Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEZIN EN KERK IN RELATIE TOT DE SCHOOL*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEZIN EN KERK IN RELATIE TOT DE SCHOOL*

BEZINNING/ACHTERGROND

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

V. J

Niemand zal het betwisten als wij opmerken, dat aan het onderwijs heden ten dage buitengewoon veel aandacht wordt besteed van de zijdevan de overheid.

Daar is het feit, dat diverse nieuwe schooltypen de laatste jaren ontstonden, die een betere aansluiting van het onderwijs aan hetgeen de maatschappij

vereist, beogen. Daarnaast wordt grote zorg besteed aan de individuele behoeften van de leerling, opdat het maatschappelijk rendement van de aan het onderwijs bestede gelden zo hoog mogeijk zou zijn.

Die aandacht van de overheid voor het onderwijs is ontegenzeggelijk nodig en gewenst; voor zover die overheid in haar zorg ook de ruimte laat voor de inbreng in het hele onderwijsgebeuren van de opvattingen over inhoud en methode van 't onderwijs die gefundeerd zijn op de Heilige Schrift, is deze aanklacht ook aanvaardbaar. In de huidige constellatie behoren wij met besef van onze verantwoordelijkheid de ons nog gelaten mogelijkheden om onderwijs naar Gods Woord te geven met grote ijver, trouw en werkzaamheid te benutten. Wij houden ons op dit ogenblik niet bezig met de vraag, welke verantwoordelijkheid naar gereformeerd belijden de overheid voor het verschaffen van werkelijk gereformeerd onderwijs heeft; dat is op zichzelf een boeiend onderwerp; art. 36 van onze Ned. Gel. Belijdenis komt dan om de hoek kijken. Vandaag hebben we het echter over de relatie van het gezin en de kerk tot het onderwijs.

Het christelijk gezin

Bij het gezin denken we dan aan het christelijk gezin; het gezin, dat naar de ordening Gods is gesticht en waarin het Woord van Christus richtsnoer voor het gehele leven is zowel in de verhouding van man en vrouw, als ook die van de ouders ten opzichte van de kinderen.

Dat christelijke gezin begint steeds met een bruiloft. Het oude huwelijksformulier zegt: 'En eerstelijk zult gij weten, dat God, onze Vader, nadat Hij hemel en aarde, en alles wat daarin is, geschapen had, de mens schiep, naar Zijn beeld en Zijn gelijkenis; opdat hij heerschappij zou hebben over de dieren der aarde, over de vissen der zee, en over de voge-

•Referaat, gehouden op de jaarvergadering van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs op zaterdag 26 april 1980 in Rotterdam.

len des hemels. En nadat Hij de mens geschapen had, sprak Hij: 'Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die als tegen hem over zij'. Daar begint het gezinsleven. God voegde man en vrouw samen met de opdracht, die bij het huwelijk gegeven is. Behalve de wederzijdse hulp en bijstand, in alle dingen die tot het tijdelijke en eeuwige leven behoren, behoort daarbij ook: '... opdat zij hun kinderen (die zij krijgen zullen) in de waarachtige kennis en vreze Gods, Hem tot eer en hun tot zaligheid opvoeden'.

In onze tijd worden vele publikaties gewijd aan opvoeding. Allerlei nieuwe, nieuwere en allernieuwste theorieën over de wijze van opvoeden en de daarbij aan te wenden middelen worden ontwikkeld. Er wordt met

kracht naar gestreefd om de gehele lichamelijke en geestelijke opvoeding onder leiding van die theoretische stelsels te brengen. Die theorieën worden beheerst door de hedendaagse wetenschap. Het beeld dat in die wetenschap over de mens bestaat, is veelal niet in overeenstemming met wat Gods woord ons over de naar Gods Beeld geschapen en in Adam gevallen mens leert. In deze door de hedendaagse wetenschap beheerste theorieën wordt de opvoeding in het huisgezin en in het bijzonder in het christelijke huisgezin gewantrouwd en op allerlei wijze verdacht of bespottelijk gemaakt. Daarom moet de opvoeding zo spoedig mogelijk onttrokken worden aan de invloed van het gezin. Allerlei vakmensen zullen die ter hand nemen en vele gevarieerde specialismen zullen daarbij ter sprake moeten komen. Ben grote invloed op deze dan zo gewenste opvoeding wil men aan de staat toekennen, als de 'natuurlijke' verzorger van de kinderen. Wij ontkennen niet, dat de staat bij het onderwijs en de opvoeding belang heeft, en als zodanig ook hulp biedt, maar de vraag die aan de orde is, is deze: aan wie komt in de eerste plaats de opvoeding toe? Aan het gezin of aan de staat? Aan de ouders of aan de vakmensen? Voor ons mag op deze vraag geen twijfelachtig antwoord gegeven worden. O neen, wij versmaden niet de diensten, die ook de wetenschap heeft bewezen aan de opvoeding, de betekenis van vele raadgevingen, maar voor ons blijve het huisgezin de plaats, waar de eerste en voornaamste opvoeding plaats heeft. Het huisgezin dat een gave Gods is, is naar Zijn welbehagen geschonken: een instelling, die ondanks alle aanvallen door de Heere in stand gehouden is.

