Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een boek over het aanbod

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een boek over het aanbod

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Van Es schreef een dik boek over het aanbod van genade, zoals dat door een groep predikanten in de tweede helft van de achttiende eeuw is gebracht. De vele waardevolle citaten uit tal van preken namen niet weg dat ik na het lezen van het boek met een onbevredigend gevoel bleef zitten. Vorige week zagen we dat dit samenhangt met de wijze waarop de schrijver de achttiende eeuw tekent. We willen bij deze periode uit de kerkgeschiedenis zelf enkele vragen stellen die Van Es schijnbaar over het hoofd heeft gezien om tenslotte iets te zeggen over zijn persoonlijke opvattingen.

Vooraf willen we nog eens herhalen wat we in het eerste artikel stelden. Binnen de stroming van het Nieuwe Licht klonk een hartelijke en guimende prediking die met ernst en bewogenheid opriep tot bekering en geloof in Christus. Er zijn in ons land in die tijd godvrezende predikanten geweest die als een herder achter de kudde aandrongen. Toch is de vraag gaan dringen of Van Es de tweede helft van de achttiende eeuw niet te positief heeft ingeschat. Is zijn aandacht niet zo opgeslokt geweest door het onderwerp van het aanbod van genade dat hij het grotere geheel uit het oog heeft verloren? In zijn inleiding schrijft hij: 'Ik voel mij dan ook ontslagen van de plicht om aan te tonen dat zij (de predikers van het Nieuwe Licht) ook rechtzinnig over de verkiezing hebben gesproken'. Ook onderwerpen als de algemene verzoening en de toeëigening van het heil heeft Van Es laten liggen. Is dit zo verstandig geweest? Iemand kan rechtzinnig spreken over de toeëigening van het heil, het wel- behagen Gods als bron van de zaligheid leren, de doodslaat van de mens bevestigen, het plaatsmakende werk voor Christus beamen, instemmen dat de drie stukken beleefd moeten worden, de algemene verzoening verwerpen terwijl deze zaken toch onvoldoende in de prediking doorklinken. Het evenwicht kan zoek zijn. Met nadruk: ik zeg hiermee niet dat dit voor de predikanten van het Nieuwe Licht geldt. Maar Van Es had dit meer moeten onderzoeken. Er bestaat immers ook een type prediking waarin zoveel aandacht is voor het aanbod van genade dat de bovengenoemde elementen er onvoldoende meer in functioneren. Is dat niet een punt van zorg in onze tijd?

Verzwakt

Hoe waarderen we de tweede helft van de achttiende eeuw? Mogen we spreken van een bloeiperiode in de kerk? Niet bepaald. Het was een periode van verdergaand verval. De innerlijke kracht van de Gereformeerde Kerk was sterk verzwakt, de hartelijke verbondenheid aan de leer der vaderen werd steeds minder uitgesproken. Hoe komt het dat de invoering van het Algemeen Reglement in 1816 en van de bundel Evangelische Gezangen zo geruisloos ging? Er was wel hier en daar verzet, maar dat was zo sterk niet. Voor de lieflijke, zoete tonen van de Evangelische Gezangen was blijkbaar een voedingsbodem ontstaan. En de invoering van de Psalmberijming van 1773 was echt niet alleen om de 'kreupelrijm' van Datheen in te wisselen voor een goedlopende berijming. Met ' 1773' kwam er ook een scheut gematigd verlichtingsdenken mee die, op een enkele uitzondering na, zonder meer werd geaccepteerd.

Mogen we dit de predikers van het Nieuwe Licht aanrekenen? Zover willen we beslist niet gaan. We plaatsen kanttekeningen bij de tweede helft van de achttiende eeuw en menen dat ook de predikers van het Nieuwe Licht niet buiten dit langzame, stapsgewijze proces van verval in de kerk hebben gestaan. In elk geval zouden we bij hen graag een sterker verzet hebben gezien tegen de algemene, tamelijk optimistische godsdienst die deze periode meer en meer veroverde. Het separerende element is in zo'n tijd zo nodig. Dat hebben Comrie en Holtius in hun Examen van het ontwerp van Tolerantie en Van der Groe in zijn Toetssteen van ware en valse genade zo juist gezien. Mede daarom zijn we het er beslist mee oneens dat Van Es de stroming van het Nieuwe Licht laat beginnen met Comrie en dat hij Van der Groe tot de personen rond het Nieuwe Licht rekent. De gronden die hij hiervoor aanvoert, zijn heel zwak.

