Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Mevr. v.d. B. te D.,

Als ik uw vraag wil beantwoorden, moet ik eerst even wat rechtzetten. U hebt gereageerd op het artikel over „Gedenk de sabbatdag", dat in nummer 30 van 25 maart van de vorige jaargang in ons blad heeft gestaan. U hebt gedacht dat dit artikel van mij was. Dit artikel was van onze medewerker de heer B. te E. Het stond er ook onder vermeld. Uwas het met dat artikel wel eens, maar u zou toch graag willen dat ik op dat onderwerp nog eens verder wat in zou gaan. Enkele dingen worden door u genoemd, die u op de dag des Heeren toch ook niet zo passend vindt.

Als ik nu uw vraag probeer te beantwoorden, moet ik beginnen met op te merken dat het eind van allerlei sabbatskwesties altijd zoek is. Wat de een op de dag des sabbats wél geoorloofd vindt, vindt de ander niet geoorloofd. Het veiligste gaan we maar, als we ons houden aan de verklaring van het 4e gebod, zoals we die kunnen vinden in onze Heidelbergse Catechismus. In zondag 38 wordt gevraagd wat God gebiedt in het vierde gebod. Het antwoord op die vraag is zeer kernachtig. Er worden niet allerlei dingen opgesomd die men doen mag en die men niet doen mag, maar er wordt maar ineens gezegd, dat de Heere die dag gegeven heeft om die geheel in Zijn dienst door te brengen. In het genoemde artikel is daar ook duidelijk op gewezen.

Ik heb hier de Handelingen der Synode van de Gereformeerde gemeenten in Nederland van 1925 voor me liggen. Op de Generale Synode van Barneveld kwam het gebruik van een vervoermiddel ter sprake, om zich daarmede te begeven naar Gods huis op de zondag. We lezen in die Handelingen het volgende:

De Generale Synode oordeelt, dat het vierde gebod iets ceremonieels heeft en iets moreels; het ceremoniële geldt alleen Israël (de zevende dag, enz.), het morele bleef van kracht; dat de heiliging van Gods gebod eist het nalaten van alle slaafse arbeid, gelijk onze vaderen zich uitspraken en dus allen zich hebben te onthouden van anderen in hun dienst te stellen, in dit geval van publieke en gehuurde vervoermiddelen hebben af te zien; dat het gebod niet speciaal de Dienaar des Woords geldt, maar voor ieder is gegeven en dus het al of niet gebodene niet tot de leraren te beperken zij;

dat van oude tijden af, men denke aan de dagen van ds. Bakker en van Dijke, van heinde en verre 't volk samenstroomde met rij-en vaartuigen en nimmer heeft de Heere Zijn aangezicht er om verborgen;

dat aan de consciëntie van de betrokkenen blijft overgelaten, hoe in dezen te handelen;

nochtans worden de kerkeraden ernstig aangespoord op nauwe betrachting van het vierde gebod toe te zien.