Daarom is de opvoeding in het gezin ook zo'n belangrijke. Deze kan door geen school of ander instituut vervangen worden.

Op de opvoeding van de kinderen in het gezin wijst nu ook zo nadrukkelijk het aangehaalde uit het huwelijksformulier: "... opdat zij hun kinderen in de waarachtige kennis en vreze Gods, Hem tot eer en hun tot zaligheid opvoeden.'. Laten we vandaag deze opvoeding nog eens nadrukkelijk onder de aandacht brengen. De gezinsontwrichtende ontwikkelingen in ons maatschappelijk leven hollen van binnenuit de opvoeding in het gezin uit. Daarom is het nodig deze opvoedingstaak niet uit het oog te verliezen. In het oude Israël werden de ouders bevolen de kinderen te onderwijzen in de weg naar Gods genadige verlossingen. Het ouderlijke gesprek moest zich richten op het inscherpen van Gods rechten (Deut. 6 : 7, 9). In de oud-christelijke kerk hebben de kerkvaders Athanasius en Augustinus grote nadruk gelegd op de huiselijke godsdienstoefeningen, waarbij de kinderen zouden moeten tegenwoordig zijn. Dit is toch duidelijk in overeenstemming met de vermaning van de Apostel: 'Gij vaders, voedt uw kinderen op in de kennis en vreze des Heeren' (Efeze 6 : 4).

In het Formulier van de Heilige Doop lezen we: 'De ouders zullen gehouden zijn hun kinderen in het opwassen breder te onderwijzen en te doen onderwijzen'. Ook staat er 'laten onderwijzen' overeenkomstig die 'voorzeide leer', waarbij nadrukkelijk op de christelijke school en het onderwijs van de kerk gedoeld wordt. Op dat onderwijs in het gezin, hebben onze reformatoren grote nadruk gelegd. We halen enige woorden van Luther aan: 'Het recht der ouders over hun kinderen komt van God. Ieder

ouder achte zijn kind een kostelijke eeuwige schat, die God hem te bewaren bevolen heeft, opdat hem de duivel, de wereld en het vlees niet ombrengen. Daarom ziet toe, dat gij uw kinderen vóór alles laat onderwijzen in geestelijke dingen, dat gij ze eerst aan God overgeeft en dan aan de aardse zaken. Van ouders is de ware godsdienst van hun huis, hun kinderen recht op te voeden. Gelooft mij, het is veel nodiger, dat gij er op let en er zorg voor draagt uw kinderen wèl op te voeden, dan aflaat te verkrijgen, gebeden te doen, vreemde kerken te bezoeken of veel geloften te doen'.

