Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beoordeling van het rapport van de Kommissie-Biesheuvel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beoordeling van het rapport van de Kommissie-Biesheuvel

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

door C. S. L. JANSE pol. drs.

„Een onderzoek naar de mogelijkheden van een grotere openbaarheid van het centrale bestuur acht de regering gewenst. Volgende week wordt een kommissie geïnstalleerd, die de regering zal adviseren over de maatschappelijke funktie van de overheidsvoorlichting en over de openheid van de bestuursdienst".

Deze zinsneden kwamen voor in de Troonrede van september 1968, nu al weer bijna twee jaar geleden. Inmiddels is op 9juni j.l. het rapport van deze kommissie „heroriëntatie overheidsvoorUchting" aan het kabinet aangeboden.

Voorzitter van de kommissie was de AR-fraktievoorzitter in de Tweede Kamer, Mr. B. W. Biesheuvel, terwijl Mr. M. Vrolijk, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA en oud-minister van CRM (1965-1966), fungeerde als vice-voorzitter. De overige leden van de kommissie waren allen min of meer afkomstig uit de pers- en pubhciteitswereld. Het omvangrijke rapport (242 pag.), getiteld , , Openbaarheid Openheid", werd ook aan de redaktie van , , De Banier" ter bespreking toegezonden. 1)

Het was ongetwijfeld een handig idee van de kommissie om aan haar rapport een ontwerp van de door haar gewenste , , Wet openbaarheid van bestuur" kompleet met een ontwerp Memorie van Toelichting toe te voegen. Het kabinet werd op deze manier de mogelijkheid ontnomen om de verwezenlijking van de grondgedachten van de kommissie op de lange baan te schuiven met het argument, dat de regering met de voorbereiding van het betrokken wetsontwerp nog niet gereed was.

Openbaarheidsbeginsel

Het algemene uitgangspunt, dat aan het door de kommissie vervaardigde wetsontwerp ten grondslag ligt, is het , , openbaarheidsbeginsel". De handelingen van de rijksoverheid dienen in principe niet geheim te zijn, maar openbaar en derhalve voor de belangstellende en/of belanghebbende staatsburger kenbaar. De kommissie is van mening, dat dit openbaarheidsbeginsel ook zou moeten gelden voor de provinciale en gemeentelijke overheden, evenals voor de andere publieke lichamen (Staten-Generaal, rechterlijke macht, waterschappen en de PBOorganen). Het voorgestelde wetsontwerp beperkt zich echter — om het werk van de kommissie niet al te lang te laten duren - tot de organen van de centrale overheid, die onder de ministeriële verantwoordelijkheid vallen (departementen).

!n zijn algemeenheid is het uitgangspunt van de kommissie wel aanvaardbaar. Van de „onderwereld" zeggen wij, dat ze zich schuldig maakt aan „duistere praktijken", dat ze dingen doet, die „het daglicht niet kunnen verdragen", maar het handelen van de overheid dient een eerlijke zaak te zijn en hoeft daarom ook niet geheim te wezen, maar mag best openbaar komen. Toch wordt tot op heden in de overheidsdienst uitgegaan van het geheimhoudingsbeginsel. Alles wat er binnen het overheidsapparaat gebeurt (plannen, dokumenten, besprekingen) is geheim, uitgezonderd hetgeen krachtens wettelijke bepalingen (bijv. de registers van de burgerlijke stand) of instrukties van hogerhand openbaar is. Dit laatste gedeelte - de uitzondering op de algemene regel - is echter de laatste jaren voortdurend omvangrijker geworden. De departementale voorlichtingsdiensten zijn na de ooriog steeds aktiever geworden. In de zestiger jaren ging het proces van de kabinetsformatie zich steeds meer in de openbaarheid afspelen. Dit jaar is de ministerpresident begonnen om na afloop van de wekelijkse kabinetsvergaderingen aan de pers informaties te verstrekken over hetgeen behandeld is.

De kommissie Biesheuvel wil deze openbaarheid nu nog meer uitbreiden en stelt daarom voor om van de andere kant te beginnen: alles moet openbaar zijn op een aantal uitzonderingen na. Deze uitzonderingen worden in artikel 4 van de voorgestelde wet limitatief opgesomd, d.w.z. naast de daar genoemde uitzonderingen mogen geen andere uitzonderingsgevallen op de openbaarheidsregel bestaan. Van de openbaarheidsregel , , kan worden afgeweken voor zover openbaarmaking:

• de eenheid van de Kroon naar buiten in gevaar zou kunnen brengen; (a) • de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden; (b) • de goede betrekkingen van Nederland met vreemde mogendheden zou kunnen schaden; (c) • de ekonomische of financiële belangen van de staat in ernstige mate zou kunnen schaden; (d) • de opsporing van strafbare feiten in ernstige mate zou kunnen belemmeren; (e) • bij de aangelegenheid betrokken personen of derden onevenredig in hun belangen zou kunnen bevoordelen of schaden", (f) Aldus het voorgestelde artikel.

Uitzonderingsgevallen

De eerste uitzondering betreft dus de eenheid van de Kroon (dat is koningin plus ministers) naar buiten. Deze eenheid vormt één van de grondslagen van ons staatsbestel. De regering moet naar buiten één lijn trekken. Zonder die eenheid zou haar positie ten opzichte van het parlement, de burgerij en het buitenland te zeer verzwakt worden. Eventuele meningsverschillen tussen koning(in) en ministers dienen niet in de openbaarheid te komen. „De koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk" zegt artikel 55 van de grondwet. Evenzo zijn de ministers kollektief verantwoordelijk voor het regeringsbeleid en voor de in de ministerraad genomen besluiten, ook al hebben zij daar zelf destijds tegengestemd.