Als Gereformeerde Gemeenten in Nederland houden we ons altijd nog aan deze uitspraak van de Generale Synode van 1925. We kunnen wel zeggen dat deze uitspraak is gedaan in de geestelijke bloeitijd van onze Gereformeerde Gemeenten. Er waren toen nog heel wat kinderen Gods en achtenswaardige ambtsdragers in onze gemeenten. Maar op die Synode is ook nog teruggegrepen naar de tijd waarin er velen met vaartuigen bij ds. van Dijke naar de kerk kwamen op de dag des Heeren. Ik heb daar al meer over geschreven, want Pietje van Dijke, de dochter van ds. Pieter van Dijke, heeft me het meer dan eens verteld, welk een gezegende tijd het toen mocht zijn. De oude mensen in Bruinisse hebben me weten te vertellen dat de Heere onder één preek van ds. van Dijke twee mensen krachtdadig tot bekering bracht. Het is nu zulk een gezegende tijd niet meer. En helaas komt dit ook tot uitdrukking in de ontheiliging van de dag des Heeren. Terecht is daarop in het artikel gewezen van onze medewerker, de heer B. te E. Ik acht het onnodig om aan dat artikel iets toe te voegen en heb er zeker ook geen behoefte aan om er iets in af te keuren. Onder mijn verantwoording en dus ook met mijn volle instemming als hoofdredacteur is dat artikel geplaatst. Terecht is in dat artikel erop gewezen, dat in deze tijd maar al te gemakkelijk van een vervoermiddel gebruik gemaakt wordt, waardoor de zondagsrust verstoord wordt. Het misbruik neemt echter het rechte gebruik nooit weg. In onze Catechismus worden we gewezen op de grote Waarde van kerkedienst en predikambt en wordt ons gezegd dat we op de sabbat, dat is op de rustdag, tot de gemeente Gods naarstiglijk moeten komen, om Gods Woord te horen, de Sacramenten te gebruiken. God de Heere openlijk aan te roepen en de armen Christelijke handreiking te doen. Ik vind het een zeer droeve zaak, als men de instellingen Gods niet hoog genoeg acht. Men mag met opmerkingen aan komen dragen op de inhoud van het genoemde artikel over een uiterlijke sabbat en een innerlijke sabbat, maar ik zou die mensen die daar zoveel van schijnen te weten de vraag eens willen doen of ze me eens willen komen vertellen hoe ze met de geestelijke inhoud van de wet en ook van dit veerde gebod kennis hebben gemaakt. Voor een mens die nog nooit recht aan het einde van zijn eigen werk gebracht is en voor wie Christus nog nooit de ware Sabbat der ziel geworden is, is het vierde gebod blijkbaar wel in het bijzonder het gebod waaraan men zijn vermeende godzaligheid het beste meent op te kunnen hangen. Als men in de uiterlijke schors van de godsdienst blijft hangen, is het vierde gebod altijd wel het gebod dat het gemakkelijkste te onderhouden is. Vandaar trekt men zich zo graag op aan dat vierde gebod. Dat deed men ook al in Jezus' dagen. Altijd viel men er Hem op aan, dat Hij de sabbat niet hield. Dat geslacht is nog niet uitgestorven. Maar dat geslacht durft nu juist altijd zoveel dingen te doen waar de oprechte vreze Gods ons voor zal doen blijven staan. We weten wel hoe de Heere Jezus dat geslacht op die geveinsdheid heeft gewezen, daar men het met de onderhouding van andere geboden van de wet des Heeren zo nauw niet nam.

Mevrouw, wat ik nu schrijf, schrijf ik niet op u, want ik heb andere reden waarom ik nu de vraag beantwoord die u me in uw briefje hebt gesteld. U hebt me laten weten dat u het met de inhoud van het genoemde artikel wel eens was, maar dat er vragen bij u rijzen, als u ziet hoe gemakkelijk men veelal toch over de heiliging van de dag des Heeren denkt. Men kan lopend naar de kerk gaan, zoals u me hebt doen weten, maar dat men tegelijk aandacht schenkt aan dingen waarvoor de Heere Zijn dag niet heeft bestemd. Maar daaruit blijkt dan ook wel, dat we er niet mee klaar zijn, als we de heiliging van de dag des Heeren alleen zoeken in het lopend naar de kerk gaan. Men moet mij goed verstaan, want ik prefereer het lopend naar de kerk gaan boven het rijdend naar de kerk gaan, als er geen noodzakelijkheid is om van een vervoermiddel gebruik te maken. Al te gemakkelijk wordt van het vervoermiddel gebruik gemaakt door degenen die daar geen gebruik van behoeven te maken. Daarop is duidelijk genoeg in het genoemde artikel gewezen. Dus daar behoef ik niet meer op terug te komen.

