Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Carolus Tuinman

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Carolus Tuinman

Predikant-dichter van de Nadere Reformatie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie kent niet de namen van Nicolaas Beets en J.J.L. ten Kate? Deze dominee-dichters uit de negentiende eeuw genieten nog steeds bekendheid. Ook de zeventiende en achttiende eeuw kennen dichters van naam, zoals Jodocus van Lodenstein en Jacobus Revius. Minder bekend is Carolus Tuinman: dominee, dichter en taalkundige uit de tijd van de Nadere Reformatie. Toch is zijn werk de moeite van het lezen zeker waard. Het gedachtengoed van de Nadere Reformatie komt in zijn liederen en gedichten stralend tot uitdrukking.

Carolus Tuinman werd op 19 november 1659 in de St. Jan van Maastricht gedoopt. Zijn geboortedatum viel waarschijnlijk een week eerder. Reeds in zijn jonge jaren vreesde hij de Heere. Het was zijn wens en begeerte om ook anderen de weg der zaligheid te prediken. In Utrecht heeft hij gestudeerd bij onder anderen Melchior Leydekker en Hermannus Witsius. Zo kwam hij in aanraking met de denkbeelden van Voetius, waarin hij zich helemaal kon vinden.
Vol liefde waarschuwde Tuinman mensen die hij zag gaan op de brede weg naar het eeuwige verderf. Hij kon echter ook fel uit de hoek komen, vooral tegen dwaalleraars die het volk probeerden te verleiden. In zijn polemische brieven, preken en gedichten is te lezen over zijn strijd voor de waarheid en zijn passie om mensen te wijzen op het borgwerk van de Heere Jezus als het enige fundament van de zaligheid.
De toon in zijn polemische werken en brieven is soms ironisch, soms spottend of bijtend scherp. Ter illustratie een gedichtje op Marinus Booms:

Schoenmaker, zo gy waart gebleven by uw leest
En niet hardnekkig van de waarheid afgeweken,
Daar zou een beter man in veeler schoenen steeken:
Wyl gy aan menig tot verleider zyt geweest.

Predikant
De ambtelijke loopbaan van Carolus Tuinman begon op 14 oktober 1685. Hij werd als predikant bevestigd in de gemeente van St. Kruis, een plaatsje in Zeeuws Vlaanderen. Op 27 april 1687 kwam een beroep van St. Maartensdijk. Na enig geharrewar over de onkosten die het beroep met zich meebracht, deed Tuinman op 20 juli zijn intrede. Regelmatig kwamen er tuchtzaken voor. Ook waren er problemen met betrekking tot de zondagsheiliging. In de notulen staat dat de dag des Heeren groffelyck ontheiligd werd door het kaartspelen, zelfs onder de kerkdienst! De inwoners van St. Maartensdijk waren bovendien geneigd tot vechtpartijen. Meer dan eens moest Tuinman notuleren: „Een hevige querelle tot handdadigheid uitgeborsten of: „Na ergerlyke kyvagien een slag gegeven en in t hayr gevlogen.
Enkele dagen voor de jaarwisseling van 1690 werd Tuinman beroepen te Goes. Hij schreef met betrekking tot dit beroep dat hij graag in St. Maartensdijk wilde blijven, maar dat hij gevoelde dat de Heere hem naar Goes riep. Daar waren in die tijd twee grote kerken die bestuurd werden door vier predikanten, acht ouderlingen en acht diakenen. Politieke beroering zorgde ervoor dat het avondmaal twee keer uitgesteld moest worden. Ook waren er problemen met ongehuwde moeders die hun kinderen wilden laten dopen. Zo kreeg zuster Apollonia een tweeling van wie ze onecht in de kraam bevallen was. Besloten werd dat voornoemde zondaresse over haare ergerlijke misdaad ernstig zal worden aangesproken en bestraft en tot bekering vermaant; en dat indien zij boetvaardigheid en beterschap belooft, de kinderen gedoopt zullen worden.
Op 5 november 1728 overleed Carolus Tuinman. Jacobus Leydekker hield een leer- en lijkrede vanwege het overlijden van zijn geliefde vriend en ambtsbroeder. De prediking was uit Johannes 11 vers 11: „Lazarus, onze vriend slaapt; maar Ik ga heen om hem uit de slaap op te wekken. In de toepassing noemde Leydekker Carolus Tuinman een vriend van Jezus Christus en van Hem gezonden. „Hij zal niet meer tot u spreken. Maar wat zeg ik? Hij spreekt ook nu noch, nadat hy gestorven is, tot u in zyne Schriften, zyne Liederen, zyne Gezangen; bedient er u dan van, tot uw nut en gebruikt ze tot voordeel van uwe ziele.