Bij alle gewenste aandacht, die het onderwijs op de scholen krijgt, zou toch nooit mogen voorbij gezien worden aan het droeve feit, dat de opvoeding in het huisgezin zo zeer verwaarloosd wordt. Op de Dordtse Synode van 1618 en 1619 is in de 13e tot 18e sessie (=zitting) als volgt besloten: 'Opdat de christelijke jeugd van hare tedere jaren aan naarstiglijk in de fundamenten der ware religie en met ware godzaligheid vervuld mogen worden: in de huizen van de ouders, in de scholen van de schoolmeesters, in de kerken van de predikanten, ouderlingen, voorlezers of ziekenbezoekers'. En wat dat onderwijs in de huisgezinnen betrof werd uitgesproken: 'Het ambt der ouders is tehuis, hun kinderen en ook het gehele huisgezin hun toebetrouwd, in de beginsels van de christelijke religie op het vlijtigst naar eens ieder begrip te onderwerpen, ernstiglijk en met vlijt tot de vreze Gods en de oprechte godzaligheid te vermanen, tot de oefening van heilige huisgebeden te gewennen, met zich mede te nemen tot het gehoor des Goddelijken woords, de gehoorde predikatiën, inzonderheid de catechetische, vlijtig met hen te verhalen, enige kapittelen der Heilige Schrift voor te lezen, of ter voorlezing te geven, de uitnemendste plaatsen der Schrift te geven om van buiten te leren en in te prenten en dezelve op een gemeenzame en voor de tedere jonkheid bekwame wijze te verklaren, en hen alzo voor te bereiden voor de catechisatie in de scholen...'. Zo hebben de reformatoren de gemeenten hun plicht voorgehouden bij het opvoeden van hun kinderen.

Op deze noodzakelijke gezinsopvoeding is door velen van onze 'oude schrijvers' gewezen.

We zouden te uitvoerig zijn, wanneer we breed zouden gaan citeren uit deze werken; dat is ook niet de bedoeling. We willen er slechts op wijzen hoe breed en diep onze vaderen zich met de opvoeding hebben beziggehouden en hoe sterke nadruk er bij allen ligt op de opvoeding in het gezin.

Waarom zo grote aandacht vandaag voor de opvoeding in het gezin? Omdat deze op allerlei wijze wordt bedreigd. De haast, die het leven van velen kenmerkt, waarbij er geen gelegenheid overblijft voor het bezig zijn met de kinderen; de uithuizigheid van vader en moeder, mede als gevolg van het feit, dat uit materialistische overwegingen vele 'werkende moeders' hun voornaamste werk, n.l. die in hun gezin, verzuimen. De verwoestende invloed die van de T.V. in vele gezinnen uitgaat, waardoor de christelijke levenssfeer wordt ondermijnd; het gebrek aan waarachtige Godsvreze, waardoor deze in het gezin in gebed en gesprekken, niet meer vóór-geleefd wordt; de materialistische levensinstelling waardoor de godsdienstige opvoeding meer en meer verwaarloosd wordt. Maar heeft dan de kerk en de school niet een belangrijke taak? Onmis-

kenbaar, maar deze kan nooit die in het gezin vervangen. De school en de kerk moeten aansluiten aan en samenwerken met de opvoeding, zoals die in het gezin wordt gegeven. Daar moet een nauwe relatie zijn met de opvoeding, zoals die in het gezin gegeven wordt. Daar moet een nauwe relatie zijn met de school. De ouders die in de doopbelofte op de vraag of zij 'deze kinderen, als zij tot hun verstand gekomen zijn, waarvan gij vader (moeder) getuige zijt, in de voorzeide leer naar uw vermogen te onderwijzen of te doen (en te helpen) onderwijzen' met een ja-woord hebben geantwoord, hebben een bijzondere verantwoordelijkheid op zich genomen. Zij zullen in de keuze van de school hun doopbelofte moeten gedenken; zij zullen, indien de gewenste school ontbreekt, alles moeten

doen, wat in hun vermogen ligt om zulk een school te helpen oprichten; en zij zullen mede verantwoordelijkheid moeten dragen, dat het onderwijs op de school waar zij hun kinderen zenden, beantwoordt aan de eis van Gods Woord. Kortom als ouders zullen zij ook moeten waken voor de werkelijk christelijke, gereformeerde identiteit van het onderwijs. Het werkelijk medeleven met de school, dat zichtbaar wordt in een daadwerkelijk zoeken deze identiteit zichtbaar te doen zijn in leer en leven op onze scholen en in de te betrachten waakzaamheid bij het hele schoolleven.

De kerk en het onderwijs

Vanzelfsprekend heeft de kerk het grote belang van het onderwijs onderkend. De kerk der reformatie heeft het onderwijs naar de Schriften zoeken te bevorderen.