Maar als men ons heeft laten weten dat de geestelijke sabbatviering tot uiting zal moeten komen in een behoeftig bezig zijn tot eer van God, waaraan dan verbonden zou zijn het nalaten van de openbare instellingen, dan kan deze zogenaamde geestelijke sabbatviering in een behoeftig bezig zijn tot eer van God, me echt nog niet zo tot j aloersheid verwekken, want ik geloof van die godzaligheid nu eenmaal niet zoveel. Maar daarom ook juist wil ik graag uw vraag beantwoorden, want ik ben ervan overtuigd dat het doorbrengen van Gods dag op zulk een wijze dat die dag geheel en al in de dienst des Heeren wordt doorgebracht, wel veel te wensen overlaat. Waar wordt er 's zondags nog een Psalm met elkaar gezongen ? Waar gaat het er nog stichtelijk naar toe, bij het gezamenlijk gebruik van de maaltijd, niet al te laat in de morgen? Waar worden op de dag des Heeren alleen maar stichtelijke boeken gelezen? Waar worden de kinderen op de dag des Heeren in de leer van Gods Woord onderwezen en gesprekken gevoerd over wat men in Gods huis heeft mogen beluisteren of voor zichzelf in stichtelijke lektuur heeft mogen onderzoeken? Zo zou ik door kunnen gaan met zulke vragen te stellen. Geheel de dag des Heeren dient in de dienst van God te worden doorgebracht. En als we willen spreken over een geestelijke sabbatviering, dan kunnen we nog wat verder gaan. Gods geboden moeten onderhouden worden met gedachten, woorden en met werken. Het tiende gebod laat ons dat in het bijzonder wel weten. Dus dat houdt in, dat we op de dag des sabbats aan niets anders dan aan geestelijke dingen mogen denken en over geestelijke dingen mogen spreken. Ik zou wel eens graag willen weten of die zogenaamde geestelijke sabbatvierders van die inhoud van dit vierde gebod ook nog wel iets afweten.

Verder hebben we te denken aan het begin van de sabbat en het einde van die dag. Voor velen neemt die dag een begin in de nacht van zaterdag op zondag, precies om twaalf uur. Ze kunnen op zaterdagavond nog wel een feestje bijwonen op een plaats ver van huis, om dan in allerijl zich op het laatste moment naar huis te begeven, om toch vooral niet om één minuut over twaalf uur thuis te zijn. Zijn ze op klokslag twaalf uur thuis, dan is dat nog net tijd genoeg. Op de zondag zelf weet men goed acht te geven op gedragingen van anderen. Maar de zondag duurt voor deze mensen predes van twaalf uur tot twaalf uur.

Als Gods dag ons echter lief geworden is, zullen we zaterdagsavonds al geen visites meer afleggen op plaatsen waar slechts ijdele gesprekken worden gevoerd over de dingen van de tijd. De zaterdagavond dient in een voorbereiding voor de dag des Heeren te worden doorgebracht. Alleen Gods volk mag elkaar opzoeken om over de dingen van Gods koninkrijk te spreken. In gemeenten die ik gediend heb, kwam er zaterdagsavonds een ouderling me een poosje gezelschap houden en een gebedje voor me doen, wat zeer door me gewaardeerd is. Die mensen mogen nu eeuwig sabbat vieren. Ik wil u eerlijk schrijven, dat ik met heimwee in mijn ziel terugdenk aan die mensen die zo zaterdagsavonds onder mijn dak kwamen en dat ik echt geen behoefte heb aan het gezelschap van die ijverige sabbatsvierders van deze tijd.