Dichter
Carolus Tuinman was een zeer veelzijdige en boeiende persoonlijkheid. Als dominee hebben we zijn levensloop gevolgd, maar in diezelfde tijd was hij ook dichter en taalkundige. Net als op de kansel richtte hij zich tot een breed publiek. Zo verzamelde hij duizenden spreekwoorden en voorzag hij ieder spreekwoord van commentaar. Het werk werd in twee delen uitgegeven onder de titel De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden opgeheldert tot grondig verstand der vaderlandsche moedertaal.

Het is de meest uitgebreide verzameling in onze taal en als naslagwerk zeer geschikt.
Naast dit omvangrijke werk zag ook de Fakkel der Nederduitsche taale het licht, met het doel om de weetgierige Vaderlanderen hunne moedertaal te leeren verstaan, door opheldering van den oorsprong en de waare betekening van zeer veele Woorden en Spreekwijzen.
Naast zijn taalkundige werken publiceerde Tuinman vele gedichten. Bekende bundels zijn: Liederen Zions, Beginzel van Hemelwerk en Zedenzangen.

Bij het schrijven van zijn pennenvruchten had hij steeds de verheerlijking van Gods Naam en de stichting, lering en vermaning van christenen voor ogen. Het was zijn verzuchting of de Heere dit eenvoudige werk wilde zegenen tot uitbreiding van Zijn koninkrijk en tot verstoring van het rijk van de vorst der duisternis. Er was zoveel onenigheid binnen de kerk en de dwaalgeesten loochenden zelfs de Godheid van Christus! Toch kreeg hij moed als hij zag op Gods trouw.

Geen uitzondering
Als dichtende dominee was Tuinman geen uitzondering. De stichtelijke poëzie van predikanten kent een lange geschiedenis. De bekende Ambrosius, die in de vierde eeuw na Christus bisschop van Milaan was, wordt wel de vader van het kerklied genoemd. Hij dichtte liederen om het volk te bezielen.In de Middeleeuwen zingt het volk niet of nauwelijks meer, maar Luther is degene die het volkslied weer in ere herstelt. Ja, hij begint ook zelf te dichten. Ten tijde van de Nadere Reformatie is er in Nederland een opbloei te bemerken van geestelijke poëzie. De primaire doelstelling is het verwoorden van de boodschap. Men las elkaars poëzie en gaf blijk van waardering door lofdichten op elkaars werk te maken.
Zo staat Tuinman met zijn dichtwerken in een lange traditie. Hij schreef liederen over het geestelijke leven, over de werkingen van de Heilige Geest in de harten van Gods kinderen, over heilsfeiten, liederen over het levenseinde en opwekkingen tot bekering. Dikwijls wekte hij op om de Heere te loven met mond en hart. Ook de persoonlijke en maatschappelijke levensheiliging neemt een belangrijke plaats in, met name in Zedenzangen.

Daarin trekt hij lering uit allerlei spreekwoorden en fabels om vervolgens richtlijnen te geven voor het dagelijkse leven.

