Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Luther over de blijdschap (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Luther over de blijdschap (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEESTELIJK LEVEN

In het voorgaande artikel wezen we erop dat de hervormer Luther zich verschillende keren heeft uitgelaten over de blijdschap die hoort bij het leven van het geloof. Er is ook blijdschap die in het geheel niet van doen heeft met het geloof. We zagen de vorige keer ook dat Luther in z'n voorrede op het Psalmboek de bijbelse blijdschap als een belangrijk thema in de psalmen aanwijst. Dat laat zich verstaan. In diverse psalmen wordt immers van haar gewag gemaakt. Laten we ons oor maar eens wat nader te luisteren leggen bij wat Luther naar aanleiding van enige psalmen over haar zegt. We beginnen met wat hij opmerkt naar aanleiding van Ps. 2:11. Daar gaat het over de relatie tussen blijdschap en vreze.

Blijdschap en vreze

In Psalm 2:11 is sprake van een dubbele aansporing: Dient de HEERE met vreze, en verheugt u met beving". In zijn uitleg van Psalm 2 uit 1546 noemt Luther het moeilijk om dit deel van de psalm goed te verstaan. Toen hij jong was, haatte hij zelfs dit vers. Hij hoorde het namelijk niet graag dat je God vrezen moet. Dat kwam echter, zo zegt hij, omdat hij nog niet wist dat men de vrees met blijdschap en hoop moet mengen, dus nog niet het onderscheid kende tussen onze werken en de werken van Christus. Onze werken zijn slecht, zoals onze gehele natuur slecht is. Daarom, zegt Luther, mogen we niet zelfverzekerd zijn, maar moeten Gods gericht vrezen. De werken van Christus echter zijn heilig en volkomen. Dat is de grond waarom we ook de hoop op barmhartigheid mogen vasthouden. Want Hij is niet voor Zichzelf geboren, onder de wet gekomen en aan het kruis gehecht, maar wilde dat het alles geschenken voor ons zouden zijn. Luther vervolgt daarop: „Daarom moeten we zó vrezen, dat toch de blijdschap niet geheel uitgesloten is. Het moet ook echte blijdschap zijn. Die sluit zich niet zo binnen in het hart op, dat je er naar buiten toe niets van merkt. Een getroost hart, dat vast overtuigd is dat God om Christus' wil met ons verzoend is, brengt een opgewekt gezicht en vrolijke ogen voort en maakt de tong los om God te loven. Gij zult, zegt de Heilige Geest, deze Koning zo dienen, dat er binnen en buiten blijdschap is, echter verbonden met eerbied". Ook dat laatste. Want, merkt Luther op, als het aan het laatste ontbreekt, wordt men zelfverzekerd en stort men zich in vleselijke blijdschap. Is echter die valse zelfverzekerdheid weg, dan stoot God Zich niet aan onze blijdschap. Integendeel.

Hij stoot Zich dan juist aan de droefheid en gebiedt de blijdschap. Daarom, aldus Luther, is het in de wet verboden dat bedroefden de offers brengen, en zegt Maléachi (2:13) dat het offer door droefheid wordt bevlekt. Luther geeft aan het slot van z'n uitleg van vers 11 de volgende aansporing: Laten we dan vrolijk zijn. Maar zó, dat we nooit zelfverzekerd worden. Daarom moet bij de blijdschap de vreze gemengd zijn en bij de vreze de hoop... Zo beschrijft deze psalm de dienst aan God. Dat pas is de ware godsdienst: od vrezen en God vertrouwen. Waar deze beide goed op elkaar zijn afgestemd, daar is het hele leven rechtvaardig en heilig."