Gods wet is geestelijk en wordt geestelijk betracht. De uitwendige betrachting is daar vanzelf wel aan verbonden. Dat geldt in het bijzonder ook wel het vierde gebod, omdat dit gebod juist is afgestemd op de dienst des Heeren. En daarom is voor mij de verklaring van de inhoud van het vierde gebod in onze Heidelbergse Catechismus ook juist zo voortreffelijk. Die Heidelbergse Catechismus is toch zo'n dierbaar leerboek. In Comrie's dagen openbaarde zich steeds meer een vrijzinnige geest, die zich niet gebonden wilde weten aan de belijdenisgeschriften en dus ook niet aan de Heidelbergse Catechismus. In het Ontwerp van het Examen van Tolerantie van Comrie en Holtius is dat door ons te lezen. Maar het is toch zo tekenend, als men de Catechismus los wil laten. In deze tijd hebben velen ook de Catechismus losgelaten. En och Mevrouw, die Catechismus is toch zo'n dierbaar leerboek voor me geworden! Als ik 's zondags ergens elders moet zijn, heb ik zeer graag dat ze met de behandeling van de Catechismus gelijk zijn in het jaar, want dan behandel ik 's avonds toch wel heel graag de catechismus. Ook bemerk ik tot mijn blijdschap, dat dit zeer gewaardeerd wordt. Maar ik vind de verklaring van het vierde gebod in onze Catechismus dan toch ook zo voortreffelijk, getuigend van bijzonder hemels licht waarmee de opstellers bestraald zijn, geweest. Deze mensen hebben de inhoud van het vierde gebod recht leren verstaan. En als we die verklaring goed nagaan, dan is er bij ons niet anders dan schuld te vinden als het de betrachting van het vierde gebod betreft. U moogt van mij wel weten, dat het bij mij dan net geheel anders is dan bij degenen die zich aan het vierde gebod optrekken, terwijl ze het met andere geboden zo nauw niet nemen. Het vierde gebod verklaart me dan ook, zowel als het tiende gebod zo geheel schuldig wegens gebrek aan geestelijkheid in het innerlijke zieleleven. En dat vierde gebod moet me dan ook uitdrijven tot de grote WetvervuUer, Die de Sabbat Zelf is. O, mochten we toch eens meer de eeuwige sabbat in dit leven aanvangen, door het vieren van alle boze werken op alle dagen der week, maar ook door op de dag des Heeren geheel met geestelijke dingen bezig te zijn! Dit is in ieder geval waar, dat die dag een lieve dag te noemen is. Maar het is dan ook een verdrietige zaak, als die dag zo anders aan ons voorbijgaat, dan dat we wel begeren. Het vlees onderwerpt zich de wet van God niet. Daardoor kan men op de dag des Heeren in de dienst des Heeren ook zo rusteloos zijn. Ja, dan moet de zweep weleens over het paard, omdat hij zo onwillig is. Bij vele ijveraars voor een geestelijke sabbatviering bespeur ik daar zo weinig van. De toon waarop men anderen meent te moeten waarschuwen, is meer een wettische toon dan een ootmoedige toon. Men kan dan wel heel rechtzinnige klanken gebruiken, maar daar vertoont men slechts een gedaante van godzaligheid mee. Neen, het echte oude volk van God had er wel wat anders van geleerd. Dat volk was ook aan de zuivere instellingen des Heeren zo nauw verbonden, want daar begint het al mee als de Heere de mens aan Zijn wet gaat verbinden. Men kan de sabbat alleen wel als een instelling des Heeren willen zien, terwijl men de instellingen niet hoogacht waarover onze Catechismus spreekt. Maar Mevr., u mag het van mij wel weten, dat buiten die instellingen de sabbat niet echt sabbat voor mij is. Ik kan uit ervaring spreken, want ik heb vier maanden onder de Duitse overheersing gevangen gezeten en ben ook wel in het ziekenhuis geweest op de dag des Heeren. Heeft de Heere het toen niet goed kunnen willen maken met me, als ik verstoken was van het opgaan naar Zijn huis? Inderdaad, maar toch heeft de Heere me juist in die weg ook doen gevoelen van welke grote waarde Zijn instellingen zijn. Dit heeft me doen verlangen met een smachtend verlangen naar de voorhoven des Heeren, maar mij ook doen denken aan dat echte volk van God, dat daar altijd van verstoken moest zijn, want ik weet van die mensen, dat zij met stichting de oude geschriften mochten onderzoeken, maar tegelijk ook met een wenend hart, omdat zij niet konden opgaan naar Gods huis gelijk anderen. Zij zaten als een eenzame mus op het dak en het was een feestdag voor die mensen als zij eens op Gods dag onder de vrienden mochten verkeren in de kerkelijke weg. En in de gesprekken die dan gevoerd werden, gaven ze er blijk van hoe nauw ze aan die instellingen verbonden waren en hoe verdrietig het voor hen was om daar de meeste tijd van verstoken te zijn. Het gemeenschappelijk gebed en gezang is niet klein te achten. Dat ervaart men wel als men dat moet missen. Ik zou daarom ook wel de raad willen geven, om te proberen om ergens te gaan wonen waar men in de weg der instellingen op kan gaan. Als het daar werkelijk om te doen is, is dat altijd geoorloofd. Daar behoeft men echt geen apart versje of tekstje voor te krijgen, want het vierde gebod zegt dat we zo Gods dag door moeten brengen. En we houden ons daarin maar weer aan onze Catechismus. Er is in genoemd artikel ook op gewezen, dat men onnodig, ook als predikant de zondagsrust verstoren kan, door op de dag des Heeren grote reizen met de auto af te leggen. Het gaat in deze tijd al een kwelling worden voor de geest om in de week op de grote weg zich onder dat drukke wegverkeer te moeten bevinden. Zou men dan op de lieve dag des Heeren zich op zulke drukke wegen willen begeven, waar men niet anders dan ijdelheid ziet? In een land als Canada kan men niet anders dan met de auto naar de kerk gaan, want de afstanden zijn daar zo groot, maar men rijdt dan meest wel dwars door de landerijen heen op zeer stille wegen. Dan heeft men er eigenlijk geen erg in, dat men op deze wijze zijn weg moeten zoeken naar Gods huis. En de Heere wil er Zijn Geest niet om onttrekken, net zomin alsdat Hij dat in de tijd van ds. P. van Dijke deed, zoals die notulen van de Generale Synode vermelden. Ik mag u dat uit ondervinding schrijven. Als ik dit ontkennen zou, zou ik Gods Geest bedroeven. En als men dit niet van me wil geloven, moet men er wel voor vrezen dat men een groter kwaad doet dan men meent te doen door van dat vervoermiddel in zulke omstandigheden gebruik te maken.