Voor de handhaving van deze koUektieve verantwoordelijkheid van de ministers is liet ..psychologisch" noodzakelijk, dat de besprekingen in de ministerraad in principe geheim blijven. Ook zou het bij openbaarheid van deze besprekingen veel moeilijker zijn om tegenstellingen, die tussen bepaalde ministers gerezen zijn, te overbruggen. Beide partijen zouden minder gauw geneigd zijn tot een compromis, omdat dit vanwege de openbaarheid van de diskussie zou leiden tot een belangrijk gezichtsverlies. Voert men de diskussie in besloten kring, dan is dit gezichtsveriies bepaald minder.

De kommissie spreekt zich daarom ook uit voor handhaving van de beslotenheid van de ministerraad, waarbij dan echter wel de agenda - die nu geheim is - gepubliceerd zou moeten worden. Ook zouden na afloop van - en eventueel ook tijdens - de kabinetsvergaderingen perscommuniqué's moeten worden uitgegeven, die vervolgens op een perskonferentie onder leiding van de ministerpresident zouden moeten worden toegelicht.

De tweede uitzondering zal zonder meer duidelijk zijn. De veiligheid van de staat - zowel in oorlogs- als in vredestijd — vereist geheimhouding van de getroffen voorzorgsmaatregelen. De goede betrekkingen met vreemde mogendheden - de derde uitzondering ~ zouden kunnen worden geschaad doordat bijv. NAVO-geheimen door ons land gepubliceerd worden of doordat vertrouwelijke onderhandelingen, die Nederiand met een andere staat voert, door ons eenzijdig worden openbaar gemaakt.

Bij de vierde uitzondering gaat het om de ekonomische of financiële belangen van de staat. Deze zouden door de openbaarheid kunnen worden geschaad wanneer bijv. bij onderhandelingen tussen de Nederlandse regering en grote ondernemingen of andere landen, algemeen bekend zou moeten zijn tot hoe ver de regering bereid is met haar aanbiedingen te gaan. Geen enkele verstandige zakenman zal dat openbaar maken en daarom moet ook de regering daartoe niet gedwongen worden. Evenmin moet de politie genoodzaakt zijn om bij een bepaald delikt te moeten meedelen wiens gangen men nagaat en welke aanwijzingen en gegevens men allemaal heeft. Vandaar het vijfde uitzonderingsgeval.

Bewust is het hier echter in het voorgestelde artikel zo geformuleerd, dat alleen wanneer het schaden of belemmeren in „ernstige mate" zou kunnen plaatsvinden, van de openbaarheidsregel kan worden afgeweken. Een niet ernstige mate van schade of belemmering wil men dus terwilie van de grotere openbaarheid aan­ vaarden. Dit lijkt mij wat te duur betaald. Is een grotere kennis van het optreden van de recherche ons een belangrijke — maar nog niet ernstige - belemmering van het opsporen van strafbare feiten (waaronder dus ook misdaden) waard? In plaats van , , in ernstige mate" zou ik daarom liever willen spreken van , , in belangrijke mate". Uiteraard zijn dit slechts nuance-verschillen en komt het in de praktijk op de interpretatie van deze termen aan. Met de gesuggereerde wijziging zitten we m.i. echter meer in de goede richting.

Bij de laatste uitzonderingsgrond gaat het uitsluitend om partikuliere belangen. Dat iemand er een zeker voordeel bij heeft, dat hij zich tijdig op de hoogte stelt van de plannen van de regering, is aanvaardbaar, evenals een zeker nadeel, doordat een kwestie, die liij met de overheid heeft, nu automatisch in de openbaarheid komt. Is er echter sprake van een persoonlijk voordeel of nadeel, dat niet meer evenredig is aan het nut, dat door de openbaarheid van de zaak wordt gesticht, dan kan van de openbaarheidsregel worden afgeweken. Te denken valt bijvoorbeeld aan eindexamenopgaven, die geheim moeten blijven, daar openbaarmaking een onevenredig voordeel voor de betrokkenen zou opleveren. Omgekeerd zullen bijvoorbeeld ook medische gegevens over de ambtenaren geheim moeten blijven, omdat openbaarmaking voor de betrokkenen een onevenredig nadeel (aantasting van hun persoonlijke levenssfeer) zou opleveren.

Met deze zes kategorieën, die in andere artikelen van de voorgestelde wet nog nader aangevuld worden - waarover straks - hebben we naar mijn idee inderdaad de benodigde uitzonderingsgevallen op de algemene openbaarheidsregel gehad. In de praktijk zal moeten blijken of en waar nog verdere uitbreiding (inkrimping) van deze- uitzonderingsgevallen wenselijk is.

Tenslotte is in dit voorgestelde artikel nog opvallend, dat aan het begin gesteld wordt, dat in de uitzonderingsgevallen van de openbaarheidsregel , , kan worden afgeweken". Het kan door de regering.dus ook worden nagelaten. Beter zou hier dan ook zijn: „moet worden afgeweken", zodat de regering tevens verplicht is in deze zes gevallen geheimhouding te betrachten. Dat de kommissie dit niet voorstelt, wijst er op, dat zij nogal sterk vanuit de openbaarheidsgedachte gewerkt heeft. Weliswaar is in verschillende andere wetten en besluiten de geheimhoudingsphcht ten aanzien van een deel van deze uitzonderingsgevallen geregeld. Maar dit geldt niet voor alle gevallen en zou toch - in ieder geval voor de uitzonderingen b t/m f- wenselijk zijn.

1) Uitgave: Staatsdrukkerij 's-Gravenhage 1970, 242 pag., prijs f 12, 50, franko per post f 13, 50.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1970

De Banier | 8 Pagina's

Beoordeling van het rapport van de Kommissie-Biesheuvel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1970

De Banier | 8 Pagina's