Blijdschap in God

Toen Luther in 1513/15 z'n eerste colleges gaf over de psalmen, vroeg ook Ps. 4:8 z'n aandacht. Daar belijdt David: Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven meer dan ter tijd als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn." Luther legt dit vers als volgt uit: Mij schijnt dit vers tussen de gelovigen en ongelovigen het onderscheid te maken dat de God van de ongelovigen de buik, de God van de gelovigen de ware God is. Het geloof in God of het licht van Zijn aangezicht maakt het hart namelijk vrolijk en vervult het binnenste van de mens met bestendige en ware blijdschap... Deze veelomvattende vergelijking is een opzettelijke verkleining. De rechtvaardigen hebben hartelijke blijdschap in God. Wat hebben echter de ongelovigen? Ze hebben overvloed aan tijdelijk goed, iets anders echter niet, een onzalig bezit, een geringe erfenis, gelijk de ongelovigen verdienen." Men moet dus de blijdschap van de gelovigen niet verwarren met de blijdschap van de ongelovigen. De eerste is blijdschap in God en duurt eeuwig. De tweede echter verheugt zich in tijdelijk, en dus vergankelijk goed. Met het aardse goed gaat ook zij voorbij. Blijdschap en blijdschap is dus twee. Gelukkig is degene die de blijdschap in God kent.

Hij verblijdt zich ook dan in God als het aan tijdelijk goed ontbreekt. Denk maar eens aan wat de profeet Habakuk uitriep: Alhoewel de vijgenboom niet bloeien zal, en geen vrucht aan de wijnstok zal zijn, dat het werk van de olijfboom liegen zal, en de velden geen spijze voortbrengen, dat men de kudden uit de kooi afscheuren zal, en dat er geen rund in de stallingen wezen zal, zo zal ik nochtans in de HEERE van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in de God mijns h'eils" (3:17, 18).

Blijdschap en hoop

Bij Luthers uitleg van Psalm 2 viel ook het woord hoop al even. In z'n uitleg van Psalm 5:12 uit 1519/20 gaat Luther breder in op de verhouding tussen blijdschap en hoop. David zegt in dit vers: Maar laat verblijd zijn allen, die op U betrouwen, tot in eeuwigheid; laat hen juichen, omdat Gij hen overdekt; en laat hen van vreugde opspringen, die Uw Naam liefhebben." Wie op God betrouwt heeft z'n hoop op Hem gevestigd. Luther geeft bij dit vers het volgende commentaar: Wil je weten waar de ware, hartelijke blijdschap is? Antwoord: erblijden moeten zich die op U hopen. De spreuk staat vast en deze definitie is zeker: iet in werken noch in wat dan ook, maar in de hoop verblijdt zich het hart van de mens. Wie buiten deze hoop blijdschap zoekt, zal veel zweten en toch zich tevergeefs afmatten. Evenals die zieke vrouw uit het evangelie (Matth. 5:25vv) al haar goed aan de dokters verspilde en het toch erger met haar werd, zo vergaat het ook de verwarde gewetens, die hierheen en daarheen lopen, deze en gene om raad vragen, nu eens dit en dan weer dat doen en alles proberen om hun hart tot rust te brengen. Naar de hoop echter, die alleen tevreden maakt en die zij voor zichzelf kunnen verkrijgen, vragen ze niet... Het kan niet anders: ie niet op de Heere hoopt, die moet bedroefd zijn zo dikwijls hem een aanvechting overkomt. Als hij echter bedroefd is, zo kan hij alleen maar morren; want zonder vreugde in het hart is er geen lof aan God. En zo'n treurige en ongeduldige mopperaar moet noodzakelijkerwijs ook God mishagen en meer en meer van Hem verlaten worden. Want God woont immers niet in Babyion, maar in Salem (Ps. 76:3), dat wil zeggen: n de vrede is Zijn hut... Het kan niet anders: ie op de Heere hoopt, moet zich verblijden." Luther maakt vervolgens een fraaie toespeling op de bekende geschiedenis van Saul en David: de Saul in ons kan geen beter middel tegen de boze geest van de Heere vinden dan wanneer de David in ons zijn psalmenspel ter hand neemt, dus als uw ziel treurig is, grijp dan naar een mooi lied of wek de herinnering op aan uw God, zo zult u spoedig verlichting ondervinden..."

De hoop op God is dus een ware bron van vreugde voor de gelovigen en gaat aan de blijdschap vooraf.

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 2007

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Luther over de blijdschap (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 2007

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's