Herdrukken

Het is opvallend dat juist tussen 1750 en 1800 steeds minder werken van bevindelijke oudvaders zijn herdrukt. Er leek geen markt meer voor te zijn. Enkele voorbeelden. Het ABC van Comrie is tussen 1777 en 1833 niet meer gedrukt, zijn Eigenschappen des zaligmakenden geloofs zag na 1753 nog één keer het licht in 1778 en daarna was het over; de catechismusverklaring van Van der Kemp verscheen na 1779 niet meer, de catechismus van Smytegelt na 1780 niet meer, zelfs naar Brakels Redelijke Godsdienst was steeds minder vraag, terwijl de geschriften van zijn godzalige vader Theodorus a Brakel al helemaal niet meer werden gedrukt. De werken van onze bevindelijke oudvaders raakten langzaamaan buiten beeld. Dat geeft te denken! Van Es meldt terloops dat pas na de Afscheiding er predikanten kwamen die zich tegen het Nieuwe Licht keerden. Dit had hem te denken moeten geven. We zijn er van overtuigd dat de Heere in de tijd rond de Afscheiding krachtig gewerkt heeft. Het leek alsof Gods volk uit de schuilhoeken tevoorschijn kwam toen de bevindelijke prediking weer werd gehoord. Hendrik de Cock ging de Institutie van Calvijn lezen. Opmerkelijk is dat juist na de Afscheiding de werken van de oudvaders weer werden herdrukt. Er kwam weer vraag naar Van der Kemp, Comrie, Justus Vermeer, a Brakel. Als er juist in deze tijd bezwaren opkomen tegen de prediking van het Nieuwe Licht geeft dat te denken. Daar had Van Es niet aan voorbij mogen gaan.

Ds. Kersten

Hieraan is nog een opmerking toe te voegen. We zijn er van overtuigd dat de Heere in de begintijd van onze Gereformeerde Gemeenten krachtig heeft gewerkt. Er werden nieuwelingen in Sion geboren, er was opwas in de genade en kennis van de Heere Jezus Christus, er was geoefend volk van God. Er was ook belangstelling. mogen we zeggen, honger naar de geschriften van onze oudvaders. Echter, betrof deze belangstelling de periode die Van Es beschrijft? De preken van Avinck en Clarisse werden hier en daar wel gelezen, het boek van J. Temmink over het hogepriesterlijke gebed was geliefd, maar vielen Gods kinderen in de begintijd van onze gemeenten niet veel meer terug op oudvaders als vader en zoon a Brakel, Comrie, Hellenbroek, Smytegelt, Van der Kemp en Justus Vermeer? In hoeveel boekenkasten stonden juist deze werken? Waarop valt ds. Kersten terug in zijn Dogmatiek en Catechismus? Wat de Engelsen en Schotten betreft beval ds. Kersten graag de Erskines, Boston, Watson en Perkins aan; over James Hervey, die zo'n grote invloed had op het Nieuwe Licht, horen we hem, voor zover mij bekend, niet eens. Over Wesley, Doddridge en Watts evenmin. Onze gemeenten hebben altijd willen staan in het spoor van de reformatoren en oudvaders. Velen uit ons voorgeslacht hebben door Gods genade geleefd bij die geschriften, waarin ze zielenvoedsel vonden. Vonden ze in die geschriften meer geestelijk voedsel, een grotere bevindelijke diepgang dan in de werken die Van Es voor het voetlicht haalt? Dan heeft dat ook ons veel te zeggen.

Tenslotte, we zijn het oneens met J. van Woensels bedenkingen tegen het aanbod van genade. Van Woensel trekt nogal eens conclusies uit conclusies en redeneert nogal eens door. Dat is niet verstandig. Tegelijkertijd moeten we ons afvragen waarom iemand als Van Woensel bedenkingen had tegen het aanbod van genade. Hij zal toch ook begeerd hebben dat arme zondaren de rijkdom van het Evangelie mochten leren kennen! Zou de oorzaak misschien zorg geweest zijn dat er in zijn dagen steeds minder gesepareerd werd in de prediking? Zou het soms zijn dat mensen die heel veel nadruk leggen op het aanbod van genade het gevaar lopen de noodzaak van de wedergeboorte te vergeten en weinig spreken over het soevereine genadewerk Gods, dat juist voor Gods Kerk van zo grote troost is? Andersom is het gevaar overigens ook groot! Vrees voor zelfbedrog mag nooit het aanbod van genade verduisteren. Rutherford wilde Gods genade ruim blijven prediken, al aten de honden het brood op. In elk geval lijkt volgens Van Woensel de prediking in zijn dagen nogal eens op de algemene genade en werd de orde van het heil veranderd. Nu kan dit een onbillijk verwijt zijn. Maar misschien zag Van Woensel wel een groot gevaar. Dat had Van Es nauwkeurig moeten onderzoeken.

Speciaal doel

Van Es heeft in zijn boek zeer veel geciteerd. Met een zeer speciaal doel. In de inleiding van zijn boek schreef hij al dat er lijnen zijn naar onze eigen tijd. In een slotparagraaf komt hij daarop terug. Maar ook tijdens het citeren uit de preken van het Nieuwe Licht kon hij het blijkbaar niet laten om zijn persoonlijke visie op de prediking in onze tijd te verwoorden. Van Es heeft daarvoor vooral voetnoten benut. Meestal worden deze gebruikt voor verwijzingen naar de literatuur; voor het uitdragen van een eigen visie zijn voetnoten niet echt een geschikt middel. Dat terzijde. In elk geval laat Van Es middels de voetnoten het achterste van zijn tong zien. Daarmee proeven we ook vanuit welke opzet hij zijn boek heeft geschreven.

