitwendige kennis zijn, maar de inwendige, zaligmakende kennis wordt gemist. Het is mogelijk rechtzinnig over de zonde te spreken en dit aan anderen voor te houden, zonder zaligmakende hartekennis van de zonde. Van der Groe gebruikt het voorbeeld van een blinde. Een blinde kan uitwendig en voorwerpelijk weten hoe dingen eruit zien, maar hij heeft zelf nooit die dingen gezien. We mogen ons de vraag wel stellen: Is mijn kennis van God en Zijn Woord de ware kennis? Is wat ik voor bevinding houd de ware bevinding? Want er kunnen aandoeningen zijn in het gemoed, de prediking kan veel veranderingen te weeg brengen, terwijl er geen ware bevinding is. Gods Woord is het enige richtsnoer in deze zaken.

De Nijkerkse beroeringen

Hoe oordeelde Theodorus van der Groe over de zogenaamde Nijkerkse beroeringen? Deze beroeringen ontstonden in 1749. Van der Groe heeft erover geschreven in biddagpreken en in zijn boek ‘Toetsteen der ware en valse genade’. Ds. Kuypers hield 16 november 1749 in Nijkerk een preek over Psalm 72:16 “Is er een handvol koren in het land op de hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon.” De onbekeerden werd het gevaarvolle van hun toestand onder ogen gebracht. De volgende avond gaf hij openbare catechisatie over de tekst en de gehouden preek. Veel mensen werden hierdoor geraakt. Er was in de weken die hierop volgden in de straten van Nijkerk een groot geroep en geween te horen. Mensen waren maar van één ding vervuld: ‘Hoe krijg ik een genadig God?’ Een bekende herbergier sloot zijn herberg en maakte het geschikt voor godsdienstoefeningen. Was dit zaligmakend werk of waren het uitingen van wonder- en tijdgeloof? In de toetsteen veroordeelt Van der Groe zogenaamde enthousiasterij. Was Van der Groe te radicaal in zijn veroordeling? We lezen op blz. 131 van het boekje van W. Fieret: “Hierop is een genuanceerd antwoord te geven. Ds. Van der Groe bracht zelf ook nuances aan. Toch heeft hij vanuit pastorale bewogenheid te weinig oog gehad voor de positieve kanten van de gebeurtenissen in Nijkerk en elders. Het heeft er alle schijn van dat hij te veel de Nijkerkse beroeringen vereenzelvigde met niet-gereformeerde en onbijbelse mystiek.” Op blz. 133 lezen we: “Deze vier aspecten - het diepe besef dat hij leefde in een tijd van groot verval, de sterke nadruk op het onderscheid tussen waar en vals geloof, een strak logische denktrant en een pessimistische toekomstvisie - kunnen gezamenlijk ter verklaring worden aangevoerd voor het scherpe oordeel over de Nijkerkse beroeringen.”

N.a.v. W. Fieret, Theodorus van der Groe, Bewogen zielzorger in een eeuw van verval, 148 blz,14,90, Uitgeverij Den Hertog - Houten, 2005, ISBN 90-331-1953-6.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's

THEODORUS VAN DER GROE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 januari 2006

Bewaar het pand | 12 Pagina's