Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vermanen op huisbezoek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vermanen op huisbezoek

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

KLEINE KRONIEK

(T/Tn Ambtelijk Contact, maandblad ten ^ dienste van ouderlingen en diakenen van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland, schrijft de heer D. Koole over „ Vermanen op huisbezoek".

Velen van onze lezers brengen of ontvangen in de wintermaanden huisbezoek. Het is dan goed dat we ons nog eens bezinnen op de inhoud van dit pastorale contact.

„Het woord vermanen staat in elk woordenboek voor aansporen, opwekken, waarschuwen, iemand zijn of haar slecht gedrag voorhouden en oproepen tot beterschap. Al deze aanduidingen zijn in dezelfde of iets andere bewoordingen - terug te vinden in de Schrift, daar waar het gaat over taak en verantwoordehjkheid van opzieners in de gemeente van Christus, terwijl ook in het formuher tot bevestiging van ouderhngen en diakenen in niet mis te verstane woorden aan het begrip vermaning invuUing wordt gegeven. We lezen: „Zij zullen ouderen en jongeren opwekken tot de dienst des Heren en erop toezien, dat een ieder naar het gebod des Heren zich zal openbaren als een levend hdmaat van Jezus Christus. Zij moeten de gemeente wijzen op haar roeping, in deze wereld van het Evangehe te getuigen en door handel en wandel anderen voor Christus te winnen. Hen die niet naar de regel der Schriften leven, behoren zij te vermanen, en over hen die geen boetvaardigheid betonen, de christeüjke tucht te oefenen".

Komt vandaag in de ambtelijke praktijk van de vermaning nog iets terecht?

Is iemands indruk of ervaring anders, dat hij tegenspreke, maar ik meen dat deze vraag grosso modo ontkennend moet worden beantwoord. Daarvoor is meer dan één reden aan te wijzen. In de eerste plaats is in de omschrijving van taak en verantwoordelijkheid van de ambtsdrager, met name voor de ouderUng, de lat heel hoog gelegd. Beoordeling of iemand zich openbaart als een levend hdmaat van Jezus Christus, het is nogal wat. Welke criteria zijn er voor die beoordehng? Wat heeft men van het dagehjks leven van degenen die aan de ambtehjke zorg zijn toevertrouwd, binnen de waarneming om te kunnen vaststellen dat men naar „de regel der Schriften" leeft? Veel ambtsdragers hebben het met die „regel der Schriften" vandaag maar al te moeihjk, omdat er binnen de gemeente van Christus geen eenduidigheid bestaat als het aankomt op de vraag welke geestehjke disciphnes de gemeente als „regel der Schriften" kunnen worden „opgelegd". De regel der Schriften is in de ambtehjke praktijk een toetsingsinstrument, maar in heel concrete situaties kan het maar wat moeilijk zijn om er op evenwichtige, verantwoorde en overtuigende wijze mee om te gaan. Nog los van de vraag hoe de ambtsdragers in eigen leven die regel praktiseert...

Wanneer leeft iemand niet naar „de regel der Schriften"?

Is daarbij alleen te denken aan situaties, waarin leden van Christus' gemeente op aanwijsbare manier in hun leefgedrag „uit het roer lopen" (fraude, diefstal, vreemdgaan, fysieke of psychische mishandehng binnen het gezin, incest, om maar enkele voorbeelden van duideUjke zonden te noemen)? Of omvat de „regel der Schriften" het totale leefpatroon van iemand die meent een levend lidmaat van Christus te zijn? Als dat zo is - en dat is zo - dan omvatten het toezicht op de kudde Gods en de phcht tot vermaning voor de ambtsdragers veel meer dan wat de ambteÜjke praktijk te zien geeft. Dan zijn we als ambtsdragers, zoals iemand tegenover mij eens opmerkte, in ons bezig zijn „aan het begin van het EvangeUe nog niet eens toe". Om ook hier enkele voorbeelden te noemen: Wat moet ik als ambtsdrager in mijn wijk met iemand, die misschien best een ordelijk kerkelijk leven leidt, maar uit wiens leefgedrag duideüjk spreekt dat alles is gericht op „het groter bouwen van zijn schuren", ter betere verankering van zijn aardse positie en aan wie het apostohsche vermaan van „matig en bezadigd in deze wereld leven" voorbij hjkt te gaan? Dien ik broeders en zusters, van wie ik weet dat zij zich drie verre vhegvakanties per jaar veroorloven, er op te wijzen dat deze bijdrage aan de miheuverontreiniging een christen vreemd zou moeten zijn? Moet/mag mijn gesprek een vermanend karakter hebben op een adres waar carrièrevorming duidehjk prevaleert boven het beschikbaar zijn voor de vervulling van het bijzondere ambt in Christus' kerk? Dien ik als ambtsdrager Jacobus 3 nog eens door te nemen met mensen, die elke zondag twee maal met uitgestreken gezicht onder de preek zitten, maar die een niet in te tomen neiging hebben om, soms in een mengehng van waarheid en fictie, het leven van broeders en zusters bij anderen tot onderwerp van gesprek te maken?