In een preek over de brief aan de Kolossenzen schrijft Th.A. Clarisse dat het geen vermetelheid is de aangeboden genade zonder enige voorwaarde aan onze zijde te omhelzen. Een beetje vinnig tekent Van Es in een voetnoot aan: 'Dit mag ook wel eens opgemerkt worden door hen die altijd in de Bijbel willen inlezen wat er niet staat, zoals bijv. dat Zacheüs schuldverslagen naar Jezus op zoek was...'. In een andere voetnoot lezen we: 'Kan men dan wel, zoals heden ten dage gebeurt, spreken over Christus als een voor zichzelf 'verborgen Persoon', maar ondertussen wel weten 'op de goede weg te zijn'? ' Zulke voetnoten zijn er meer. Ze komen niet sympathiek over en geven een onbestemd gevoel. De toon die zo her en der in het boek aangeslagen wordt, wekt in elk geval de indruk dat Van Es de studie geschreven vanuit een wat polemische houding. Dit zorgt helaas voor een zekere vervreemding tijdens het lezen.

Kern

In een concluderend hoofdstuk trekt Van Es lijnen naar het heden. Het verschil van inzicht tussen ds. A. Verhagen en dr. C. Steenblok over het aanbod ging volgens Van Es over de 'kern' (!) van het Evangelie. Voor- en tegenstanders van het aanbod van genade verstaan elkaar ten diepste niet, vindt Van Es, 'omdat met een andere schriftvisie heeft'. Voor de voorstanders is de Bijbel echt Gods Woord, voor de tegenstanders is het telkens maar weer speuren of er in dat 'voorwerpelijke' Woord een woordje voor hen bij is, dat onderwerpelij k toegepast moet worden. Hier moeten we echt zeggen: schrijver, je bent nu wat op hol geslagen. Dit versterkt je hele betoog niet.

De Dordtse Leerregels spreken onbekommerd over het aanbod van genade mét de uitleg hoe Gods Geest de genade daadwerkelijk in het hart werkt. De verloren zoon ontving een vrij en hartelijk welkom van zijn vader. Vader was zeer gewillig om zijn ongehoorzame zoon te ontvangen. Dat moet benadrukt worden. Maar we moeten ook blijven uitleggen hoe de verloren zoon aan 's vaders voeten terechtkwam. De verloren zoon is grondig ontdekt aan zijn ellende en met een schuldbelijdenis op zijn lippen terug naar huis gegaan. En daar, als een onwaardige, die waard was dat vader hem van het erf wegjoeg, ontving hij genade. Voor wie krijgt de genade Gods waarde? Voor verlorenen! Sprak de Heere Jezus niet Zelf de veelbetekenende woorden uit: de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Wie zijn dat, verlorenen? Dat vraagt uitleg, want o zo gemakkelijk zeggen we dat we verloren zondaren zijn, maar hoe hebben we dat beleefd? Opnieuw een vraag: ligt hier niet een punt dat in onze tijd ook overdacht moet worden? Ligt hier misschien zelfs een kernprobleem in de discussie over het aanbod van genade? Zij die dit aanbod gepredikt willen hebben, staan op de bodem van Gods Woord en onze belijdenisgeschriften. Laten we dat vasthouden! Maar tegelijkertijd horen we juist mensen die zo heel erg in de weer zijn met het aanbod, soms zo weinig spreken over het toepassende werk van Gods Geest. Hoe komt dat?

Lessen

Wat willen we uit het boek van Van Es leren? In de achttiende eeuw gebeurde het wel dat aanhangers van het algemeen, welmenend aanbod van genade het etiket kregen van 'remonstrants' of 'pelagiaan'. Op deze manier blokkeer je zonder meer een inhoudelijk gesprek. Datzelfde geldt als een prediking waarin de noodzaak van het plaatsmakende werk voor Christus doorklinkt het stempel krijgt van 'voorwaardelijk' of 'scholastisch'. Laten we aan dit plakken van etiketten toch niet meedoen. Verdachtmakingen zijn altijd schadelijk in een gesprek over wezenlijke zaken. In zijn inleiding stelt Van Es dat het aanbod van genade eigenlijk geen onderwerp is om over te discussiëren. 'Harde woorden en een wederzijds eikaars mening opdringen zullen nooit het gewenste effect hebben', is zijn stellige overtuiging. Hartelijk mee eens. Laten op deze manier onze winst doen met Nieuw Licht, met de bede of de Heere ons allen een bewogen hart wil schenken, opdat we in dezelfde bewogenheid als de mannen van het Nieuwe Licht het Evangelie van Gods vrije genade aan het hart van de gemeente mogen leggen.

N.a.v. T. van Es, Nieuw licht; de strijd om en de predildng van het aanbod van genade in de periode 1750-1800 (Uitg. De Groot Goudriaan, Kampen, 2005); 704 blz; ISBN 90 6140 904 7; € 34, 90.

Middelburg,

ds. J.M.D. de Heer

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juli 2005

De Saambinder | 16 Pagina's

Een boek over het aanbod

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juli 2005

De Saambinder | 16 Pagina's