Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN STICHTELIJK WOORD DOOR EEN STUDENT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN STICHTELIJK WOORD DOOR EEN STUDENT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De praktische gang van zaken

Het is bekend dat studenten na voldaan te hebben aan de vereisten van het vierde studiejaar, bij het curatorium preekconsent kunnen aanvragen.

Het voorgaan in de kerken geschiedt onder de noemer van ”preekconsent”. Studenten zijn geen ambtsdragers (behoudens een enkele uitzondering; er zijn studenten die in hun plaatselijke gemeente ouderling zijn). Zij mogen echter binnen het kader van de daarvoor geldende regeling, proponeren. Een ander woord daarvoor is: een stichtelijk woord spreken. Dat wordt hun toegestaan in het kader van de opleiding tot predikant. Vanouds is het gebruikelijk dat studenten gelegenheid krijgen om zich voor het ambt te bekwamen mede door het spreken van een stichtelijk woord. Deze ”oefening” is onderdeel van de opleiding.

In de kring van hoogleraren en van curatoren is over dit onderdeel de laatste tijd meermalen gesproken. Hoe kan deze ”oefening” het best aan haar doel beantwoorden? Dat is niet alleen een zaak van ”Apeldoorn” en de student, maar ook van de kerkeraden. Over het aandeel van de kerkeraden daarin wil ik graag enkele dingen naar voren brengen. Dit geschiedt naar aanleiding van bovengenoemde gesprekken en na instemming van de rector met de inhoud van dit artikel. De formulering ervan komt voor mijn rekening.

Graag wil ik eerst iets vertellen over wat er bij de verlening van preekconsent komt kijken. De studenten moeten in hun derde studiejaar een preekvoorstel inleveren bij mij, omdat het vak predikkunde (homiletiek) tot mijn leeropdracht behoort. Die preek bespreek ik met de student onder vier ogen. In hun vierde studiejaar moeten ze op het college praktische homiletiek een preek houden. Deze wordt beoordeeld door enkele studenten onder verschillende gezichtspunten (taal, stijl, liturgie, voordracht, exegese en homilese). Het eindoordeel wordt door mij geleverd.

Deze preek wordt op de video opgenomen. Na het oordeel van enkele aanwijzigen over de voordracht en de stijl gehoord te hebben, kijken we terug naar een deel van de opname. De student kan dan nagaan of hij de uitgebrachte kritiek terecht vindt en hoe hij tegen zijn eigen voordracht aankijkt.

In dat vierde studiejaar moet de admissiale student ook een preek houden over een hem door het college van hoogleraren opgegeven tekst. We noemen deze ”oefening” het kritiekcollege. Op zo’n morgen zijn alle hoogleraren aanwezig. Hun andere colleges staan dan stil. Zij nemen allen, met enkele studenten, deel aan de beoordeling van het preekvoorstel.

Wat de student met de uitgebrachte kritiek doet en hoe hij deze in een vernieuwde of herschreven preektekst verwerkt, wordt niet verder nagegaan. We nemen aan dat iedere student zijn winst doet met de uitgebrachte kritiek en de geboden hulp. Soms wordt gezegd: deze preek kan zó in de gemeente niet worden gehouden.

Als aan alle verplichtingen van het vierde studiejaar (tentamens, scripties en werkopdrachten) is voldaan, kan de student bij het curatorium preekconsent aanvragen. Hij moet dan over een door hemzelf gekozen tekst vier weken voor de datum van de curatoriumvergadering een preekvoorstel inleveren. Deze wordt naar iedere curator gezonden. In de curatorenvergadering krijgt iedere curator gelegenheid om iets over de preek te zeggen. Deze opmerkingen worden meegenomen naar het gesprek dat het moderamen van het curatorium heeft met de student. Soms wordt de preek onvoldoende bevonden. Dan wordt het preekconsent nog niet verleend. Er moet dan voor een volgende vergadering een andere preek worden ingeleverd.

Om dit overzicht af te maken deel ik mee dat studenten die preekconsent krijgen, gedurende maximaal drie perioden tot aan hun kandidaatsexamen zeven maal mogen voorgaan. In de zomervakantie zijn ze vrij hun zondagen te besteden waar ze dat graag doen. Wel wordt erop aangedrongen vooral aan vacante gemeenten te denken. In de weken tijdens de cursus moeten de afspraken via de praetor worden gemaakt. Het college van hoogleraren moet deze afspraken goedkeuren, alvorens ze definitief zijn. Dit wordt gedaan om ervoor te zorgen dat alle gemeenten die een aanvraag indienen, gelijkelijk beurten toegewezen krijgen. Het gaat om de billijkheid en de verscheidenheid bij het toekennen van de preekbeurten.