En komt op huisbezoek de waarschuwing tegen onbeperkte en onkritische waarneming van de culturele verworvenheden van onze tijd nog wel aan de orde? Kiezen ambtsdragers zelf daarin voor een gedrag waarin de „regel der Schriften" herkenbaar is, zodat zij daarover met anderen in overtuigende zin en bijsturend kunnen spreken?

Een afgezonderd volk in een zondige cultuur

Over de vraag of wij als christenen in deze wereld een afgezonderd volk zijn en dat in ons gedrag ook behoren te zijn, kan in het hcht van de bijbel geen misverstand bestaan. Tot het volk Israël, dat God uit het diensthuis van Egypte had verlost, klonk het eenmaal: „Ik heb u van de volken afgezonderd, opdat gij van Mij zoudt zijn". Hoewel levend onder andere omstandigheden, hebben deze woorden ook geldigheid in de nieuwtestamentische gemeente van Christus. De apostel Petrus heeft dat op treffende wijze aangeduid in het tweede hoofdstuk van zijn eerste brief, vers 9' , fii) zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar Ucht".

De bedoehng en de verstrekkendheid van deze apostohsche woorden worden door ons vandaag waarschijnhjk maar al te weinig beseft. Er wil in uitgedrukt zijn dat het volk, dat God zich in Christus verkoos, zich in deze wereld als kinderen van het Koninkrijk zal gedragen. De codes van het Koninkrijk der hemelen moeten allen, die God en Christus waarüjk üefhebben, heiÜg zijn door ze in alle sferen van het leven in acht te nemen. Zij behoren tot uitdrukking te komen in de wijze waarop wij in ons levensonderhoud voorzien, in ons streven naar maatschappehjke welvaart, in de verzorging van ons hchaam en ons uiterhjk, in de wijze waarop wij ons kleden, in onze wijze van denken en oordelen, in de besteding van ons geld, in onze omgang met anderen, in het evenwichtig zoeken naar een verantwoorde tijdsbesteding, met name als het aankomt op een evenwichtige verdehng van onze tijd tussen inspanning en ontspanning, in het genieten van muziek, kunst en schoonheid, sport en spel en vooral ook in de inrichting van ons gezinsleven."

Er is dus een uitgebreid terrein van levensvragen dat tijdens het huisbezoek aan de orde kan komen. Terecht verwijst Koole naar de ivoorden van 2 Cor 6:17 om aan te sporen tot waakzaamheid, behoedzaamheid, gereserveerdheid en afzijdigheid ten opzichte van dingen die de relatie van geloof en liefde met de Heere God geweld kunnen aandoen. Verder wijst Koole op de jachtigheid en vluchtigheid van het hedendaagse leven.

„Daarom moet het tot de pastorale verantwoordehjkheid van de ouderhng worden gerekend op huisbezoek, samen met degenen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd, de vraag onder ogen te zien of het leven van elke dag in onze cultuur nog wel momenten kent waarop men met de dingen van het geloof tot zichzelf komt; momenten waarop men in gezinsverband of persoonüjk in teruggetrokkenheid meditatief met Gods Woord bezig is, om zo Gods inspraak in te wachten. Christelijke gezinnen en christenen persoonhjk, die geen vaste tijden voor de ontmoeting met God kennen, zullen geestehjk verarmen. Waar men geen aan het Woord van God verbonden spirituele eiTaringen kent, zal het getuigenis vanuit de eigen geloofsbeleving verzwakken en in het ergste geval gaan ontbreken."

Veenendaal

J. Hoek

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Vermanen op huisbezoek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's