Ik moet deze brief nodig gaan besluiten en kan dit niet doen zonder met ernst te waarschuwen tegen een onnodige rustverstoring op de dag des Heeren en tegelijk ook tegen een farizese sabbatsheiliging waarmee men tegelijk er zoveel andere dingen op na kan houden die met Gods wet in strijd zijn. De sabbat denkt men stipt te heiligen, terwijl men voor de goden van de tijd zich nederbuigt. Als men niet zo jong meer is, laat men zich niet zoveel meer wijsmaken. Dan doorziet men die schijnheiligheid wel. En daar behoeft men ook niet jaloers op te zijn.

Mevr., de Heere geve u in kinderlijke vreze Zijn dag te heiligen in navolging en gemeenschap van de grote WetvervuUer. Hartelijk gegroet en Gode bevolen.

P.S.,

Er was nog een vraag tot me gekomen, of men toch ook niet met de bus naar de kerk zou mogen gaan, als men erg zwak is naar het lichaam. Er zit zondagsmorgens haast niemand in de bus en men moet toch alles in het werk stellen om naar de kerk te gaan? Op deze vraag moet echter mijn antwoord afwijzend zijn. Van openbare vervoermiddelen mogen we op Gods dag geen gebruik maken, daar dan anderen daartoe in het werk gesteld worden, die op deze wijze hun brood verdienen. En deze zondagsarbeid moeten we veroordelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 1988

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 1988

De Wachter Sions | 8 Pagina's