In het vijfde studiejaar moeten de studenten nog eens op een zogenaamd avondkritiek-college een preek voorleggen. Bij deze bespreking zijn enkele studenten en drie hoogleraren aanwezig. In datzelfde jaar moeten ze ook op het praktische homiletiekcollege een preek houden. Deze wordt ook op de video opgenomen en verder behandeld zoals dat in het vierde studiejaar gebeurt.

Bij het kandidaatsexamen houden de studenten een preek, die ze tevoren in de gemeente al hebben gebruikt. Over deze preek kan bij het examen homiletiek of bij het gesprek met de aanstaande kandidaat door het curatorium gesproken worden.

Een verzoek aan de kerkeraden

En nu de taak van de kerkeraden. Welke is deze? Ze is niet officieel vastgelegd. Het college van hoogleraren vraagt dikwijls in (officiële) gesprekken met de studenten of dezen wel eens reacties van de kerkeraden ontvangen. Het antwoord is heel verschillend.

Er zijn kerkeraden die met de student na afloop van de dienst spreken. Vaak wordt dat niet gedaan. Wij horen niet vaak van kritische reacties. Meer wordt instemming betuigt of waardering uitgesproken, zo is onze indruk.

Het is moeilijk uitvoerbaar om aan kerkeraden een vragenlijst te sturen en een beoordeling van de gehouden preken te vragen. Het is wel overwogen, ook in een gesprek met curatoren. Toch is dit een moeilijk begaanbare weg. Hoe komt een dergelijk oordeel tot stand? Wie formuleert het mondeling en schriftelijk? Staat de hele kerkeraad erachter? Toch zouden wij (het college van hoogleraren en curatoren) graag willen dat er wat meer met de studenten wordt gesproken: uiteraard waarderend waar dat op zijn plaats is; aanmoedigend en ook aanvullend. En student begint pas. Het is moeilijk denkbaar dat er niet iets toe te voegen zou zijn aan de preek. Dit vooral op het terrein van het geestelijk leiding geven aan de gemeente. We denken ook aan de moeilijkheidsgraad van de preek, aan het contact met de gemeente, aan voordracht en overdracht. Zou er op dit punt niet méér gedaan kunnen worden door de kerkeraden? De kerkeraad van een vacante gemeente zou op zijn vergadering eens over de nu voorgelegde vragen en gemaakte opmerkingen moeten praten. De broeders kunnen dan overwegen hoe zij hun verantwoordelijkheid kunnen nakomen. Als dit gesprek tot concrete resultaten voert, waarmee anderen geholpen kunnen worden, zouden we er ook graag iets van horen.

Men begrijpe ons goed. Het is er ons niet om te doen toch vooral maar kritiek te leveren. Waardering en stimulering zijn welkom. We kunnen ons echter niet voorstellen dat kerkeraden niet wat méér praktische hulp kunnen bieden dan nu metterdaad geschiedt. Wij zouden daarop willen aandringen. Een stichtelijk woord spreken is een vorm van zich oefenen. Welnu, daarbij moet de student geholpen worden.

Het is goed denkbaar dat een kerkeraad eigener beweging contact zoekt met het college van hoogleraren om bepaalde dingen voor te leggen of van een gesprek iets te vertellen. Dit zou daarmee zijn winst kunnen doen. Het gaat er niet om een heksenjacht van kritiek te ontketenen. Wij zouden het op prijs stellen van zulke gesprekken enige indrukken te mogen ontvangen.

Kerkeraden die de studenten gelegenheid geven zich te oefenen, moeten zich niet beperken tot het afstaan van de preekstoel voor één of twee diensten op zondag. Zij zouden zelf de studenten moeten helpen met een in goede geest en vanuit een positieve gezindheid gevoerd gesprek, hetzij direct na de dienst, hetzij eventueel op een later tijdstip. Als daarvan iets aan het college van hoogleraren te melden is, houdt het zich voor terzake dienende informatie aanbevolen. De gemeente wordt betrokken bij de opleiding (we denken ook aan de stageperiode). Laten vooral kerkeraden zich hun verantwoordelijkheid bewust zijn en de studenten helpen op die punten, waar hun de helpende hand geboden kan worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

EEN STICHTELIJK WOORD DOOR EEN STUDENT

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1991

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's