Huisvrouw
De inhoud gaat bij Tuinman in alles boven de vorm, maar dat hij de vorm niet onbelangrijk vindt, schrijft hij meerdere keren. Hij zegt groot onderscheid te maken tussen een rijmer en een poëet en hoopt dat zijn werk een zweem heeft naar poëzie. In Liederen Zions zegt hij nauwkeurig acht te hebben geslagen op de eigenschappen en de eisch onzer cierlyke moedertaal.
Toch valt het op dat zijn gedichten wat literair niveau betreft zo enorm kunnen verschillen. Als hij er acht op slaat kan hij knappe gedichten maken, maar soms is het helemaal niet zijn bedoeling poëzie te schrijven. In het voorwoord van Rymlust  geeft hij toe: „De dichtluim is daar niet bepaalt tot eenig byzonder bestipt en voorbedacht onderwerp; maar die zweeft vry en onbedwongen in eene onbegrensde ruimte, zo als het eene woord tot het andere aanleidinghe gaf.
Eerlijk schrijft hij: „Dit rymwerkje heeft geen hoofdklouwen of nagelknabbelen gekost. Hij berijmt 78 woorden, waaronder het woord huisvrouw. Zij weet waar ze aan toe is:
k Zou zeggen: Houd u in uw huis, vrouw
Draag ook u zelven rein en kuis, vrouw.
Zyt ook geen speelster, noch geen tuisvrouw,
En maakt door kyven geen gedruis, vrouw.
Pas op uw huisgezin en kluis, vrouw.
Hoed u van snapsters en gespuis, vrouw.
Beveel het spek niet aan de muis, vrouw.
En geef het meel niet voor het gruis, vrouw.
t Niet sparen laat geen munt noch kruis, vrouw.
Kom nimmer daar het niet is pluis, vrouw.
En maak dat niemand u verguiz, vrouw.
Men krijgt u anders in de buis, vrouw.
Wees lydzaam, maakt u God een kruis, vrouw.
Dit is te pryzen in een huisvrouw.

Vruchten
Met klem wijst Tuinman erop dat leer en leven in overeenstemming dienen te zijn. Zo luidt een van zijn puntdichten:

Zyt gy in s Levens Boom geënt,
Uw vruchten maken dat bekent

Gods lof moet hier op aarde door Gods kinderen verbreid worden. De titel Beginzel van Hemelwerk  is in dit verband veelzeggend. Tuinman eindigt de voorrede van dit werkje met de wens en bede: ...dat gy moogt zingen in den Geest, en met den verstande, ter navolginge van de gelukzalige Hemelchooren, tot dat gy met alle, die den Heere Jezus Christus liefhebben in onverderfelykheid, het nieuwe Glorielied eens onvermoeit en eindeloos moogt zingen voor den Throon, wanneer het Hemelwerk niet meer, gelyk nu hier, in zyn beginzel, maar volmaakt zal wezen. Het gedicht Gods lof  eindigt met de woorden:

Och dat steeds myn hart en tonge
Van een lofzang zwanger zy,
En dien zo voor and'ren zonge,
Dat zy 't deden nevens my!
't Is 't bedryf der Hemelingen
Voor Gods throon: ik doe dat meê.
Wilt gy 't nieuwe lied daar zingen,
Dat beginne hier alreê.

Steeds benadrukt Tuinman dat de mens voor een eeuwigheid geschapen is. Het is niet om het even hoe we op aarde onze tijd doorbrengen. Enerzijds bejubelt hij de rijkdom van Gods kinderen. Hij noemt hen hier al hemelingen. Zij erven na hun sterven koninkrijken en mogen dan altijd bij de Heere zijn. Anderzijds is er de armoede van de aardsgezinden. Ernstig is de oproep om bereid te zijn voor de laatste dag van ons leven. Zijn ernstige woorden klinken eeuwen later nog. Ze roepen op tot zelfonderzoek:

Uur, de laatste van dit leven,
Uur, 't begin der eeuwigheid,
Die verlangen doet, en beven,
Die bejuicht word, of beschreit:
Uur, die afwischt alle traanen,
Of waar na men nooit meer lacht,
't Zy in eeuwig dag, of nacht:
Uur, de proef van 't ijdel waanen:
Uur, waar in oprechtheid blijkt:
Uur, waar in God vonnis strijkt.
Laat ik nimmermeer vergeten
Zulk een uur van dat gewigt,
Ook in drinken en in eten.
O dat ik mijn' uuren richt,
Zo dat zy my niet verschrikke,
Maar dat ik'er na verlang,
En 't genadeloon ontfang:
Dat ik tot die uur my schikke.
O dan viel het my niet zuur,
Al quam heden noch die uur.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 juli 2000

Terdege | 84 Pagina's

Carolus Tuinman

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 juli 2000

Terdege | 84 Pagina's