Enkele uitspraken van onze reformatoren mogen dat bevestigen. In 'Luthers Kerkpostille' lezen we in de preek op de eerste zondag na Pasen: 'En om in het vervolg de leer van het Evangelie zuiver op de preekstoel te laten blijven opdat ook onze nakomelingen deze mogen hebben en horen, zo is men niet alleen verplicht te kerkendienaars te verzorgen maar ook met alle vlijt erop uit te zien, dat de scholen van bekwame personen voorzien worden en ook voor hun onderhoud trouw worde gegeven opdat er mensen mogen opgevoed worden, die niet alleen eenvoudige gewone predikanten zijn, gesticht om de christelijke gemeente in het Woord te onderwerpen, maar ook uitmuntende, geleerde lieden die ook de sekten en verleidende geesten verstoren en weren kunnen. Daarvoor moeten niet alleen vorsten en heren maar ook burgers en boeren gaarne en gewillig helpen en geven'.

De opvattingen van de reformator van Geneve zijn in het reeds aangehaalde over de Dordtse Synode te herkennen. Voorts kunnen we verwijzen naar de Heidelberger Catechismus, zondag 38. In de uitleg van het vierde gebod wordt gewezen op de noodzakelijke onderhouding van het predikambt en in een direct verband daarmee ook op de scholen.

Reeds eerder (zie D.R.S. 8e jrg. no. 1 blz. 1-3) had ik gelegenheid om U te attenderen op de grote aandacht die onze gereformeerde vaderen in ons land aan de scholen gaven. Dat zal ik nu niet herhalen.

Helaas, van het grote doel dat de kerk der reformatie nastreefde is in de praktijk zo weinig terecht gekomen. We kennen de geschiedenis. Het verval van de gereformeerde kerk in ons land heeft het verval van staat en school in de hand gewerkt. De school zoals we die zouden wensen, een werkelijk nationale, gereformeerde school is ver uit ons gezichtsveld verdwenen. Zij blijve ons ideaal. Echter mogen we met erkentelijkheid opmerken, dat we in ons land wel in de gelegenheid zijn om scholen te stichten; ze gaan van verenigingen of stichtingen of kerkeraden uit. De laatste jaren zijn de reformatorische scholen, ook als vrucht van samenwerking, op diverse plaatsen opgericht. Ze maken wat de omvang betreft een grote bloei door. Toch moeten we oproepen tot waakzaamheid, opdat we ons mogen inzetten voor de werkelijk gereformeerde (reformatorische) of liever christelijke identiteit van onze scholen. Die identiteit is niet gewaarborgd met een op schrift gestelde grondslag. Dr. S.D. van

Veen schreef in een boek, getiteld 'Voor tweehonderd jaren' ook een hoofdstuk over 'Hoger onderwijs op Gereformeerde Grondslag'. In dit hoofdstuk komt ter sprake het onderhoud dat ene Walter van Bergen de Diependaalse scheepstimmerman had met zijn predikant Ds. Wilhelmi. Deze laatste legde er toen al de nadruk op dat de ondertekening der kerkelijke formulieren nooit de afval verhindert en dat wie zich alleen onder de leiding van de formulieren stelt, bedrogen uitkomt. Ds. Wilhelmi ging als volgt verder:

'AJieen de Geest leidt ons in de waarheid. En dat onderwijs moet gebonden zijn aan het Woord van God. Weet ge waar het mijns inziens op aankomt? Op het hebben van waarlijk gereformeerde, dat wil zeggen, bekeerde leraars en studenten. Als wij die niet hebben kunnen wij van de gereformeerde grondslag weinig heil verwachten. Een gereformeerde grondslag geeft volstrekt geen waarborg vooreen gereformeerd gebouw, integendeel, doet vaak dienst om véél ongereformeerds te bedekken. De enige weg tot bekering van ons volk, onze leraren, onze studenten, ons onderwijs, zie ik dan ook in de bekering van het gezin. Daarop dient gewerkt. Voedt de kinderen op in de lering en vermaning des Heeren, voedt hen op met Gods Woord, leer hen hun doop verstaan, geef hen in uzelven het voorbeeld van een onbestraffelijke wandel naar de waarheid Gods. Dan hebt ge een grondslag waarop ge voort kunt bouwen als de Heere Zijn Zegen geeft...'.

Wij weten dat Dr. Van Veen met zijn beschrijving zich in feite keerde tegen het streven van Dr. A. Kuyper bij de stichting van de Vrije Universiteit. Hij was daar wars van. Helaas heeft de geschiedenis van die universiteit Dr. Van Veen in het gelijk gesteld. Hoe degelijk eens de grondslag van de Vereniging was die deze 'calvinistische' universiteit oprichtte, hoe droevig is na zovele jaren het beeld, dat dit bolwerk tegen het modernisme nu vertoont. Al willen we ons niet op Dr. Van Veen beroepen, wel is het waar, wat hij schreef: 'De enige weg tot bekering van ons volk, van onze professoren, onze studenten, ons onderwijs, zie ik dan ook in de bekering van het huisgezin. Daarop dient gewerkt te worden. Het huisgezin is de kweekschool voor het leven'.

Dat wil niet zeggen, dat we geen scholen met een goede gereformeerde grondslag zouden mogen of behoren op te richten. Maar laten we niet denken, dat de ondertekende grondslag ons een garantie biedt voor de werkelijk gereformeerde identiteit van het onderwijs. Als de praktijk van het waarachtige leven der genade in het persoonlijke en huiselijke leven gaat ontbreken, zal dat doorwerken in de scholen, ten spijt van ondertekende grondslagen. Laat de Vrije Universiteit daarin maar een baken in zee zijn. Het verval van gezin en kerk brengt het verval van de school met zich mee. De ontzaggelijke afval van onze tijd spreekt zo duidelijk.

In een artikel van C.J. Meeuse, in het boekje getiteld 'Opvoeding en vorming in gezin en kerk', las ik een aantal punten waarin een krachtig pleidooi gehouden werd voor de noodzaak van de godsdienstige opvoeding nu. 'k Neem er enige over:

1. Niet de zuigkracht van de wereld, maar het ontbreken van de godsdienstige opvoeding is de oorzaak van de ontkerstening van de kerkjeugd. Hij bepleit dan ook een gedegen onderwijs in de leer der godzalig-

heid, door ouders, maar ook door allen die bij het onderwijs betrokken zijn.

2. Godsdienstige opvoeding kan niet bestaan zonder gebed voor en met het kind. Het gebed mag door de opvoeders niet vergeten worden. Het is het voornaamste stuk van het christelijk leven en behoort dat ook te zijn in de opvoeding.

3. De eerste en diepste godsdienstige indrukken krijgt een kind niet zozeer door de woorden als wel door het leven der opvoeders. Hiskia's 'in deze dingen te leven' maakt, zo schrijft Meeuse, een onuitwisbare indruk op het kinderleven.

4. Een groot deel van de godsdienstige opvoeding wordt tegenwoordig overgenomen door de communicatiemiddelen. De negatieve invloed die immers van de moderne media uitgaat ten aanzien van de godsdienstige opvoeding kan nauwelijks overschat worden.

Deze stellingen behoeven geen nadere toelichting.

Wanneer we het een en ander samenvatten over 'Gezin en kerk in relatie tot de school' worden we gedwongen tot een ernstige bezinning op onze verantwoordelijkheid, met name op de christelijke identiteit van onze scholen. Een identiteit, die wel in de grondslag moet omschreven worden, maar die alleen in een leven in de vreze Gods zichtbaar worden kan. Daartoe is. de Geest des Heeren nodig als een Geest der waarachtige bekering opdat er voortgaande reformatie in gezin en kerk plaats hebbe en als een vrucht daarvan ook onze scholen waarlijk Christelijke scholen mogen zijn, waar de leer des Heeren naar de regel van Gods Woord en de bevinding der heiligen geleerd en beoefend worde.

Waar de Geest des Heeren werkzaam is, zal ook een ijverig zich inzetten voor deze identiteit niet ontbreken. Het een sluit het ander niet uit. Daarom mogen we ook U allen, schoolbesturen, kerkeraden en onderwijsgevenden opwekken zich van de noodzaak van de bepleite waakzaamheid bewust te zijn, de gevaren, die onze christelijke scholen bedreigen te onderkennen ook middels de schoolbegeleiding en in afhankelijkheid des Heeren de mogelijkheden uit te buiten en de aangereikte middelen ter hand te nemen om voor het onderwijs naar de Schriften ons in te zetten. Zegene de Heere alle daartoe ondernomen pogingen.

Drs. A. Vergunst

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1980

De Reformatorische School | 52 Pagina's

GEZIN EN KERK IN RELATIE TOT DE SCHOOL*

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1980

De Reformatorische School | 52 Pagina's